ECLI:NL:RBMAA:2003:AF7142
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.C. Casparie
- Rechtspraak.nl
Vordering tot vergoeding van privé-schuld na echtscheiding en onrechtmatige daad
In deze zaak heeft de rechtbank Maastricht op 9 april 2003 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een vrouw en een man, die in gemeenschap van goederen waren gehuwd en inmiddels gescheiden. De vrouw vorderde van de man een bedrag van € 20.773,52, dat zij claimde als haar deel van de overwaarde van de woning die tijdens hun huwelijk was verkocht. De vrouw stelde dat de man een privé-schuld had aan zijn voormalige werkgever, die was ontstaan door onrechtmatig handelen, en dat deze schuld uit gemeenschapsgelden was voldaan. De man betwistte de vordering en stelde dat de vrouw niet had voldaan aan de substantiëringsverplichting in de dagvaarding.
De rechtbank oordeelde dat de vrouw haar vordering op een nieuwe grondslag had gebaseerd, namelijk dat partijen afspraken hadden gemaakt over de verduisterde gelden, die buiten de gemeenschap zouden vallen. De rechtbank overwoog dat de man, ondanks zijn verweer, voldoende gelegenheid had gehad om zijn standpunt te verduidelijken en dat de wijziging van de grondslag van de vordering niet in strijd was met de procesregels. De rechtbank concludeerde dat de man gehouden was tot vergoeding van de door de vrouw gevorderde som, omdat de schuld aan de werkgever was voldaan uit gemeenschapsgelden.
De rechtbank veroordeelde de man om de vrouw te betalen en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Tevens werden de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Dit vonnis benadrukt de juridische principes rondom de verdeling van schulden en de gevolgen van onrechtmatig handelen binnen een huwelijk.