ECLI:NL:RBMAA:2003:AF8378
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.J. Hazen
- Rechtspraak.nl
Vervreemding van onroerend goed en de meerwaarde-clausule in echtscheidingszaken
In deze zaak heeft de rechtbank Maastricht op 7 mei 2003 uitspraak gedaan in een geschil tussen ex-echtgenoten over de vervreemding van onroerend goed en de toepassing van een meerwaarde-clausule. De vrouw, eiseres, had de man, gedaagde, gedagvaard omdat zij meende recht te hebben op een deel van de meerwaarde van de woning die de man had verkocht na de echtscheiding. De meerwaarde-clausule, opgenomen in de akte van verdeling van 28 november 1997, stelde dat als de man vóór 1 december 2002 de woning zou verkopen voor een prijs hoger dan fl. 160.000,--, de meerprijs gelijkelijk tussen partijen zou worden verdeeld. De man had echter de woning verkocht en geleverd na deze datum, wat leidde tot het geschil.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de koopovereenkomst had gesloten op 11 april 2002, maar de levering vond pas plaats op 2 december 2002. De vrouw stelde dat de man opzettelijk had gehandeld om de meerwaarde-clausule te omzeilen. De rechtbank oordeelde dat de man niet in strijd had gehandeld met de overeenkomst, omdat de meerwaarde-clausule een cumulatieve eis stelde die niet was geschonden. De rechtbank concludeerde dat de vrouw geen recht had op de gevorderde schadevergoeding, omdat de man zich aan de voorwaarden van de meerwaarde-clausule had gehouden.
De rechtbank wees de vordering van de vrouw af en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Dit vonnis benadrukt het belang van duidelijke afspraken in echtscheidingszaken en de noodzaak om de voorwaarden van dergelijke clausules nauwkeurig te interpreteren.