Vonnis :12 maart 2003
Zaaknummer : 69855 / HA ZA 01-1018
De rechtbank te Maastricht, enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid STAAL- EN ALUMINIUMBOUW [E.] B.V.,
gevestigd te Vaals,
eiseres in conventie, gedaagde in reconventie,
procureur mr. D.J.H. Boonen;
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [S.] SERVICEDIENST B.V.,
gevestigd te Heerlen,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
procureur mr. W.J. Dols.
1. Het verloop van de procedure
Eiseres in conventie, gedaagde in reconventie, hierna te noemen "[E.]", heeft bij naar de dagvaarding verwijzende conclusie van eis gesteld en geconcludeerd voor eis overeenkomstig de inhoud van die dagvaarding. Bij conclusie van eis zijn tien producties overgelegd. Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie hierna te noemen "[S.]", heeft daarna onder het overleggen van twaalf producties geantwoord in conventie en geconcludeerd voor eis in reconventie.
[Partij E. ] heeft daarop geantwoord in reconventie, zulks onder overlegging van acht producties, waarbij de eis is verminderd.
Op de voet van artikel 131 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is een comparitie na antwoord gelast. Van het verhandelde ter comparitie is een proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt.
Vervolgens heeft [Partij E. ] gerepliceerd in conventie, waarbij nog twee producties zijn overgelegd. [Partij S. ] heeft geconcludeerd voor dupliek in conventie en repliek in reconventie, waarbij zij tien producties in de procedure heeft gebracht.
Daarop heeft [Partij E. ] nog een conclusie van dupliek in reconventie genomen.
Ten slotte hebben partijen vonnis gevraagd op het rechtbankdossier. De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
2.1.1 Op 22 september 1999 is een aannemingsovereenkomst gesloten tussen [Partij E. ] en [Partij S. ] inzake het leveren en monteren door [Partij E. ] van de staalconstructie van een bedrijfspand tbv [Partij S. ], voor de aanneemsom van €Euro 139.449,54 (f 306.789,-) excl. BTW.
2.1.2 In de overeenkomst is bepaald dat de laatste termijn van 10% van de aanneemsom betaald zal worden na oplevering. Deze laatste termijn ad f 36.507,89 is door [Partij E. ] op 4 januari 2001 gefactureerd (fact. nr. 01.001) en niet door [Partij S. ] voldaan.
2.1.3 Tevens heeft [Partij E. ] op 31 mei 2000 een factuur met nummer 00105 verzonden inzake het aanbrengen van tien poortstrips en op 28 november 2000 een factuur met nummer 00195 inzake meerkosten van gelaagd glas, welke facturen niet zijn voldaan. [Partij S. ] is hiervoor in gebreke gesteld respectievelijk met ingang van 1-7-2000 en 29 -12-2000. Met betrekking tot het gelaagde glas zijn partijen overeengekomen de meerprijs voor het glas in gelaagde uitvoering ad f 13.000,- te delen. [Partij S. ] heeft onder het door haar voor accoord getekende voorstel van [Partij E. ] geschreven: "onder voorbehoud accoord". "sinds werkbespreking met dhr. Feyen door u niets meer uitgevoerd ondanks uw toezeggingen".
2.1.4 Op 11 januari 2001 heeft [Partij E. ] schriftelijk aan [Partij S. ] gemeld dat zij haar eventueel nog uit de oplevering voortvloeiende verplichtingen opschort tot betaling van de onder 2.1.3 vermelde facturen.
2.1.5 Op 12 januari 2001 heeft [Partij S. ] schriftelijk aan [Partij E. ] gemeld dat er nog geen oplevering heeft plaatsgevonden, dat zij zal over gaan tot opmaken van een lijst bevattende een opsomming van de gebreken teneinde deze door een derde te laten repareren en de vermelde facturen niet zal voldoen.
2.1.4 De planning was dat het pand eind 1999 "gereed zou zijn voor montage van de puien". Wegens vertraging in de bouw is (een deel van) het bedrijfspand eind 2000 door [Partij S. ] in gebruik genomen.
