ECLI:NL:RBMAA:2003:AF7288

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
1 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
82162 - KG ZA 03-96
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.M. Adelmeijer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van conservatoir beslag door Vodafone tegen NMB Heller

In deze zaak heeft Vodafone, een telecommunicatiebedrijf, NMB Heller gedagvaard in kort geding om een conservatoir beslag op te heffen dat door NMB Heller was gelegd ter beveiliging van een vordering van Car Technics. Vodafone betwistte de rechtsgeldigheid van het beslag, stellende dat de vordering van Car Technics niet bestond. De procedure begon op 24 maart 2003, waarbij beide partijen hun standpunten toelichtten. Vodafone had een overeenkomst met Car Technics voor inbouwwerkzaamheden, maar stelde dat er geen opdrachten waren verstrekt in de periode waarin de facturen waren verzonden. NMB Heller voerde aan dat de vordering van Car Technics aan haar was verpand en dat Vodafone in gebreke was gebleven. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de verpanding en dat Vodafone niet had aangetoond dat de vordering niet bestond. De rechter weigerde de gevraagde voorziening en veroordeelde Vodafone in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 1 april 2003.

Uitspraak

RECHTBANK TE MAASTRICHT
Zaaknummer : 82162 / KG ZA 03-96
Datum uitspraak: 1 april 2003 (bij vervroeging)
VONNIS IN HET KORT GEDING VAN:
De naamloze vennootschap VODAFONE LIBERTEL N.V.,
gevestigd en kantoor houdende te Maastricht,
eiseres bij exploot van dagvaarding in kort geding van 20 maart 2003,
procureur: mr. F.G.F.M. Tripels,
advocaat: mr. G.C. Endedijk te Amsterdam,
tegen:
De naamloze vennootschap NMB HELLER N.V.,
gevestigd te Amsterdam, kantoor houdende te Bunnik,
gedaagde,
procureur: mr. Ch.M.E.M. Paulussen,
advocaat: mr. J.D. van Vlastuin te Utrecht.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Eiseres (hierna: Vodafone) hebben gedaagde (hierna: NMB Heller) gedagvaard in kort geding.
1.2 Ten dienende dage, 24 maart 2003, heeft Vodafone haar stellingen aan de hand van pleitaantekeningen nader doen toelichten, zulks onder verwijzing naar een set op voorhand ingezonden producties.
1.3 NMB Heller heeft met gebruikmaking van een pleitnota verweer gevoerd. Ook zij heeft verwezen naar een aantal vooraf aan de griffie gezonden producties.
1.4 Na re- en dupliek hebben partijen om vonnis verzocht.
1.5 De uitspraak van het vonnis is bij vervroeging bepaald op heden.
2. Het geschil
2.1 Vodafone oefent, in brede zin des woords, een telecommunicatiebedrijf uit. Daartoe behoort de verkoop van apparatuur voor mobiele telecommunicatie. Ten behoeve van haar afnemers wordt deze apparatuur in auto's ingebouwd. Deze inbouwwerkzaamheden worden door Vodafone uitbesteed.
2.2 Wat die inbouwwerkzaamheden betreft is Vodafone begin 2002 in contact gekomen met Car Technics Duiven B.V. (hierna: Car Technics). In februari en / of maart 2002 hebben die partijen (een) overeenkomst(en) gesloten, in het kader waarvan Car Technics voor rekening van Vodafone op opdrachtbasis inbouwwerkzaamheden zou gaan verrichten.
2.3 Aan dit een en ander is gewijd een faxbericht van 22 februari 2002 van Car Technics aan Vodafone, een offerte van 18 maart 2002 van Car Technics aan Vodafone en een faxbericht van Car Technics aan Vodafone van 19 maart 2002, welk laatste door Vodafone "voor akkoord" is ondertekend.
2.4 In het faxbericht van 19 maart 2002 komt de volgende passage voor:
"Indien opdrachten welke zijn verstrekt door Vodafone, niet kunnen worden uitgevoerd, draagt Vodafone zorg voor vervangende opdrachten, is dit niet mogelijk (lees:) dan is Vodafone toch gehouden (lees:) tot betaling van het gederfde tarief. Dit geldt tevens voor eerder niet inhuren van monteurs tot aan de afgesproken periode."
