ECLI:NL:RBMAA:2003:AI1410

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
25 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
84684 / KG ZA 03-208
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.M. Adelmeijer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Straatverbod in kort geding tussen moeder en zoon wegens huiselijk geweld

In deze zaak, die op 25 juli 2003 door de Rechtbank Maastricht is behandeld, heeft eiseres, mevrouw H., haar zoon, de heer H., gedagvaard in kort geding. De aanleiding voor deze procedure was de onhoudbare situatie in de woning van eiseres, waar gedaagde tijdelijk verbleef in afwachting van een nieuw verblijfsadres. Gedaagde, die in voorarrest zat wegens huiselijk geweld, had eerder een gevangenisstraf van zeven maanden ondergaan voor mishandeling, bedreiging en vernieling. Eiseres vorderde een straatverbod en ontruiming van de woning, omdat zij vreesde voor herhaling van geweld door haar zoon.

Tijdens de zitting werd duidelijk dat gedaagde, die kampt met ADHD-problemen, niet meer terug wilde naar de woning van eiseres. De voorzieningenrechter oordeelde dat de angst van eiseres voor herhaling van bedreiging of mishandeling voldoende aannemelijk was. Gezien de omstandigheden en de eerdere veroordelingen van gedaagde, werd de vordering van eiseres voor toewijzing gereed bevonden. De voorzieningenrechter besloot dat gedaagde de woning moest verlaten en dat eiseres gemachtigd werd om naleving van deze beslissing te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm.