2.1.5 Op de overeenkomst zijn van toepassing de Algemene Voorwaarden uitgegeven door de Metaalunie van 1-1-1993, verder te noemen de Metaalunievoorwaarden, welke door beide partijen worden gehanteerd. Hierin staan onder meer de volgende voorwaarden geformuleerd:
Artikel 12 lid 1 sub c: Het werk wordt als opgeleverd beschouwd bij ingebruikneming van het werk door opdrachtgever, met dien verstande dat door de ingebruikneming van een gedeelte van het werk dat gedeelte als opgeleverd wordt beschouwd.
Artikel 12 lid 2: Kleine gebreken welke kunnen worden hersteld binnen 30 dagen na oplevering zullen de oplevering niet in de weg staan.
Artikel 12 lid 3: Bij onthouding van goedkeuring aan het werk welke de oplevering in de weg staat, is opdrachtgever verplicht hiervan schriftelijk mededeling te doen aan opdrachtnemer onder opgave van redenen.
Artikel 13 lid 1: Opdrachtnemer is slechts aansprakelijk voor schade geleden door opdrachtgever, die het rechtstreeks en uitsluitend gevolg is van een aan opdrachtnemer toe re rekenen tekortkoming met dien verstande dat voor vergoeding alleen in aanmerking komt die schade waartegen opdrachtnemer verzekerd is, dan wel redelijkerwijs, gezien de in de branche geldende gebruiken, verzekerd had behoren te zijn. Daarbij moeten de volgende beperkingen in acht worden genomen:
a. niet voor vergoeding in aanmerking komt bedrijfsschade (bedrijfsstoring, liggelden en andere onkosten, derving van inkomsten en dergelijke) door welke oorzaak ook ontstaan. Opdrachtgever dient zich desgewenst tegen deze schade te verzekeren.
b. Opdrachtnemer is niet aansprakelijk voor schade (welke ook) die door of tijdens de uitvoering van het werk of de montage van geleverde zaken of installaties wordt toegebracht aan zaken waaraan wordt gewerkt of aan zaken welke zich bevinden in de nabijheid van de plaats waar gewerkt wordt, tenzij en voor zover opdrachtnemer daarvoor verzekerd is.
c. Voor schade veroorzaakt door opzet of grove schuld van hulppersonen is opdrachtnemer niet aansprakelijk.
d. De door opdrachtnemer te vergoeden schade zal gematigd worden indien de door opdrachtgever te betalen prijs gering is in verhouding tot de omvang van de door opdrachtgever geleden schade.
2.1.6 Bij de bouw waren verschillende disciplines betrokken, waarover [Partij S. ] de bouwdirectie heeft gevoerd.
2.1.7 Het (mede door) [Partij E. ] gebouwde bedrijfspand van [Partij S. ] is door natrekking eigendom van [Partij S. ] Holding B.V..
2.2 De stellingen van [Partij E. ]
2.2.1 [Partij E. ] stelt dat het bedrijfspand is opgeleverd en daarmee aan de voorwaarde tot betaling van de laatste termijn is voldaan.
Zij beroept zich hierbij allereerst op artikel 12.1 sub c. van de Metaalunie voorwaarden en het feit dat het pand vanaf eind 2000 door [Partij S. ] in gebruik is genomen en [Partij S. ] daarbij geen voorbehoud heeft gemaakt.
De reparatie van eventueel bij oplevering bestaande, door [Partij S. ] gesignaleerde en/of nog door [Partij S. ] te signaleren gebreken is door [Partij E. ] schriftelijk d.d. 11 januari 2001 opgeschort tot de betaling van de opeisbare facturen 00105 en 00195, waardoor zij niet in verzuim is en [Partij S. ] niet bevoegd is om haar betalingen op te schorten.
[Partij E. ] betwist de stelling van [Partij S. ], dat er sprake is van 31 gebreken die aan oplevering in de weg staan. Zij is van mening dat als er al gebreken waren ten tijde van de oplevering, deze dermate klein van omvang waren dat artikel 12.2 van de Metaalunievoorwaarden van toepassing was.
