3.8.1 Bij antwoord heeft gedaagde gesteld dat volgens de kadastrale gegevens eiser slechts eigenaar is van de percelen genummerd 342 en 343. Eiser heeft vervolgens bij repliek verwezen naar het bij dagvaarding overgelegde schaderapport. Uit dat rapport blijkt dat eiser in juni 1998 pachter was van de overige percelen. Nu eiser vergoeding van de schade vordert die is ontstaan omdat zijn oogst in 1998 op die percelen is mislukt, is het niet relevant op grond van welke rechtsverhouding eiser die grond in 1998 gebruikte. Het onder 39 dupliek gehandhaafde verweer van gedaagde inhoudende dat nu door eiser niet duidelijk zou zijn gesteld wat zijn rechtsverhouding tot de ondergelopen gronden is en dat daarom niet kan worden vastgesteld dat hij op die percelen schade zou hebben geleden, wordt dus gepasseerd.
3.8.2 In de door eiser bij eis overgelegde productie 1, een brief van 18 juni 1998 die namens eiser door de LLTB is geschreven, valt te lezen dat ten tijde van de overstroming van de door eiser gebruikte percelen in juni 1998 op de betreffende percelen vroege consumptie-aardappelen stonden, snijmaïs, wintertarwe, gerst en gras. Deze gewassen zijn ook genoemd in de dit geding inleidende dagvaarding. Voorzover gedaagde bij dupliek onder 38 nog heeft willen ontkennen dat die betreffende gewassen daar toen werden geteeld, is die ontkenning tardief.
3.8.3 Gedaagde heeft niet althans onvoldoende gemotiveerd ontkend dat de teelt van de vijf gewassen als volgt over de percelen was verdeeld:
- wintergerst op 1,10 ha;
- tarwe op 1 ha (de door eiser gebruikte aanduiding "ruim 1 ha. is onvoldoende feitelijk);
- snijmaïs op in totaal 1,6 ha;
- gras op 2 ha (ook hier geldt dat de maat "ca." geen voldoende feitelijke maat is);
- consumptie-aardappelen op in totaal 1,40 ha waarvan 0,3 ha bebouwd met Rapido, 0,3 ha bebouwd met Bintje, 0,45 ha
bebouwd met Desirée en 0,35 ha bebouwd met Celena.
3.8.4 Terzake de overige gegevens zoals blijken uit het door eiser bij eis als productie 3 overgelegde schaderapport heeft gedaagde gesteld dat zij de in dat rapport genoemde bedragen en hoeveelheden opbrengstderving aan de hoge kant vindt. Terzake dit verweer acht de rechtbank een deskundigenoordeel nodig. Het door eiser overgelegde schaderapport kan niet gelden als een dergelijk deskundigenoordeel alleen al niet omdat bij de opstelling van het rapport gedaagde niet is gehoord.
De rechtbank is voornemens de volgende vragen aan de deskundige(n) voor te leggen:
a) kunt u aan de hand van de hiervoor onder 3.8.3 vermelde gegevens per gewas aangeven hoeveel opbrengst eiser in 1998 heeft gederfd omdat de percelen waarop de betreffende producten werden verbouwd in de periode 7 juni 1998 tot 12 juni 1998 onder water hebben gestaan?
b) Kunt u bruto en netto uitrekenen het bedrag aan inkomsten dat eiser hierdoor is misgelopen?
c) Heeft eiser kostenbesparende maatregelen kunnen treffen zoals het inzaaien na 12 juni 1998 van nieuwe gewassen die
alsnog in 1998 geoogst hadden kunnen worden en zo ja, hoeveel inkomen zou dit hebben opgeleverd?
d) Kunt u uw oordeel geven over het door eiser bij eis als productie 3 overgelegde schaderapport?
e) Geeft de onderhavige zaak u overigens nog aanleiding tot het maken van opmerkingen?
De rechtbank zal na overleg met partijen bij vonnis één of meer deskundigen benoemen.
Partijen worden in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over aantal van de te benoemen deskundigen, de aan de deskundige(n) te stellen vragen, de te benoemen perso(o)n(en) en de volgens partijen maximaal acceptabele hoogte van het voorschot.
De rechtbank merkt hierbij op dat de kosten van de deskundige door gedaagde dienen te worden voorgeschoten nu vaststaat dat gedaagde een onrechtmatige daad heeft gepleegd.