2.4
De vrouw is van oordeel dat nu uit de jurisprudentie blijkt dat aan een advocaat geen verschoningsrecht toekomt indien hij bij de totstandkoming van de overeenkomst aanwezig is geweest en uit de schildering van de man al blijkt dat partijen buiten aanwezigheid van mr. [S.] het convenant hebben gesloten, vloeit daaruit al voort dat deze zich in deze zaak terecht op zijn verschoningsrecht beroept.
2.5
In de onderhavige zaak moet als vaststaand worden aangenomen dat partijen zich met een zelf opgesteld (concept-)convenant tot mr. [S.] hebben gewend en dat deze alvorens aan de hand van dit concept een definitief concept op te stellen, dat geschikt was om (via aanhechting) deel uit te maken van de echtscheidingsbeschikking, met par-tijen apart over de inhoud van de tussen hen gemaakte afspraken heeft gesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank geldt onder de door partijen geschetste omstandigheden, nu voorts vaste rechtspraak is dat de advocaat zelf kan bepalen wat onder zijn ver-schoningsrecht valt en de rechter uit dien hoofde slechts een zeer krappe beoordelingsmarge heeft om te oordelen of de advocaat terecht of onterecht een beroep op zijn verschoningsrecht doet, dat mr. [S.] zich in deze zaak terecht op zijn verschonings-recht heeft beroepen.
Dit geldt in deze zaak temeer nu verder uitgangspunt in dit soort kwesties is dat de advocaat de vertrouwelijkheid van de door (een van) partijen aan hem gedane mededelingen niet hoeft aan te tonen omdat vermoed wordt dat die vertrouwelijkheid aanwezig is indien - zoals in casu - partijen apart met de advocaat spreken en vervolgens tezamen in aanwezigheid van de advocaat hun eerder in juni 1999 in onderling overleg gemaakte en op schrift gestelde afspraken bekrachtigen.
Nu in deze zaak niet in geschil is of er een overeenkomst tot stand is gekomen en duidelijk is wat partijen overeengekomen zijn en die inhoud dus niet kan worden aangemerkt als door partijen of een van hen expliciet aan de advocaat toevertrouwde persoonlijke zaken, ligt het in de omstandigheden van dit geval voor de hand aannemelijk te achten dat tijdens de apart met partijen gehouden besprekingen, zaken aan de orde zijn gekomen die niet de totstandkoming van de overeenkomst zelf of de inhoud ervan betreffen, maar die in casu zijdens de vrouw zijn aan te merken als vertrouwelijk aan de raadsman gedane mededelingen en dus dienen te gelden als zodanig aan de advocaat toevertrouwd, waarvoor het in artikel 165 Rv neergelegde verschoningsrecht is bedoeld.
2.6
Dit een en ander houdt in dat het door mr. [S.] gedane beroep op het verscho-ningsrecht gegrond moet worden verklaard.
Een beslissing over de kosten in dit incident wordt aangehouden totdat in de hoofdzaak kan worden beslist.
De rechtbank laat hoger beroep toe van deze beslissing in het incident.