2.5 In de periode van 19 maart 2002 tot eind augustus 2002 heeft Vodafone per fax opdrachten aan Car Technics verstrekt. Car Technics heeft de betreffende werkzaamheden verricht en daarvoor facturen gezonden, welke zijn betaald.
2.6 Vanaf 29 oktober 2002 tot en met 16 december 2002 heeft Car Technics aan Vodafone in drie tranches een 32-tal facturen, ten belope van € 235.257,16, gezonden. In die periode zijn door Vodafone geen opdrachten verstrekt en evenmin door Car Technics werkzaamheden verricht.
2.7 NMB Heller stelt dat de vordering ad € 235.257,16 die Car Technics op Vodafone stelt te hebben, aan haar is verpand en heeft daarvan mededeling gedaan aan Vodafone.
2.8 Vodafone weigert die vordering te voldoen, met name omdat zij geen opdrachten heeft verstrekt noch daarvoor is gewerkt.
2.9 Na verkregen verlof heeft NMB Heller, ter securering van haar gestelde verhaalsrechten, op 13 maart 2003 ten laste van Vodafone conservatoir derdenbeslag doen leggen onder de ING Bank N.V.
2.10 Vodafone acht dit beslag onrechtmatig omdat het, naar de kern genomen, is gestoeld op een in haar ogen niet bestaande vordering. Zij stelt dat zij door het beslag schade lijdt omdat - Vodafone bankiert bij de ING Bank - haar betalingsverkeer erdoor wordt ontregeld. Vodafone heeft daarom gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, op de minuut en op alle dagen en uren:
NMB Heller te veroordelen om binnen zes uur na betekening van het vonnis het beslag op te heffen (door middel van de feitelijke handeling dat aan de derde wordt bericht dat het beslag opgeheven is, en dat de derde het verschuldigde niet meer onder zich hoeft te houden), zulks op straffe van een dwangsom van € 25.000,- per dag, voor iedere dag of gedeelte daarvan dat NMB Heller in gebreke blijft aan het gevorderde te voldoen, met veroordeling van NMB Heller in de kosten van het geding.
2.11 NMB Heller heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3. De beoordeling
3.1 In de aard van de gevraagde voorziening ligt een spoedeisend belang besloten.
3.2 Vodafone heeft om te beginnen betwist dat de beweerdelijk bestaande vordering van Car Technics aan NMB Heller is verpand, zodat NMB Heller ieder belang bij beslaglegging ontbeert.
3.3 Dit betoog treft reeds geen doel omdat NMB Heller en Car Technics - wier directeur ter zitting aanwezig was - het erover eens zijn dat verpanding heeft plaatsgevonden, waarvan ook melding is gemaakt op de litigieuze facturen zelf. De enkele mededeling van verpanding moet voor de schuldenaar voldoende zijn (om bevrijdend aan de pandhouder te betalen). Zulks is in overeenstemming met de eisen van een vlot handelsverkeer.
3.4 Voorts heeft Vodafone betoogd dat NMB Heller in het verzoekschrift ter verkrijging van verlof, ten onrechte heeft doen stellen dat ondanks "herhaalde" sommatie Vodafone niet tot betaling is overgegaan. Volgens Vodafone is er maar één sommatiebrief, en die dateert van 10 maart 2003. Vermoedelijk - zeker is dat niet - wordt hiermee tot uitdrukking gebracht dat bij een juiste voorstelling van zaken het verlof niet zou zijn verleend.
3.5 Wat er van dit laatste zij, puttend uit een (door haar medewerkers bijgehouden) urenspecificatie heeft NMB Heller op dit verwijt gereageerd door aandacht te schenken aan een aantal telefonische rappellen voorafgaand aan de beslaglegging. Dat die rappellen hebben plaatsgevonden is daarop door Vodafone niet meer (serieus) is bestreden. Reeds om die reden faalt het betoog.
3.6 Vodafone heeft zich er vervolgens over beklaagd dat NMB Heller in voormeld verzoekschrift niet het standpunt van Vodafone - in de kernachtige woorden van Vodafone: de [vordering] berust op spookfacturen - heeft doen opnemen, waarmee het voorschrift van artikel 21 Rv zou zijn overtreden. Met andere woorden: het zou aan de substantiëringsplicht schorten.