2.2.2 [Partij E. ] stelt dat voor zover er al gebreken zijn, [Partij S. ] niet tijdig heeft gereclameerd, nu [Partij E. ] [Partij S. ] reeds bij brief van 11 januari 2001 heeft uitgenodigd "opleveringspunten" aan haar door te geven terwijl [Partij S. ] eerst op 6 maart 2001 een lijst met gebreken heeft overgelegd. Op dat moment was het voor [Partij E. ] niet meer mogelijk om vast te stellen of deze gebreken ten tijde van de oplevering bestonden c.q. door wie deze gebreken waren veroorzaakt.
2.2.3 [Partij E. ] stelt dat mondeling opdracht is verstrekt door dhr. [Partij S. ] Sr. tot het aanbrengen van 10 poortstrips. Omdat deze speciale voorzieningen op de tekening behorende bij de overeenkomst niet zijn aangegeven, maar door een door [Partij S. ] goedgekeurde wijziging van de plannen noodzakelijk is geworden, betreft dit additionele werkzaamheden.
2.2.4 Tussen [Partij E. ] en [Partij S. ] is discussie ontstaan over de vraag of het aanbrengen van gelaagd glas in de gevelpuien al dan niet onder de opdracht viel. Hierover is tussen partijen de afspraak gemaakt dat beiden de helft van de kosten ad f 13.000,- zullen dragen. [Partij S. ] heeft weliswaar een voorbehoud bij dit akkoord gemaakt maar heeft dit niet gespecificeerd, zodat de voorwaarde niet is ingetreden. Naar de mening van [Partij E. ] is [Partij S. ] ingevolge het akkoord f 6.500,- aan haar verschuldigd.
2.3 De vordering in conventie
Op grond van bovenstaande vordert [Partij E. ]:
- betaling van de laatste termijn van een aannemingsovereenkomst ad f 36.507,89 nu het gebouw is
opgeleverd;
- betaling factuur inzake additioneel werk (poortstrips) ad f 11.327,- (incl. BTW);
- betaling factuur inzake meerwerk (gelaagd glas in plaats van normaal glas) ad f 7.637,50;
- betaling van de contractuele rente van 10% over deze bedragen vanaf respectievelijk 5 februari 2001, 1 juli
2000 en 29 december 2000;
- buitengerechtelijke kosten, in conclusie van antwoord in reconventie verlaagd tot Euro 1.966,51, te
vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding (3 oktober 2001).
2.4 De stellingen van eiser en de vordering in reconventie
2.4.1 [Partij S. ] stelt dat [Partij E. ] wanprestatie heeft gepleegd aangezien het pand 31 door haar genoemde gebreken vertoont en vanwege de te late oplevering.
2.4.2 [Partij S. ] vordert in reconventie [Partij E. ] te veroordelen tot:
- herstel van de gebreken subsidiair tot betaling van een bedrag ad €Euro 33.587,52 te vermeerderen met
BTW en de wettelijke rente vanaf de dag van de indiening van de reconventionele vordering (24 januari
2001) tot de dag der algehele voldoening;
- betaling van een bedrag ad €Euro 95.295,- ter zake de waardevermindering van het gebouw vanaf 24
januari 2001 tot de dag der algehele voldoening;
- betaling van een bedrag ad €Euro 20.454,54 te vermeerderen met BTW ter zake stagnatieschade te
vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de indiening van de reconventionele vordering (24
januari 2001) tot aan de dag der algehele voldoening;
- betaling van een bedrag ad €Euro 2.643,32 ter zake de kosten van de vaststelling van de schade
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2001 tot de dag der algehele voldoening.
2.5 In conventie en in reconventie
2.5.1 [Partij S. ] stelt dat [Partij E. ] niet ontvankelijk is in haar vordering aangezien de overeenkomst tussen partijen d.d. 22 september 1999 is gesloten met [Partij S. ] Holding B.V., die ook eigenaar is van het gebouw. Zij doet dit beroep enkel voor zover [Partij E. ] er niet mee instemt dat [Partij S. ] Holding B.V. verweer voert in conventie c.q. een reconventionele vordering instelt in de plaats van [Partij S. ] Servicedienst BV. Dit om redenen van proces-economie; anders zou [Partij S. ] Holding B.V. een aparte procedure moeten instellen ter verkrijging van vergoeding van de schade ten gevolge van de gemiste huurpenningen.
