ECLI:NL:RBMAA:2003:AF7755

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
23 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
78993 - HA ZA 02-1016
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Sijmonsma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij non-conformiteit van een woning na verkoop

In deze zaak heeft de rechtbank Maastricht op 23 april 2003 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiser [Partij R.] en gedaagden [Partij F. c.s.]. Eiser, eigenaar van een woning, heeft gedaagden aangesproken op basis van non-conformiteit van de woning die hij in 1999 van hen had gekocht. Eiser stelde dat er gebreken waren aan het dak van de woning, die gedaagden niet hadden gemeld tijdens de verkoop. Eiser had een aannemer ingeschakeld die hem op de hoogte stelde van een loszittende daktrim, wat leidde tot wateroverlast in de spouwmuur. Eiser heeft gedaagden gesommeerd om de herstelkosten van ongeveer € 4.478,80 te vergoeden, maar gedaagden hebben dit afgewezen. Gedaagden hebben vervolgens een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring ingediend tegen Pustjens Makelaardij B.V., die hen bij de verkoop had bijgestaan, omdat zij van mening waren dat Pustjens hen niet had geïnformeerd over de gebreken aan de woning. De rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van eiser om de procedure niet te vertragen zwaarder weegt dan het belang van gedaagden om Pustjens snel in vrijwaring te kunnen oproepen. De vordering tot oproeping in vrijwaring is afgewezen, en gedaagden zijn veroordeeld in de proceskosten van het incident. De hoofdzaak zal voortgezet worden met een nieuwe zitting op 11 juni 2003.

Uitspraak

Vonnis : 23 april 2003
Zaaknummer : 78993 / HA ZA 02-1016
De rechtbank te Maastricht, enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van:
[De heer R. ],
wonende te Maastricht,
eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident,
procureur mr. H.W.F.M. Schmitz;
tegen:
[Mevrouw F. ],
wonende te [A. ],
[De heer F. ],
wonende te [A. ],
gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident,
procureur mr. E.J.J.M. Kneepkens.
1. Het verloop van de procedure
Eiser in de hoofdzaak en verweerder in het incident, [Partij R. ], heeft gedaagden in de hoofdzaak, tevens eisers in het incident, [Partij F. c.s.]", gedagvaard voor deze rechtbank en gesteld en gevorderd als in die dagvaarding vermeld. Bij die dagvaarding zijn producties meebetekend. [Partij F. c.s.] hebben daarna een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring genomen.
Vervolgens heeft [Partij R. ] in het incident een conclusie van antwoord genomen.
Tenslotte hebben partijen in het incident vonnis gevraagd op het rechtbankdossier. De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. De vordering
In de hoofdzaak
[Partij R. ] stelt -kort samengevat en voor zover thans van belang- het volgende:
2.1 [Partij R. ] is eigenaar van het door hem bewoonde woonhuis met ondergrond, tuin en verdere aan- en onderhorigheden, staande en gelegen aan [Het adres], kadastraal bekend gemeente Maastricht, sectie [X], nummer [yyyy]. Op 9 mei 1999 heeft [Partij R. ] voornoemd woonhuis van [Partij F. c.s.] gekocht. Bij notariële akte van 1 juni 1999 heeft de levering van dit woonhuis plaatsgevonden.
2.2 [Partij R. ] schakelt begin 2000 een aannemer in ter realisering van een carport. Deze aannemer attendeert [Partij R. ] op een loszittende daktrim, waardoor regenwater direct kan doordringen in de spouwmuur van de woning. Bij schrijven van
8 februari 2000 stelt [Partij R. ] [Partij F. c.s.] op de hoogte van dit geconstateerde gebrek, waarbij hij [Partij F. c.s.] tevens aansprakelijk stelt voor de kosten welke zijn verbonden aan het herstel van het gebrek. De kosten worden begroot op een bedrag van fl. 8.000,- à fl. 10.000,-.
