ECLI:NL:RBMAA:2003:AH9704
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F. Bergmans
- Rechtspraak.nl
Onvoldoende belang bij verklaring voor recht inzake aansprakelijkheid bij niet ingestelde vordering
In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 9 juli 2003 uitspraak gedaan in een geschil tussen Schiphol Express B.V. en twee gedaagden, Eurodocument B.V. en Medion AG. Schiphol Express vorderde een verklaring voor recht dat de gedaagden niet ontvankelijk zijn in een eventuele schadevordering jegens haar, die voortvloeit uit een verloren zending. De zaak betreft een transportopdracht die Schiphol Express in december 2001 ontving van ITG Internationale Spedition GmbH voor het vervoer van een zending van Eurodocument naar Dortmund, Duitsland. De zending werd echter ontvreemd terwijl deze in bewaring was bij een transportbedrijf.
De rechtbank oordeelde dat Eurodocument geen vordering had ingesteld tegen Schiphol Express en ook niet van plan was dit te doen. Dit werd bevestigd door de verklaringen van de directeur van Schiphol Express, die erkende dat Eurodocument slechts betrokken was bij de douaneafhandeling en niet als afzender optrad. De rechtbank concludeerde dat Schiphol Express geen belang had bij de gevorderde verklaring voor recht jegens Eurodocument.
Evenzo stelde Medion dat zij geen vordering had tegen Schiphol Express, omdat haar schade was vergoed door haar verzekeraar, Gothaer, die in de rechten van Medion was getreden. Ook deze stelling werd niet weersproken door Schiphol Express. De rechtbank kwam tot de conclusie dat Schiphol Express niet-ontvankelijk diende te worden verklaard in haar vorderingen tegen zowel Eurodocument als Medion.
De rechtbank veroordeelde Schiphol Express in de proceskosten aan de zijde van beide gedaagden, en wees de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten af, omdat dit een toekomstige verplichting betrof waarvoor geen vordering kon worden ingesteld. Het vonnis werd uitgesproken door vice-president F. Bergmans in aanwezigheid van de griffier.