2.5.2. [Partij E. ] betwist dat [Partij S. ] Holding BV partij is bij de hoofdovereenkomst van 22 september 1999, bij de opdracht tot het aanbrengen van de poortstrips en bij het akkoord inzake het gelaagde glas. Ter onderbouwing van deze betwising stelt zij dat de hoofdovereenkomst is ondertekend met "[Partij S. ] Servicedienst BV", de correspondentie is gevoerd op briefpapier van [Partij S. ] Servicedienst BV en daarmee is ondertekend. Ook is correspondentie aan [Partij S. ] door [Partij E. ] altijd geadresseerd aan "[X&Y] [Partij S. ] B.V." waarbij nimmer door [Partij S. ] is aangegeven dat dit niet juist was en "[Partij S. ] Holding B.V." zou moeten zijn.
2.6 Verweren in conventie
2.6.1 [Partij S. ] verweert zich tegen de verplichting tot betaling van alle drie facturen door zich te beroepen op haar opschortingsrecht (art. 6:262 BW), nu [Partij E. ] een opeisbare verplichting jegens haar heeft, te weten de oplevering van het pand, welke zij niet juist is nagekomen aangezien het pand bij oplevering 31 gebreken vertoonde.
Deze gebreken zijn als volgt gespecificeerd:
1. de stuitnokken ontbreken;
2. de dakliggers zijn niet gezeegd;
3. de op de tekening aangegeven windverbanden zijn niet aangebracht;
4. de tussenversteviging van de kraanbaan met eindschotten is niet aangebracht;
5. veertien remverbanden en zestien afstandhouders ontbreken;
6. de montageplaat tussen motor en lager, waarvoor een toeslag in rekening is gebracht, is niet
aangebracht;
7. De kozijnen van de 1e en 2e loopdeur zijn niet vastgemonteerd;
8. geen goede maatvoering kraanbaan waardoor de verbreding van de kraanbaan niet is afgewerkt;
9. de kraanbaan is vastgelast in plaats van gemonteerd met bouten;
10.een tiental deurbeschermers is nooit gemonteerd;
11.de raamkozijnen zijn niet met kit afgewerkt
12.bij diverse ruiten ontbreekt montagerubber
13.er zijn geplande kolommen niet geplaatst, wat minderwerk oplevert dat moet worden verrekend;
14.conserveringsverfwerk is slecht aangebracht;
15.hoekprofielen niet tijdig aangebracht, wat minderwerk is en moet worden verrekend;
16.windverbanden en dragers zeer gebrekkig aangebracht;
17.waterlekkage, door [Partij S. ] zelf verholpen;
18.windverbanden boven het dak niet door [Partij E. ] vastgezet, door [Partij S. ] zelf gedaan;
19.verbindingen windverbanden niet goed vastgeschroefd, moeten worden gecontroleerd en hersteld;
20.kruisverbanden van het windverband onder het dak niet goed vastgezet;
21.Naar de rechtbank begrijpt gelet op de verwijzing naar foto 19 wordt gedoeld op het feit dat de
bovenliggende balken nog moesten worden vastgezet;
22.Uit de verwijzing naar foto 16 begrijpt de rechtbank dat wordt gedoeld op de montage van het
kruisverband, de aanwezigheid van overbodige en verkeerde gaten, het leggen en later bijlassen van
een kruisverband, het ontbreken van afwerking en smerige balken;
23.kozijnen foutief en slordig gemonteerd, niet afgekit, niet sluitend;
24.afdekplaten zeer slecht aangebracht, waardoor tocht en lekkage ontstond;
25.de ondersteuningsplaat aan de onderzijde van de regendorpel is niet gemonteerd;
26.er zijn twee grote ruiten gebroken die door [Partij E. ] hersteld dienen te worden;
27.bij de montage van de kozijnen zijn diverse lijsten ingedeukt;
28.afdekrubbers tussen montageprofiel en ruiten zijn niet goed bevestigd;
29.het slot van de deur bij de hoofdingang zou worden vervangen, wat nog niet is gebeurd;
30.door het onvoldoende vastmonteren ontstaan spanningen in de constructie, waardoor harde klappen
hoorbaar zijn;
31.aanrijbeveiliging waarvoor [Partij S. ] een factuur ad €Euro 2.059,36 heeft betaald, is niet aangebracht.