2.3 [Partij R. ] heeft [Partij F. c.s.] bij brief van 30 juni 2000 gesommeerd een bedrag van fl. 9.870,- inclusief BTW binnen veertien dagen na, zo begrijpt de rechtbank, dagtekening van de hiervoor genoemde brief aan hem te betalen. Daarbij heeft hij [Partij F. c.s.] tevens in gebreke gesteld voor het geval laatstgenoemden niet aan de sommatie mochten voldoen.
2.4.1 [Partij F. c.s.] hebben zich bij de verkoop van het woonhuis laten bijstaan door Pustjens Makelaardij B.V. (hierna: Pustjens). Zowel [Partij F. c.s.] als de heer [G. ] van Pustjens -die namens [Partij F. c.s.] optrad als bemiddelaar en deskundige in deze- waren vóór het sluiten van de koopovereenkomst op de hoogte van voornoemd gebrek.
2.4.2 [Partij F. c.s.] zijn toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst, nu het geleverde woonhuis niet voldeed aan hetgeen [Partij R. ] op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten. Voor [Partij R. ] was er geen reden om nader onderzoek te doen naar de toestand van het dak, ten eerste omdat in het affiche van Pustjens uitdrukkelijk stond vermeld dat het dak circa 10 jaar geleden geheel vernieuwd was. Met het opnemen van een dergelijke zinsnede in een verkoopaffiche wordt op zijn minst de indruk gewekt dat het dak nog in goede staat verkeert, daar het algemeen bekend is dat platte daken een technische levensduur kennen van circa 20 jaren, waarbij een door de leverancier van het dak afgegeven garantieperiode van 10 jaren niet ongebruikelijk is. Ten tweede was er voor [Partij R. ] geen reden om nader onderzoek te doen naar de toestand van het dak, omdat de heer [G. ] van Pustjens op de desbetreffende vraag van [Partij R. ] heeft geantwoord dat het dak in orde was.
2.4.3 Bovendien prevaleert de mededelingsplicht van de verkoper boven de onderzoeks-plicht van de koper. [Partij F. c.s.] hadden [Partij R. ] op het gebrek moeten attenderen, hetgeen ertoe zou hebben geleid dat [Partij R. ] de woning in het geheel niet, dan wel niet voor de overeengekomen prijs, zou hebben gekocht.
2.5 Op 8 december 2000 heeft [Partij R. ] bij deze rechtbank een verzoekschrift tot benoeming van een deskundige ingediend. Op 4 juli 2001 heeft deze deskundige een voorlopig deskundigenbericht uitgebracht, waarin hij weergeeft dat bij het hiervoor genoemde woonhuis de dakdoorvoeren en de dakranden het probleem zijn. De kosten voor het vervangen van alle dakranden worden door de deskundige globaal geraamd op fl. 9.970,- inclusief BTW.
2.6 Op grond van het vorenstaande heeft [Partij R. ] gevorderd dat de rechtbank :
Primair:
1. [Partij F. c.s.] veroordeelt om aan hem tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 4.478,80 (fl. 9.870,-) inclusief BTW, althans een in goede justitie vast te stellen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2000, althans vanaf de dag van dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
2. [Partij F. c.s.] veroordeelt in de kosten ex artikel 6:96 lid 2 sub b BW ad € 181,51 zijnde de griffierechten inzake het verzoek tot voorlopig deskundigenbericht, vermeerderd met de door [Partij R. ] betaalde kosten van de deskundige ad € 1.101,60, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 augustus 2001, althans vanaf de dag van dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
Subsidiair:
1. voor recht verklaart dat de verkoopovereenkomst d.d. 9 mei 1999 gedeeltelijk is ontbonden op grond van de gestelde tekortkoming in de nakoming van onderhavige koopovereenkomst en wel op dusdanige wijze dat deze gedeeltelijke ontbinding ertoe leidt dat de door [Partij R. ] verschuldigde koopprijs wordt verminderd met een bedrag van € 5.761,92 inclusief BTW, althans een in goede justitie vast te stellen bedrag;
2. [Partij F. c.s.] veroordeelt om aan [Partij R. ] op grond van deze gedeeltelijke ontbinding en de daaraan gekoppelde vermindering van de koopprijs, tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 5.761,92 inclusief BTW, althans een in goede justitie vast te stellen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over € 4.478,80 vanaf 14 juli 2000 en over € 1.283,11 vanaf 14 augustus 2001, althans vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
Primair en subsidiair:
[Partij F. c.s.] veroordeelt in de kosten van de procedure.
