ECLI:NL:RBMAA:2003:AH9622

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
24 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
81257 FA RK 03-180
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinder- en partneralimentatie in het kader van WSNP

In deze zaak heeft de rechtbank Maastricht op 24 juni 2003 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van kinder- en partneralimentatie. De man, die sinds 20 juni 2002 onder de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) valt, verzocht om de onderhoudsbijdragen aan zijn vrouw en kind te verlagen naar nihil. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man door de WSNP verplicht is om al het inkomen boven de € 693,65 per maand af te dragen aan de boedel, wat zijn financiële ruimte voor alimentatie aanzienlijk beperkt. De vrouw heeft verweer gevoerd tegen de wijziging van de alimentatie, onder andere door te stellen dat de rechtbank Maastricht niet bevoegd was, maar dit verweer heeft zij ter zitting prijsgegeven.

De rechtbank heeft de behoefte van het kind aan de geldende onderhoudsbijdrage niet betwist geacht en geconcludeerd dat de overige schuldeisers van de man in onredelijke mate zouden worden bevoordeeld als de onderhoudsverplichting jegens het kind zou worden beëindigd. De rechtbank heeft daarom besloten om de onderhoudsbijdrage ten behoeve van het kind te handhaven en het verzoek van de man tot wijziging van de partneralimentatie niet ontvankelijk te verklaren. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt. Deze beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking: 24 juni 2003
De rechtbank Maastricht, enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven:
Zaaknummer: 81257 / FA RK 03-180
In de zaak van:
[verzoeker],
verzoeker, verder te noemen: de man,
wonende te [L.],
procureur mr. P.J.H.C. Glenz,
en:
[verweerster],
wederpartij, verder te noemen: de vrouw,
wonende te [W.],
procureur mr. CH.M.E.M. Paulussen.
1. Verloop van de procedure
De man heeft op 10 februari 2003 een verzoekschrift tot wijziging van kinder- en partneralimentatie ingediend.
Door de vrouw is op 25 maart 2003 een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van dinsdag 10 juni 2003.
2. De feiten
Bij vonnis van deze rechtbank van 18 maart 1993 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
De man is bij dat vonnis veroordeeld tot betaling van een bedrag van fl. 250,-- per maand per kind als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding va[naam kind]artijen minderjarig kind:
[naam, geboortedatum en -plaats]
Verder is de man bij genoemd vonnis, voorlopig in afwachting van een definitieve beslissing, veroordeeld tot betaling van een bedrag van fl. 150,-- per maand als bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw.
Bij vonnis van 10 maart 1994 is het verzoek tot vaststelling van enig bedrag aan partneralimentatie alsnog -definitief- afgewezen.
3. Het verzoek en het verweer
3.1.
De man verzoekt dat onder wijziging van genoemd vonnis van 18 maart 1993 de door hem ten behoeve van de vrouw en het kind te betalen onderhoudsbijdragen nader zullen worden bepaald op nihil met ingang van 20 juni 2002, althans met ingang van de dag van het verzoekschrift.
De man stelt dat bedoelde bijdragen tengevolge van wijziging van omstandigheden hebben opgehouden te voldoen aan de wettelijke maatstaven.
Ter staving van zijn stelling voert de man aan -kort samengevat weergegeven - dat sedert 20 juni 2002 de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (verder: WSNP) op hem van toepassing is verklaard en dat het door hem te ontvangen vrij te laten inkomen slechts € 694,-- per maand bedraagt.
3.2.
De vrouw heeft tegen toewijzing van het verzoek gemotiveerd verweer gevoerd.
Zij heeft aangevoerd dat de rechtbank Maastricht niet bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek voorzover dat strekt tot wijziging van de ten behoeve van het kind te betalen onderhoudsbijdrage nu het kind in [W.] woonachtig is en derhalve de rechtbank Roermond bevoegd is.
De vrouw heeft verder nog inhoudelijk verweer gevoerd tegen toewijzing van het verzoek.
4. Beoordeling
4.1.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vrouw haar aanvankelijke bevoegdheidsverweer ter mondelinge behandeling heeft prijsgegeven en dat zij uitdrukkelijk heeft verkaard er mee in te stemmen dat de rechtbank Maastricht op het verzoek zal beslissen.
Gelet op die proceshouding van de vrouw zal de rechtbank Maastricht van het wijzigingsverzoek kennis te nemen en daarop inhoudelijk beslissen.
4.2.