De voorzieningenrechter bepaalde ook dat gedaagde zich na zijn vertrek niet meer in de woning mocht ophouden, met een dwangsom van € 50,-- per overtreding, tot een maximum van € 1.000,--. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector civiel
Zaaknummer : 84364 / KG ZA 03-208
Datum uitspraak: 25 juli 2003
VONNIS IN HET KORT GEDING VAN:
[Mevrouw H. ],
wonende te [K. ],
eiseres bij exploot van dagvaarding in kort geding d.d. 2 juli 2003,
procureur: mr. J.J.M. Goltstein,
tegen:
[De heer H. ],
verblijvende te [K. ],
gedaagde,
procureur: mr. P.M.J. Graus.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Eiseres ([H. ]) heeft gedaagde ([De heer H. ]) gedagvaard in kort geding en op de dienende dag, 16 juli 2003, gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van die dagvaarding. [Eiseres] heeft vervolgens haar vordering nader doen toelichten.
1.2 [Gedaagde] heeft verweer gevoerd.
1.3 Partijen hebben vervolgens op elkaars stellingen gereageerd.
1.4 Ten slotte is op verzoek van partijen de uitspraak van het vonnis bepaald op heden.
2. Het geschil
2.1 [Gedaagde], zoon van [Eiseres], -die ten tijde van dit geding, maar na de datum van dagvaarding, in voorarrest zit, omdat door [Eiseres] aangifte is gedaan wegens huiselijk geweld- is op 23 maart 2003 tijdelijk in de woning van [Eiseres] opgenomen in afwachting van toewijzing van een verblijfsadres of woning door de Reclassering ( reclasserings-instelling van het Leger des Heils). Voor 23 maart 2003 heeft [Gedaagde] een gevangenisstraf van ongeveer 7 maanden ondergaan voor mishandelingen, bedreigingen en vernielingen.
De door [Eiseres] verleende opvang van [Gedaagde] zou -als tussenopvang- van korte duur zijn.
2.2 [Eiseres] heeft na maart 2003 verschillende keren de hulp van politie en reclassering moeten inroepen in verband met bedreigingen en mishandelingen van [Gedaagde] jegens [Eiseres] en haar man en dochter.
2.3 [Gedaagde] heeft aan de herhaalde verzoeken van [Eiseres] om haar woning te verlaten vanwege zijn wangedrag en voortdurende problemen, geen gevolg gegeven.
2.4 [Eiseres] stelt dat [Gedaagde] gezien de hiervoor vermelde gedragingen en de weigering de woning te verlaten jegens haar en haar gezin onrechtmatig handelt, en heeft daarom in dit geding gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [Gedaagde] te veroordelen om de woning, staande en gelegen te [adres] te verlaten onder medeneming van zijn persoonlijke bezittingen binnen 24 uur na betekening van het ten deze te wijzen vonnis, althans binnen een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn;
II. [Gedaagde] te verbieden zich na het beoogde vertrek uit de woning (nog langer) op te houden dan wel aanwezig te zijn in voornoemde woning aan [het adres] alsook [adres];
III. [Eiseres] te machtigen om naleving van deze veroordeling en dit verbod zo nodig te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm en tevens te bepalen dat [Gedaagde] bij iedere overtreding van het gegeven verbod telkens een dwangsom van € 500,-- verbeurt, een en ander voor de duur van een jaar;
IV. [Gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
2.5 [Gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal, voor zover nodig, in het hierna volgende worden ingegaan.
3. De beoordeling
3.1 De aard van de onderhavige zaak brengt voldoende spoedeisend belang met zich mee.
3.2 Partijen zijn het erover eens dat [Gedaagde] met ADHD-problemen kampt. [Gedaagde] heeft ter zitting medegedeeld dat hij, nadat hij in vrijheid zal zijn gesteld, niet meer terug naar de woning van [Eiseres] wil en dat hij zich daarom terzake het onder II van het petitum gevorderde straatverbod refereert aan het oordeel van de voorzieningenrechter.
Gezien deze mededeling van [Gedaagde] en daarbij de door [Eiseres] geuite angst voor herhaling van bedreiging of mishandeling door [Gedaagde] jegens haar en haar gezin in overweging genomen, welke angst naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk is geworden, nu [Gedaagde] -die met ADHD-problemen kampt- reeds een gevangenisstraf van 7 maanden heeft ondergaan wegens mishandeling, bedreiging en vernieling, ligt de vordering onder II van het petitum voor toewijzing gereed met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd tot een bedrag ad € 50,-- per overtreding met een maximum van € 1.000,--.
3.3 Partijen hebben verder ter zitting afgesproken dat [Eiseres] de nog in haar woning aanwezige spullen van [Gedaagde] in dozen zal opbergen, en dat zij ervoor zal zorgdragen dat wanneer [Gedaagde] weer in vrijheid is gesteld de spullen in zijn bezit komen.
3.4 Ten aanzien van de onder I van het petitum gevorderde ontruiming overweegt de voorzieningenrechter het navolgende. Ter zitting heeft eiseres -nadat partijen de hiervoor onder overweging 3.3 vermelde afspraak hebben gemaakt- gepersisteerd in haar vordering tot ontruiming, met inachtneming van de afspraak tot afgifte van de spullen als hiervoor vermeld. Hiertegen heeft [Gedaagde] geen verweer gevoerd. Daarmee ligt ook de vordering onder I van het petitum voor toewijzing gereed als nader in het dictum bepaald.
3.5 De voorzieningenrechter ziet gezien de tussen partijen bestaande familierelatie aanleiding om de kosten van dit kort geding te compenseren.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank te Maastricht:
RECHT DOENDE in kort geding:
Veroordeelt [Gedaagde] om de woning, staande en gelegen te Kerkrade aan [adres], nadat hij in vrijheid is gesteld, te verlaten;
Machtigt [Eiseres] om, gedurende een jaar na betekening van dit vonnis, naleving van deze veroordeling zo nodig te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm;
Verbiedt [Gedaagde] zich na het hiervoor vermelde vertrek uit de woning (nog langer) op te houden dan wel aanwezig te zijn in voornoemde woning aan [het adres] alsook [adres], op verbeurte van een dwangsom van € 50,-- per overtreding van dit verbod met een maximum van € 1.000,--;
Compenseert de kosten van dit kort geding aldus, dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af;
Aldus gewezen door mr. A.M. Adelmeijer, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting in het bijzijn van de griffier.
BC