In het incident
2.7 [Partij F. c.s.] hebben daarop bij incidentele conclusie gevorderd dat de rechtbank hun zal toestaan Pustjens in vrijwaring op te roepen. Als grondslag voor hun vordering stellen zij -samengevat en voorzover thans van belang - het volgende:
[Partij R. ] beroept zich op non-conformiteit van de woning en stelt dat [Partij F. c.s.] terzake hun mededelingsplicht hebben geschonden. Indien en voor zover de vordering van [Partij R. ] daardoor toewijsbaar zou zijn, dan wel indien daardoor geconcludeerd zou moeten worden dat [Partij R. ] schade heeft geleden en [Partij F. c.s.] hiervoor aansprakelijk zijn -hetgeen door [Partij F. c.s.] wordt betwist-, stellen [Partij F. c.s.] zich op het standpunt dat Pustjens hiervoor aansprakelijk is, aangezien laatstgenoemde jegens haar toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichtingen als opdrachtnemer, althans onrechtmatig jegens [Partij F. c.s.] heeft gehandeld. [G. ], de namens Pustjens handelende makelaar, heeft immers -kennelijk voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst- omtrent de staat van het dak dan wel omtrent een loszittende daktrim, van een derde, te weten de heer A. [L.], informatie ontvangen. [G. ] heeft deze kennelijk ontvangen informatie niet aan [Partij R. ], noch aan [Partij F. c.s.], haar opdrachtgevers, medegedeeld.
2.8 De vordering wordt door [Partij R. ] weersproken, waartoe wordt verwezen naar de conclusie van antwoord in het incident.
3. De beoordeling
In het incident
3.1 Hoewel het door [Partij F. c.s.] gestelde in voldoende mate aannemelijk maakt dat zij mogelijk een verhaalsrecht hebben op Pustjens, waarbij de opeisbaarheid van hun vordering jegens Pustjens afhangt van de beslissing in de hoofdzaak, zal de rechtbank de vordering tot oproeping in vrijwaring desalniettemin afwijzen.
Naar het oordeel van de rechtbank dient namelijk, gelet op hetgeen door beide partijen in de procedure naar voren is gebracht, het belang van [Partij R. ] dat de procedure in de hoofdzaak zo weinig mogelijk wordt vertraagd, groter geacht te worden dan het belang van [Partij F. c.s.] om hun recht ten aanzien van Pustjens snel en doeltreffend geldend te kunnen maken in dezelfde procedure en bij dezelfde rechter die de hoofdzaak moet beoordelen.
3.2 De incidentele vordering dient derhalve te worden afgewezen en [Partij F. c.s.] dienen als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van dit incident te dragen.
In de hoofdzaak
3.3 De zaak zal worden verwezen naar na te melden zitting overeenkomstig het in het dictum bepaalde.
3.4 De rechtbank zal iedere verdere beslising aanhouden.
4. De uitspraak
De rechtbank:
In het incident
wijst het gevorderde af;
veroordeelt [Partij F. c.s.] in de proceskosten aan de zijde van [Partij R. ] gevallen en tot op heden begroot op € 390,- voor salaris procureur;
In de hoofdzaak
beveelt dat partijen over de hoofdzaak voortprocederen met inachtneming van de stand waarin deze procedure zich bevindt en stelt daartoe de zaak ter rolle van 11 juni 2003 voor conclusie van antwoord aan de zijde van [Partij F. c.s.], peremptoir, en voor opgave verhinderdata door beide partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sijmonsma, vice-president, en ter openbare terechtzitting uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
F.B.