3.5 [Eiser] stelt dat [D.] een beroepsfout heeft gemaakt door de bouwvergunningen niet op te vragen en te controleren. Uit deze bouwvergunningen zou namelijk blijken dat:
a) niet volgens de verleende bouwvergunning ondervangen was;
b) illegaal gegraven was op de grond van [Eiser];
c) illegaal gebouwd was op de grond van [Eiser];
d) de gemeente Beek had gedoogd, zonder [Eiser] hiervan in kennis te stellen, dat op hun grond, gegraven en gebouwd werd, onder hun fundatie, een zeer gevoelig deel van de woning van [Eiser];
e) de gemeent onvoldoende toezicht hierop heeft uitgeoefend.
De rechtbank acht de stelling dat uit de bouwvergunningen en de daarbij behorende bouwtekening zou blijken dat niet voldoende is onderstroomd danwel dat in strijd met de vergunningen is gehandeld, zonder nadere motivering onbegrijpelijk, nu niet valt in te zien hoe [D.] het bouwen in afwijking van de bouwvergunningen en de bouwtekening had kunnen aflezen uit die bouwvergunningen. Reeds om deze reden kan van een beroepsfout zijdens [D.] niet worden gesproken.
Indien en voor zover [Eiser] wenst te betogen dat [D.] de bouwtekening en -vergunning had moeten vergelijken met de situatie ter plaatse -hetgeen met zich zou brengen dat [D.] op de plaats van de bouw had moeten nagaan of Schols conform de bouwvergunningen en de daarbij behorende bouwtekening had gebouwd-, waardoor hij tot de conclusie zou zijn gekomen dan wel had moeten komen dat Schols B.V. in strijd met de bouwvergunningen had gebouwd, afgegraven, alsmede onvoldoende had onderstroomd, oordeelt de rechtbank, zo van [D.] al mag worden verwacht dat hij een bouwvergunning of -tekening vergelijkt met de (uitgevoerde) werkzaamheden ter plaatse, als volgt:
De vraag of Schols B.V. al dan niet in strijd met de bouwvergunningen heeft gehandeld, zou in onderhavige zaak slechts een rol kunnen spelen bij de aansprakelijkheidsvraag. De vraag of al dan niet is voldaan aan de bouwvergunningen speelt met betrekking tot de hoogte van de schade geen rol. Nu de arbiter Schols B.V. aansprakelijk heeft geacht voor de door [Eiser] ten gevolge van de onrechtmatige daad van Schols B.V. geleden schade, is de vraag of Schols B.V. al dan niet in overeenstemming met de bouwvergunningen heeft gehandeld, in onderhavige zaak niet meer relevant. Indien en voor zover [Eiser] derhalve wenst te betogen dat de arbiter, als hij op de hoogte was geweest van het illegaal handelen zijdens Schols, een hogere schadevergoeding zou hebben toegekend dan het bedrag van fl. 15.000,-, dient dit betoog op grond van het vorenstaande te worden verworpen.
Indien en voor zover [Eiser] nog wenst te betogen dat de arbiter, als duidelijk was geworden dat niet conform de bouwvergunning was onderstroomd, tot het oordeel zou zijn gekomen dat daarmee vast staat dat Schols B.V. onvoldoende heeft onderstroomd, oordeelt de rechtbank dat, mede gelet op het feit dat de arbiter die bekend was met de betwisting door [Eiser] van de in de verleende bouwvergunningen opgenomen onderstroming op grond van zijn eigen deskundigheid heeft aangenomen dat onderstroming heeft plaatsgevonden, [Eiser] daartoe onvoldoende heeft gesteld.
Met betrekking tot de hiervoor genoemde punten d en e merkt de rechtbank op dat, nu [Eiser] zelf al aangeeft dat de gemeente Beek daarvoor veroordeeld is, niet valt in te zien waarom ze in de onderhavige procedure van betekenis zouden zijn.
Op grond van het vorenstaande is geen sprake van een beroepsfout van [D.] terzake de bouwvergunningen.