2.6.2 [Partij S. ] betwist dat zou zijn opgeleverd aangezien zij het werk niet heeft goedgekeurd, hetgeen zij op 12 januari 2001 schriftelijk aan [Partij E. ] heeft gemeld. Ook had zij al op 2 maart 2000 geklaagd en op 11 september 2000 laten weten dat het werk niet gereed was, waarmee volgens haar voldaan is aan artikel 12.3 van de algemene voorwaarden.
Het pand kan niet als opgeleverd worden beschouwd wegens de ingebruikname, nu eind 2000 alleen de werkplaats in gebruik is genomen en de kantoorruimte pas in de zomer van 2001. Bovendien was deze ingebruikname noodgedwongen, doordat de verhuurder van het tot de zomer van 2001 gebruikte kantoorpand de huurovereenkomst beëindigde.
2.6.3 [Partij S. ] betwist de vordering tot betaling van factuur 00195 inzake het aanbrengen van de poortstrips omdat de poortstrips op de tekening stonden en dus onder de overeenkomst vallen en zij naar haar mening geen opdracht heeft gegeven tot het aanbrengen hiervan.
2.6.4 Volgens [Partij S. ] is zij geen betaling verschuldigd van de factuur nr. 00105, aangezien het aanbrengen van gelaagd glas was opgenomen in de overeenkomst van opdracht, zodat het geen meerwerk betreft. De afspraak tot kostendeling was een voorwaardelijke overeenkomst, onder het voorbehoud van de uitvoering van een toezegging aan [Partij S. ], te weten een vlotte voltooiing van het werk. Nu deze toezegging niet is nagekomen is de voorwaarde ingetreden en is [Partij S. ] niet gehouden de overeenkomst na te komen.
2.7 Verweren in reconventie
2.7.1 [Partij E. ] betwist haar aansprakelijkheid voor de schade door zich te beroepen op de exoneratieclausule van artikel 13 lid 1 van de Metaalunievoorwaarden. Nu zij niet is verzekerd voor gevorderde schade met uitzondering van glasschade, noch dit zou behoren te zijn is [Partij E. ] niet aansprakelijk voor schade. De toepassing van deze clausule is niet in strijd met de redelijkheid en de billijkheid, zoals [Partij S. ] stelt, omdat [Partij S. ] deze algemene voorwaarden zelf ook hanteert.
2.7.2 [Partij E. ] betwist eveneens dat zij toerekenbaar te kort is gekomen in de nakoming van haar verplichting. Ten eerste omdat zij niet in verzuim was aangezien zij haar verplichtingen had opgeschort totdat [Partij S. ] de facturen inzake het additionele werk en het meerwerk zou voldoen. Ten tweede was zij niet in verzuim doordat er naar haar mening was opgeleverd.
2.7.3 De stagnatie in de bouw is volgens [Partij E. ] niet aan haar maar aan [Partij S. ] zelf toerekenbaar, nu zij op ondeskundige wijze de bouwdirectie over de verschillende bouwdisciplines voerde, waardoor vertraging ontstond. Andere aan [Partij S. ] te wijten oorzaken van de vertraging waren:
- het feit dat het bouwterrein niet verhard was, zoals afgesproken, waardoor de werkzaamheden niet op de
geplande tijd en wijze konden worden uitgevoerd;
- de uitvoering van meerwerk dat op verzoek van de opdrachtgever werd uitgevoerd;
- het feit het werk moest worden stilgelegd wegens het niet tijdig betalen van facturen door de
opdrachtgever.
2.7.4 De schade in de vorm van de 31 genoemde gebreken wordt door [Partij E. ] gemotiveerd en per gesteld gebrek betwist.
2.7.5 Met betrekking tot de derving van huurpenningen betwist [Partij E. ] dat er sprake is van schade van [Partij S. ] Servicedienst B.V., aangezien deze geen eigenaar van het pand is en dus ook geen huurpenningen kan derven.
In conventie en in reconventie
3.1 De rechtbank is van oordeel dat de aannemingsovereenkomst is gesloten tussen [Partij S. ] Servicedienst B.V. en [Partij E. ]. De overeenkomst is immers getekend door [Partij S. ] Servicedienst B.V., de brieven d.d. 2 maart 2000, 11 september 2000 en 12 januari 2001 van [Partij S. ] aan [Partij E. ] zijn verstuurd op briefpapier van [Partij S. ] Servicedienst B.V. en zijn ondertekend met deze naam.