3.7 Daargelaten dat (ook hier) niet goed uit de verf komt welke consequenties Vodafone daaraan wil verbinden - met nietigheid wordt een dergelijk euvel in ieder geval niet bedreigd - als het beslagrekest wat (te) kort door de bocht gaat dan is zulks in casu gesauveerd. Vodafone is ter zitting immers genoegzaam in de gelegenheid geweest haar standpunt alsnog uit de doeken te doen.
3.8 Na aldus wat obstakels van formele aard uit de weg te hebben geruimd moet vervolgens de vraag aan de orde komen: is er, om in die terminologie te blijven, inderdaad sprake van spookfacturen? Tot de kern teruggebracht komen de standpunten van partijen daaromtrent op het volgende neer.
3.9 Vodafone wijst erop dat het door beide partijen ondertekende schrijven van 19 maart 2002 (punt 1) expliciet voorschrijft dat opdrachten per fax aan Car Technics moesten worden verstrekt. Dit is met ingang van september 2002 niet meer geschied en Car Technics heeft sedertdien ook geen werkzaamheden meer verricht, zodat aanspraken van na die periode van goede zin zijn gespeend. De fax van 22 februari 2002 kan op dit alles al daarom geen ander licht werpen omdat die slechts een (verworpen) voorstel bevat.
3.10 NMB Heller daarentegen betoogt dat er sprake is van een "vaste" afspraak dat Vodafone tot december 2002 opdrachten "voor zes monteurs" zou verstrekken. Zij legt daartoe veel nadruk op het faxbericht van 22 februari 2002 waarin de zin "Vodafone huurt monteurs van Car Technics in t/m de maand november 2002" voorkomt. Tevens wijst zij op de onder 2.4 weergegeven passage uit de fax van 19 maart 2002.
3.11 Geplaatst in een juridische context komt het debat dan op het volgende neer. Vodafone heeft in de optiek van NMB Heller wanprestatie gepleegd door een (volgens Vodafone: niet bestaande) afspraak niet na te komen. Car Technics maakte daarom aanspraak op vervangende schadevergoeding. Zulks is tot uitdrukking gebracht door middel van de over de periode oktober-december 2002 aan Vodafone gezonden facturen.
3.12 Het hiervoor samengevat weergegeven debat kan in dit geding niet beslist worden.
3.13 Ofschoon de omstandigheid dat het faxbericht van 22 februari 2002 niet "voor accoord" is ondertekend op het eerste gezicht pleit voor het door Vodafone vertolkte standpunt dat het hiermee slechts om een (niet aanvaard) voorstel gaat, wordt dat weer enigszins gerelativeerd door het feit dat - anders dan in de fax van 19 maart 2002 - om accordering ook niet wordt gevraagd.
3.14 Maar wat hiervan ook zij, nu het bericht in de eerste zin zijn pretentie openbaart om voordien "gemaakte afspraken" te bevestigen had het, indachtig het vrijblijvende karakter dat Vodafone toch aan dat schrijven toekent, in de rede gelegen dat het door een afwijzende reactie was gevolgd. Een stuk van die strekking heeft Vodafone nochtans niet geproduceerd.
3.15 Ten slotte is er nog een andere reden waarom het, binnen het Haviltexraamwerk, een stap te ver is om aan te nemen dat de lezing van NMB Heller al aanstonds in rook opgaat. Immers laat de geciteerde passage (2.4) in de wèl met zoveel woorden geaccordeerde fax van 19 maart 2002 de door NMB Heller verdedigde uitleg min of meer toe, althans sluit zij haar niet (voldoende duidelijk) uit.
3.16 Afrondend heeft Vodafone de lezing van NMB Heller voorshands onvoldoende kunnen ontzenuwen. Bij die stand van zaken wordt de maatstaf van artikel 705 Rv voor opheffing van het beslag niet gehaald.
3.17 De gevraagde voorziening wordt geweigerd.
3.18 Vodafone wordt verwezen in de proceskosten.
4. Uitspraak
De voorzieningenrechter van de rechtbank te Maastricht;
RECHT DOENDE in kort geding:
Weigert de gevraagde voorziening;
Veroordeelt Vodafone in de kosten van het geding aan de zijde van NMB Heller gerezen, tot aan deze uitspraak begroot op een bedrag van € 908,-, waarvan € 205,- wegens verschuldigd vast recht en € 703,- voor salaris procureur;
Verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. A.M. Adelmeijer, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting in het bijzijn van de griffier.
RQ