Vonnis : 23 april 2003
Zaaknummer : 79081 / HA ZA 02-1031
De rechtbank Maastricht, meervoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A&D b.v.] B.V.,
gevestigd te Hulsberg,
eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident,
procureur mr. R.J.H. Vlecken;
[De heer H. ],
wonende te [A. ],
gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident,
procureur mr. I.P. Sigmond.
1. Het verloop van de procedure
Eiseres in de hoofdzaak, hierna te noemen "A&D", heeft gedaagde in de hoofdzaak, [Partij H. ], bij exploot van 16 oktober 2002 gedagvaard voor deze rechtbank en gesteld en gevorderd als in die dagvaarding vermeld. Bij de dagvaarding zijn producties overgelegd.
Nadat de rolrechter bij beschikking van 7 november 2002 had vastgesteld dat de dagvaarding niet voldeed aan de daaraan door artikel 111 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) gestelde eisen en A&D in de gelegenheid had gesteld de ontbrekende informatie te verschaffen, heeft A&D een akte genomen.
Vervolgens heeft [Partij H. ] een conclusie tot oproeping in vrijwaring genomen, waarna A&D in het incident een conclusie van antwoord heeft genomen, waarbij producties zijn overgelegd.
Ten slotte hebben partijen in het incident vonnis gevraagd op het rechtbankdossier. De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
2.1 A&D heeft op de in de dagvaarding vermelde gronden gevorderd dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I voor recht zal worden verklaard dat [Partij H. ] onrechtmatig jegens A&D heeft gehandeld en deswege
jegens haar schadeplichtig is geworden;
II [Partij H. ] zal worden veroordeeld aan A&D te vergoeden de schade die A&D heeft geleden, welke schade
is te begroten en nader op te maken bij staat;
III [Partij H. ] zal veroordelen in de kosten van het geding, die van de beslaglegging daaronder begrepen.
2.2 A&D legt aan haar vordering ten grondslag, kort samengevat, dat zij [Partij H. ] via de aan haar gelieerde vennootschap Global Consultancy B.V., hierna "Global", bij welke vennootschap [Partij H. ] in loondienst was, heeft ingeleend voor het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van haar adviespraktijk, en dat [Partij H. ] vervolgens onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld en haar schade heeft berokkend door, onder meer, fouten te maken, onzorgvuldig te declareren en de goede naam van A&D aan te tasten bij de behandeling voor de kantonrechter van een door Global ingediend verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Global en [Partij H. ].
2.3 [Partij H. ] heeft daarop bij incidentele conclusie gevorderd dat de rechtbank hem zal toestaan Global in vrijwaring op te roepen, daartoe - kort samengevat - aanvoerend dat alle door A&D aan hem verweten gedragingen vallen binnen het kader van zijn werkzaamheden als werknemer van Global en dat Global in de relatie van [Partij H. ] en Global draagplichtig is wat betreft de schade veroorzaakt door het handelen van [Partij H. ].
2.4 A&D verweert zich tegen de incidentele vordering. Zij stelt daartoe, zakelijk samengevat, dat de rechtbank onbevoegd is kennis te nemen van de vordering van [Partij H. ] jegens Global en dat toewijzing van de vordering zal leiden tot onredelijke vertraging.
3.1 Het door [Partij H. ] gestelde maakt in voldoende mate aannemelijk dat hij mogelijk een verhaalsrecht heeft op Global, waarbij de opeisbaarheid van zijn vordering jegens Global mede afhangt van de beslissing in de hoofdzaak. De door A&D gestelde omstandigheid dat de zaak van [Partij H. ] tegen Global een kantonzaak betreft, staat aan toewijzing van het verzoek om Global in vrijwaring op te roepen niet in de weg. Dat toewijzing van dat verzoek tot vertraging van de hoofdzaak zal leiden, acht de rechtbank, gelet op het belang van [Partij H. ] bij gelijktijdige behandeling van beide zaken en de processuele doelmatigheid, evenmin grond voor afwijzing. De rechtbank zal de vordering tot oproeping in vrijwaring dan ook toewijzen.
3.2 De beslissing over de kosten van dit incident wordt aangehouden totdat in de hoofdzaak kan worden beslist.
In de hoofdzaak en voorts in het incident
3.3 Afgaand op hetgeen [Partij H. ] in zijn incidentele conclusie van eis heeft gesteld omtrent de vordering die hij voornemens stelt te zijn in te stellen tegen Global, komt het de rechtbank met A&D voor dat dit een arbeidszaak zou kunnen betreffen in de zin van artikel 93 sub c Rv. Artikel 210, lid 3, Rv bepaalt dat ingeval een vordering tot oproeping in vrijwaring wordt toegewezen en de zaak in vrijwaring een vordering betreft die wegens haar aard door de kantonrechter moet worden behandeld, zoals een arbeidszaak, zowel de hoofdzaak als de vrijwaringszaak met overeenkomstige toepassing van artikel 71 Rv naar de kantonrechter worden verwezen.
3.4 De vraag of bedoelde verwijzing dient plaats te vinden kan naar het oordeel van de rechtbank echter eerst worden beoordeeld aan de hand van de vrijwaringsdagvaarding. Eerst dan is duidelijk dát sprake is van een vrijwaringszaak (in de praktijk komt het geregeld voor dat ook na daartoe verleende toestemming de oproeping in vrijwaring achterwege blijft) en wat de aard is van de betreffende vordering. Ondoelmatig komt het de rechtbank voor reeds thans tot verwijzing naar de kantonrechter over te gaan, nu nog geen zekerheid bestaat of de vordering tot vrijwaring er komt en waarop deze zal zijn gegrond.
3.5 Gelet op het voorgaande zal de rechtbank [Partij H. ] in de gelegenheid stellen Global in vrijwaring te dagvaarden voor deze rechtbank, sector civiel, tegen de zitting van 21 mei 2003. De hoofdzaak zal worden verwezen naar de rolzitting van 21 mei 2003 voor conclusie van antwoord, alsmede voor opgave verhinderdata ten behoeve van een comparitie na antwoord. Vervolgens zal worden beslist of verwijzing dient plaats te vinden.
staat [Partij H. ] toe de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Global Consultancy B.V., gevestigd te [adres], in vrijwaring op te roepen tegen de terechtzitting van de rechtbank Maastricht, sector civiel, handelszaken, van woensdag 21 mei 2003 te 10.00 uur, zulks met inachtneming van de wettelijk voorgeschreven termijn, en beveelt dat alsdan de zaak in vrijwaring ter rolle zal worden geplaatst;
houdt de beslissing ten aanzien van de kosten van dit incident aan teneinde daarover tegelijk met de beslissing in de hoofdzaak te kunnen beslissen;
verwijst de zaak naar bovengenoemde rolzitting van 21 mei 2003 voor conclusie van antwoord aan de zijde van [Partij H. ] en voor akte houdende opgave verhinderdata aan de zijde van beide partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. Sijmonsma, vice-president, De Kort, rechter, en Bregonje, rechter-plaatsvervanger, en ter openbare terechtzitting van 23 april 2003 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.