Vonnis : 9 juli 2003
Zaaknummer : 78103 / HA ZA 02-878
De rechtbank Maastricht, sector civiel, enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid THULL INTERSPORT B.V.,
gevestigd te Kerkrade,
eiseres,
procureur mr. P.P.J. Otten;
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid CITY HOTEL HEERLEN B.V.,
gevestigd te Heerlen,
gedaagde sub 1,
procureur mr. M.D.N. van Duyl;
2. [De heer T. ],
wonende te [H. ],
gedaagde sub 2,
procureur mr. M.D.N. van Duyl.
Gezien de stukken, waaronder meer bepaald het op 4 september 2002 onder zaak/rolnummer 115928 CV EXPL 02-2796 door de kantonrechter te Heerlen gewezen verwijzingsvonnis tussen partijen.
1. Het verloop van de procedure
Terwijl de zaak aanhangig was bij de kantonrechter is gedaagde sub 1, hierna te noemen City Hotel Heerlen B.V.,bij vonnis van deze rechtbank d.d. 29 augustus 2002 in staat van faillissement verklaard.
Nadat de kantonrechter de zaak in de stand waarin deze zich bevond op 4 september 2002 naar de rechtbank had verwezen, heeft eiser, hierna te noemen "Thull Intersport B.V.", alleen gedaagde sub 2, [de heer T. ] opgeroepen voor deze rechtbank. Vervolgens hebben beide gedaagden het door de kantonrechter verleende verstek gezuiverd. Alleen [Gedaagde sub 2] heeft daarna een conclusie van antwoord genomen.
Op de voet van artikel 131 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is een comparitie na antwoord gelast.
Ten slotte hebben Thull Intersport B.V en [Gedaagde sub 2] vonnis gevraagd op het rechtbankdossier. De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
2.1 Thull Intersport B.V. stelt, zakelijk weergegeven en voorzover thans van belang, dat zij aan Hotel Max op 24 april een offerte heeft uitgebracht voor het verhuren van de sport- verblijf- en vergaderakkomodatie Centrum Bleijerheide te Kerkrade, dat zij van "Budo Max Heerlen" op 18 mei 2001 een fax heeft ontvangen inzake definitieve reservering en dat Budo Max conform overeenkomst op 19 juni 2001 van haar een factuur heeft ontvangen ten bedrage van destijds f. 14.952,00, thans € 6.784,92.
2.2 Thull Intersport B.V. heeft inmiddels moeten constateren dat zowel bedrijf Budo Max, als Hotel Max Heerlen niet staan ingeschreven in het handelsregister en dat het handelsregisternummer dat door de wederpartij op haar correspondentie werd vermeld, toebehoort aan City Hotel Heerlen B.V.. Voorts is alle correspondentie steeds gevoerd met [Gedaagde sub 2], waarbij [Gedaagde sub 2] steeds alle stukken heeft ondertekend, op grond waarvan Thull Intersport B.V. thans [Gedaagde sub 2] aansprakelijk acht voor de betaling van het verschuldigde.
2.3 Op basis van het vorenstaande vordert Thull Intersport B.V. om gedaagden te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 8.170,72, zijnde voornoemd bedrag van € 6.784,92, vermeerderd met € 1017,74 ter zake incassokosten en een bedrag van € 368,06 ter zake wettelijke rente tot aan de dag der dagvaarding, alsmede wettelijke rente over het totaalbedrag van de dag der dagvaarding tot de dag der voldoening en veroordeling van gedaagden in de proceskosten.
2.4 De vordering wordt door [Gedaagde sub 2] gemotiveerd weersproken, waartoe wordt verwezen naar de conclusie van antwoord.
3.1 De rechtbank verstaat dat de zaak tegen gedaagde sub 1 ingevolge artikel 29 van de Faillissementswet van rechtswege is geschorst en houdt dienaangaande iedere verdere beslissing aan.
3.2 In het onderhavige geschil staat centraal de vraag of [Gedaagde sub 2] bij de totstandkoming van de in rov. 2.1 genoemde overeenkomst in eigen naam handelde of dat [Gedaagde sub 2] daarbij als tussenpersoon handelde namens Hotel Max Heerlen. Bij de beantwoording van deze vraag acht de rechtbank aannemelijk en gaat zij dientengevolge ervan uit dat [Gedaagde sub 2] ten tijde van de totstandkoming van genoemde overeenkomst in loondienst werkte bij City Hotel Heerlen B.V.