Nu [Partij E. ] slechts [X&Y] [Partij S. ] Servicedienst B.V. heeft gedagvaard kan in conventie slechts door haar verweer worden gevoerd en in reconventie slechts door haar vorderingen worden ingesteld. Dit betekent dat de reconventionele vorderingen die niet aan [X&Y] [Partij S. ] Servicedienst B.V. toekomen, worden afgewezen. Het betreft hier de vorderingen ter zake de waardevermindering van het gebouw en de stagnatieschade bestaande uit de gederfde huurpenningen. Ter zake de waardevermindering is immers gesteld dat deze betrekking heeft op de waardevermindering bij onderhandse verkoop terwijl [Partij S. ] Service B.V. niet in de postie verkeert of heeft verkeerd om het pand te verkopen terwijl zij het pand evenmin als eigenaar zou verhuren.
3.2 Tussen partijen staat vast dat de Metaalunievoorwaarden van toepassing zijn en dat in artikel 12.1 lid c. is bepaald dat een werk als opgeleverd wordt beschouwd als het in gebruik is genomen.
De ingebruikname van het pand eind 2000, zoals gesteld door [Partij E. ], wordt door [Partij S. ] op zich niet betwist. Zij voert echter aan dat op dat moment alleen de werkplaats in gebruik is genomen en de overige ruimten eerst in de zomer 2001, welke stelling door haar op generlei wijze wordt onderbouwd. Nu [Partij S. ] ter zake niet heeft voldaan aan haar stelplicht zal de rechtbank aan deze stelling voorbijgaan.
De rechtbank merkt verder op dat zo de stelling van [Partij S. ] al waar zou zijn, de hoeveelheid vierkante meters van het beweerdelijk niet gebruikte deel (273 m2) in verhouding tot het wel gebruikte deel (de oppervlakte van de werkplaats bedraagt 594 m2, die van toilet en wasruimten 50 m2 en magazijnen van 84 en 53 m2, in totaal 781 m2) zeer gering is en [Partij S. ] jegens [Partij E. ] geen enkel voorbehoud heeft gemaakt bij de ingebruikname met betrekking tot de oplevering.
De rechtbank is aldus van oordeel dat het pand eind 2000 door [Partij E. ] is opgeleverd.
3.3 Met de oplevering ontstaat de betalingsverplichting van [Partij S. ], die zich hiertegen verweert met de stelling dat [Partij E. ] geen deugdelijk werk heeft geleverd en het pand tengevolge daarvan 31 gebreken vertoont. De beantwoording van de vraag of het gebouw deze gebreken vertoont kan, naar het oordeel van de rechtbank, het beste geschieden door een deskundige. Nu beide partijen ter comparitie de wens hebben uitgesproken om als deskundige ir. F.A. Van de Kant te benoemen voor de beoordeling van de door [Partij S. ] benoemde gebreken en de toerekenbaarheid daarvan en nu partijen zich bij akte hebben uitgelaten over de aan deze deskundige te stellen vragen, zal de rechtbank deze deskundige benoemen ter beantwoording van de hierna gestelde vragen.
De kosten van de te benoemen deskundige dienen door [Partij S. ] te worden voorgeschoten, nu zij stelt dat er gebrekkig is gebouwd.
3.4. Ingevolge artikel 6:89 BW kan [Partij S. ] alleen een beroep doen op een gebrek in de prestatie van [Partij E. ] ingeval zij binnen bekwame tijd nadat zij het gebrek redelijkerwijze had moeten ontdekken, heeft gereclameerd. Nu is vastgesteld dat eind 2000 is opgeleverd had [Partij S. ] op dat moment de gebreken die ten tijde van de oplevering bestonden, redelijkerwijs kunnen ontdekken en hierover kunnen klagen.