De rechtbank stelt verder vast dat reeds bij vonnis van 10 maart 1994 het verzoek strekkende tot vaststelling van enig door de man te betalen bedrag aan partneralimentatie door de rechtbank is afgewezen, waarmee ook de bij vonnis van 19 maart 1993 gegeven voorlopige beslissing ten aanzien van de door de man te betalen partneralimentatie is geëindigd, zodat er thans geen sprake is van een door de man op grond van die laatste beslissing te betalen onderhoudsbijdrage ten behoeve van de vrouw.
De rechtbank zal de man dan ook niet ontvankelijk dienen te verklaren in zijn tot wijziging van partneralimentatie strekkende verzoek.
4.3.
Nu de man aan zijn wijzigingsverzoek uitsluitend ten grondslag heeft gelegd dat hij vanwege toepassing van de WSNP vanaf 20 juni 2002 niet langer tot betaling van enige onderhoudsbijdrage in staat is, en hij de behoefte van het kind aan de thans geldende onderhoudsbijdrage niet heeft betwist, dient die behoefte als vaststaand aangenomen te worden en dient thans enkel te worden onderzocht en beslist of, en zo ja in hoeverre de man geacht moet worden in die behoefte te kunnen blijven bijdragen.
4.4.
Uit de stukken en het verhandelde ter mondelinge behandeling is genoegzaam gebleken dat bij beslissing van 20 juni 2002 de WSNP op de man van toepassing is verklaard en dat de rechter-commissaris in het kader van die schuldsanering heeft bepaald dat de man al hetgeen hij aan inkomen verwerft boven een bedrag van € 693,65 per maand dient af te dragen aan de boedel, terwijl ook het aan de man toekomende vakantiegeld en eventuele inkomsten over extra te maken uren aan de boedelrekening toekomen.
4.5.
Gelet op de omvang van dat feitelijk aan de man ter beschikking staande geringe vrij te laten aandeel van zijn inkomen uit arbeid is er in beginsel geen ruimte meer aanwezig voor betaling van enig bedrag aan kinderalimentatie.
4.6.
In aanmerking genomen in casu echter de door de man niet betwiste behoefte van [naam kind] aan de geldende onderhoudsbijdrage enerzijds en anderzijds in aanmerking nemende de in absolute zin aanzienlijke afdracht -tot een bedrag van om en nabij € 800,-- per maand, benevens vakantiegeld- aan de boedelrekening is de rechtbank van oordeel dat in casu de overige schuldeisers van de man in verhouding tot die vaststaande en dringende onderhoudsverplichting jegens [naam kind] in onredelijke mate worden bevoordeeld indien die onderhoudsbijdrage thans zou worden beëindigd.
4.7.
Onder die omstandigheden, en in aanmerking nemende verder de verhouding tussen de thans geldende onderhoudsbijdrage en dat aan de boedel af te dragen deel van de inkomsten van de man, is de rechtbank van oordeel dat er in de enkele omstandigheid dat de WSNP op de man van toepassing is verklaard onvoldoende termen aanwezig zijn om een wijziging te brengen in de omvang van de zwaarwegende onderhoudsverplichting van de man jegens het kind.
Een en ander temeer, nu door de vrouw is betwist en de man tegenover die betwisting niet althans onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt, dat de in de schuldsanering betrokken schulden niet alle van zodanige aard zijn dat de betalingen daarop in het kader van de vaststelling van voor alimentatiebetaling beschikbare ruimte volledig kunnen prevaleren boven die onderhoudsverplichting jegens het kind.
4.8.
De rechtbank zal gelet op al het vorenstaande de onderhoudsbijdrage ten behoeve van het kind dan ook integraal handhaven en het tot wijziging daarvan strekkende verzoek afwijzen.
4.9.
De rechtbank gaat er daarbij van uit dat de rechter-commissaris, overeenkomstig de richtlijnen als vervat in het "rapport van de werkgroep rekenmethode vrij te laten bedrag van recofa", op daartoe strekkend verzoek van de man het vrij te laten bedrag met terugwerkende kracht tot 20 juni 2002 zal corrigeren in die zin dat dat bedrag zal worden verhoogd met de geldende onderhoudsbijdrage ten behoeve van [naam kind], zodat de man ook feitelijk tot betaling van die bijdrage in staat zal zijn.
5. Proceskosten
De proceskosten zal de rechtbank compenseren op de hierna te vermelden wijze.
6 Beslissing:
Verklaart de man niet ontvankelijk in zijn verzoek voorzover strekkende tot wijziging van partneralimentatie.
Wijst het verzoek van de man af voorzover strekkende tot wijziging van de bij vonnis van deze rechtbank van 18 maart 1993 vastgestelde onderhoudsbijdrage ten behoeve van de minderjarige [naam kind].
Compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.L.J. Voogt, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 24 juni 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een procureur (advocaat) - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden: binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hen op andere wijze bekend is geworden.