3.3 Bij de vraag of door een tussenpersoon al dan niet in naam van een opdrachtgever is gehandeld, gaat het erom of die tussenpersoon in zijn verhouding tot de wederpartij (in casu: Thull Intersport B.V.) als gevolmachtigde of als partij is opgetreden. Een en ander dient te worden beantwoord aan de hand van het bepaalde in de artikelen 3:33 jo. 35 van het Burgerlijk Wetboek. In de onderhavige zaak zal daarbij beslissend zijn hetgeen Thull Intersport B.V. en [Gedaagde sub 2] jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen hebben afgeleid en mochten afleiden.
3.4 De rechtbank acht daarbij de volgende omstandigheden van belang:
- Thull Intersport B.V. offreerde aan Hotel Max en niet aan [Gedaagde sub 2];
- diverse correspondentie van [Gedaagde sub 2] werd gevoerd op briefpapier van Café Max/Hotel Max;
- dat het handelsregisternummer dat door de wederpartij van Thull Intersport B.V. op haar correspondentie werd vermeld, toebehoort aan City Hotel Heerlen B.V.;
- bij genoemde correspondentie werd door [Gedaagde sub 2] nooit vermeld dat hij handelde in privé;
- onder productie 5 bij de inleidende dagvaarding heeft Thull Intersport B.V. in de procedure gebracht een kopie van de ondertekende opdrachtbevestiging - gedateerd: 15 juni 2001 - van de reservering. Onder de omschrijving van de reservering voert Thull Intersport B.V. op deze opdrachtbevestiging Budo Max op als haar contractuele wederpartij. Op de laatste pagina van genoemde opdrachtbevestiging wordt aan de onderkant van de pagina ruimte geboden ter ondertekening van de opdrachtbevestiging. Daarbij geeft Thull Intersport B.V. - middels een door haar opgestelde voorgedrukte tekst - zelf aan dat [Gedaagde sub 2] de opdrachtbevestiging niet in eigen naam tekent doch namens Budo Max.
3.5 Vorenstaande omstandigheden, elk afzonderlijk en in onderling verband bezien, in aanmerking nemende, is de rechtbank van oordeel dat het voor Thull Intersport B.V. evident moet zijn geweest dat zij met betrekking tot de op 18 mei 2001 tot stand gekomen overeenkomst, mede gezien haar eigen verklaringen jegens [Gedaagde sub 2], uit de verklaringen van [Gedaagde sub 2] moest afleiden dat zij niet contracteerde met [Gedaagde sub 2] in privé. De rechtbank is van oordeel dat in casu op geen moment sprake is geweest van een tussen Thull Intersport B.V. en [Gedaagde sub 2] tot stand gekomen overeenkomst. Een en ander leidt ertoe dat de vordering van Thull Intersport B.V. tegen [Gedaagde sub 2] dient te worden afgewezen met veroordeling van Thull Intersport B.V. in de kosten van de procedure.
3.6 De rechtbank acht overigens de stelling van Thull Intersport B.V. aannemelijk dat voor haar bij het sluiten van de litigieuze overeenkomst niet onmiddellijk duidelijk is geweest met wie zij - door bemiddeling van [Gedaagde sub 2] - een overeenkomst had gesloten. Deze onduidelijkheid hangt nauw samen met de naam/namen waaronder City Hotel Heerlen B.V. handelt. Onweersproken staat ook vast dat, zoals [Gedaagde sub 2] in zijn conclusie van antwoord stelt, City Hotel Heerlen B.V., bij de Kamer van Koophandel geregistreerd onder het handelsregisternummer 14.036.708, tevens handelt onder de naam "Café Max". Met deze omstandigheid had Thull Intersport B.V. derhalve bekend kunnen zijn indien zij het handelsregister had geraadpleegd. Daarenboven heeft Thull Intersport B.V. geen omstandigheden gesteld - noch heeft zij bewijs daarvan aangeboden - waaruit zou moeten blijken dat [Gedaagde sub 2] een onrechtmatig daad jegens haar heeft gepleegd door zich als vertegenwoordiger van een niet bestaande persoon te presenteren, dan wel bewust onduidelijkheid te scheppen omtrent de persoon van de wederpartij van Thull Intersport B.V. Eventuele onduidelijkheden bij Thull Intersport B.V. gerezen omtrent de persoon van haar contractuele wederpartij, dienen derhalve geheel voor haar risico te blijven.
verstaat dat de zaak tegen gedaagde sub 1 ingevolge artikel 29 Faillissementswet van rechtswege is geschorst;
wijst het gevorderde jegens [Gedaagde sub 2] af;
veroordeelt Thull Intersport B.V. in de kosten van de procedure aan de zijde van gevallen en tot op heden begroot op:
vast recht € 230,00
salaris procureur € 662,00;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.Ph. Bergmans, vice-president, en ter openbare terechtzitting uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.