De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van [Partij S. ] dat zij reeds op 2 maart 2000 en op 11 september 2000 heeft geklaagd over de uitvoering van het werk, nu in de fase waarin de bouw op dat moment verkeerde nog niets kon worden gezegd over gebreken bij oplevering en neemt als uitgangspunt dat, zoals door [Partij E. ] is gesteld en door [Partij S. ] onvoldoende gemotiveerd is betwist, eerst op 6 maart 2001 een gespecificeerde lijst van gebreken is overgelegd.
Voor de beantwoording van de vraag of een op 6 maart 2001 ontvangen klacht "tijdig" is terwijl de gebreken waarover is geklaagd zich bevinden in een in elk geval in december 2000 in gebruik genomen ruimte, is naar het oordeel van de rechtbank bepalend wanneer het gebrek redelijkerwijs ontdekt had moeten worden, hetgeen afhankelijk is van de aard en de kenbaarheid van de gebreken. De rechtbank zal deswege de in 3.3. genoemde deskundige verzoeken om per gebrek aan te geven binnen welke termijn na oplevering het gebrek redelijkerwijs ontdekt had moeten worden.
3.5 [Partij E. ] stelt dat het aanbrengen van de 10 poortstrips niet in de oorspronkelijke overeenkomst was opgenomen en er een meerwerk overeenkomst tot het aanbrengen van de poortstrips tot stand is gekomen, hetgeen door [Partij S. ] wordt betwist. Daarom zal [Partij E. ], mede gelet op haar aanbod hiertoe, worden toegelaten tot het bewijs van deze stelling.
3.6 Ten aanzien van het door [Partij E. ] gevorderde bedrag van f 6.500,- voor het gelaagde glas heeft [Partij S. ] gesteld dat zij bij de overeenkomst ter zake een voorbehoud heeft gemaakt. De inhoud van dit voorbehoud blijkt onvoldoende duidelijk uit productie 7, bij eis overgelegd.
Daar waar [Partij S. ] vervolgens stelt dat zij bij deze overeenkomst het voorbehoud wenste te maken dat [Partij E. ] haar afspraken zou nakomen, heeft [Partij S. ] onvoldoende concreet gesteld welke afspraken zij precies op het oog had en of [Partij E. ] dat ook zo heeft begrepen. Dit deel van de vordering ligt dan ook voor toewijzing gereed.
3.7 [Partij S. ] is van mening dat artikel 13 lid 1 van de Metaalunievoorwaarden, waarop [Partij E. ] zich beroept als verweer op aansprakelijkheidstelling door [Partij S. ], in strijd is met de redelijkheid en de billijkheid. Nu het hier algemene voorwaarden betreft die [Partij S. ] zelf ook hanteert jegens derden kan zij in gevolge artikel 6:235 lid 3 BW geen beroep doen op de onredelijk bezwarendheid van de clausule en is de clausule onverkort van toepassing.
3.8 Onder de schade in de zin van artikel 13.1 van de Metaalunie voorwaarden kan ingevolge de in het onderhavige artikel geformuleerde beperkingen, niet worden verstaan de schade ten gevolge van het niet uitvoeren van (een deel van) een overeenkomst of de schade ten gevolge van herstelwerkzaamheden nodig door het foutief uitvoeren van de overeenkomst, zodat de aansprakelijkheid voor deze schade naar het oordeel van de rechtbank niet door dit artikel wordt uitgesloten.
3.9 In afwachting van het deskundigenrapport en de bewijslevering houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan. De rechtbank heeft hierbij nog twee opmerkingen.
Ten eerste worden er om proces-economische redenen thans nog geen bewijsopdrachten terzake de beweerdelijke gebreken geformuleerd. Gelet op het aantal gebreken lijkt het immers verstandiger om eerst de deskundige te laten rapporteren.
Nu partijen in hun conclusie waarin zij wel vragen voor de deskundige hebben geformuleerd, zich niet hebben uitgelaten omtrent de hoogte van het voorschot voor de deskundige, neemt de rechtbank aan dat partijen zich ter zake refereren.
De rechtbank te Maastricht:
In conventie en reconventie
beveelt verhoor van een deskundige, te weten Ir. F.A. Van de Kant;
de rechtbank zal de volgende vragen aan de deskundige(n) voor leggen:
1. Welke van de in dit vonnis onder 2.6.1. genoemde gebreken heeft U kunnen constateren en in hoeverre betreft dit gebreken aan het pand?
2. Welke van deze gebreken zijn te wijten aan een fout in de uitvoering van de aan [Partij E. ] opgedragen werkzaamheden?
3. Vloeit uit de eisen van goed en deugdelijk werk dan wel het bestek voort dat de dakliggers getoogd moeten zijn? De deskundige wordt hierbij verzocht rekening te houden met de aanwezigheid of afwezigheid van voldoende afschot in het dak.
4. Zijn de dakliggers gezeegd of getoogd?
5. Is de aanwezigheid van koppelstangen c.q. windverbanden bij de huidige kraanbelasting constructief noodzakelijk?
6. Behoort het aanbrengen van de montageplaat tot de aan [Partij E. ] opgedragen werkzaamheden?
7. Behoort het monteren van de ondersteuningsplaat aan de onderzijde van de regendorpel tot de aan [Partij E. ] verstrekte opdracht?
8. Is het juist dat de "afdekrubbers" in feite afwateringrubbers zijn van het vliesgevelsysteem Jansen Viss TV welke na montage gedeeltelijk verwijderd worden uit esthetisch oogpunt? Kan men derhalve in deze spreken van een gebrek?
9. Binnen welke termijn na de oplevering hadden de door U geconstateerde gebreken redelijkerwijs door [Partij S. ] ontdekt kunnen worden? (svp per gebrek aangeven)
10. Welke van de onder 2. bedoelde gebreken zijn nog te herstellen?
11. Welke kosten zijn met de herstelling van de onder 2. bedoelde gebreken gemoeid?
12. Geeft de onderhavige zaak u overigens nog aanleiding tot het maken van opmerkingen?
bepaalt dat de deskundig bij zijn onderzoek partijen in de gelegenheid zal stellen opmerkingen te maken alsmede dat van het een en ander uit het schriftelijke bericht zal blijken;
bepaalt dat de deskundige alvorens zijn bericht aan de rechtbank uit te brengen aan partijen een concept-bericht zal toezenden en hen de gelegenheid zal bieden tot het leveren van commentaar hierop, waarbij de deskundige in het definitieve bericht dient in te gaan op het eventuele commentaar van partijen;
bepaalt dat in het definitieve bericht het concept bericht en het commentaar van partijen zijn opgenomen;
bepaalt dat de kosten van de deskundige door [Partij S. ] moeten worden voorgeschoten en dat zij uiterlijk een maand na heden een bedrag van Euro € 2.500,- als voorschot hierop zal deponeren door overmaking op rekeningnummer 1923.25.868 ten name van DS 542 rechtbank Maastricht onder vermelding van rolnummer en de namen van partijen;
bepaalt dat de deskundige zijn werkzaamheden niet hoeft aan te vangen zolang hij van de griffier niet het bericht heeft ontvangen dat de voorschotten zijn gestort en door partijen van de daartoe benodigde bescheiden is voorzien;
bepaalt voorts dat de deskundige binnen drie maanden nadat hij van de griffier bericht heeft ontvangen dat de voorschotten zijn gestort en de stukken zijn ontvangen een schriftelijk gemotiveerd bericht ter griffie van de rechtbank dient neer te leggen;
laat [Partij E. ] toe om door alle middelen rechtens, allereerste door middel van getuigen, te bewijzen dat
- het aanbrengen van de tien poortstrips niet in de overeenkomst was opgenomen
- hiertoe door [Partij S. ] opdracht is verstrekt naar aanleiding van de offerte van 7 april 2000 van [Partij E. ];
bepaalt dat het eventuele getuigenverhoor zal worden gehouden in het gerechtsgebouw te Maastricht aan het St. Annadal 1 op een datum en tijdstip als door de rechtbank zal worden bepaald, nadat [Partij E. ] bij akte heeft opgegeven of getuigen zullen worden voorgebracht, in dat geval onder opgave van het aantal en -zo mogelijk- personalia van de getuigen;
verwijst de zaak naar de rol van 9 april 2003 voor akte houdende opgave getuigen aan de zijde van [Partij E. ] alsmede voor akte houdende verhinderdata in de eerste vier maanden vanaf de datum van opgave aan de zijde van beide partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sijmonsma, rechter, ter openbare terechtzitting uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
RvdV