ECLI:NL:RBMAA:2003:AI1423

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
20 augustus 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
85481 KG ZA 03-271
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.M. Adelmeijer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot garage via openbare weg en gedogen door gedaagden

In deze zaak, die op 20 augustus 2003 door de Rechtbank Maastricht is behandeld, hebben eisers, de heer en mevrouw L., gedaagden, de heer en mevrouw R., gedagvaard in kort geding. De eisers vorderen dat gedaagden hen en hun rechtsopvolgers toestaan om met de auto toegang te krijgen tot hun garage via een steeg, die door gedaagden wordt betwist als openbare weg. Eisers stellen dat zij en hun rechtsvoorgangers altijd ongehinderd gebruik hebben kunnen maken van deze doorgang, en dat deze steeg voldoet aan de criteria van een openbare weg volgens de Wegenwet. Gedaagden betwisten dit en stellen dat de steeg in eigendom van hen is en dat deze niet gedurende tien achtereenvolgende jaren voor iedereen toegankelijk is geweest.

Tijdens de zitting op 6 augustus 2003 heeft de voorzieningenrechter een descente gelast om de situatie ter plaatse te beoordelen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de steeg, gezien de waarnemingen en de overgelegde documenten van de gemeente, inderdaad als een openbare weg kan worden aangemerkt. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vordering van eisers voor toewijzing vatbaar is, met uitzondering van de vordering om gedaagden te verbieden om hun mening over het eigendomsrecht te uiten. De voorzieningenrechter heeft gedaagden veroordeeld om te gedogen dat eisers en hun rechtsopvolgers via de steeg toegang hebben tot hun garage, onder verbeurte van een dwangsom. Tevens zijn gedaagden veroordeeld in de proceskosten van eisers.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Vonnis : 20 augustus 2003
Zaaknummer: 85481 / KG ZA 03-271
De voorzieningenrechter, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van:
1. [De heer L. ],
wonende te [E. ],
en,
2. [Mevrouw L. ],
wonende te [E. ],
eisers bij exploot van dagvaarding d.d. 28 juli 2003,
procureur: mr. H.E.C. Savelkoul;
tegen:
[De heer R. ],
wonende te [E. ],
en,
[Mevrouw R. ],
wonende te [E. ],
gedaagden,
procureur: mr. H.J.J. van der Salm.
1. Het verloop van de procedure
Eisers, [L. c.s.], hebben gedaagden, [R. c.s.], gedagvaard in kort geding. Op de dienende dag, 6 augustus 2003, hebben [Eisers] gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding, waarna zij hun vordering met verwijzing naar op voorhand toegezonden producties nader hebben doen toelichten.
[Gedaagden] hebben aan de hand van een pleitnota verweer gevoerd, daarbij eveneens verwijzend naar op voorhand toegezonden producties.
Partijen hebben daarna op elkaars stellingen gereageerd.
Aansluitend daarop heeft de voorzieningenrechter een descente gelast.
Ten slotte hebben partijen om vonnis verzocht. De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. Het geschil
2.1 [Eisers] hebben op 16 januari 2001 gekocht het pand plaatselijk bekend als [woonplaats], kadastraal bekend als gemeente [woonplaats], [sectie X] nummers [YYYY en ZZZZ]. Op perceel [X ZZZZ] bevindt zich de garage. De garagepoort bevindt zich aan de onderzijde van perceel [X ZZZZ] en komt uit op perceel [X WWWW].
2.2 Perceel [X WWWW] -welk perceel door gedaagden op 12 februari 2002 in eigendom is verkregen- alsmede perceel [X VVVV] zijn plaatselijk bekend als [adres]. [Eisers] kunnen hun garage alleen met de auto bereiken door gebruik te maken van [voornoemd adres].
2.3 [Eisers] hebben steeds ongehinderd hun garage met de auto vanuit [adres] kunnen bereiken via [voornoemd adres], derhalve via de percelen [X VVVV] en [X WWWW].
In september 2002 hebben [Gedaagden] aan [Eisers] medegedeeld dat zij bereid waren te gedogen dat [Eisers] met hun auto over het aan [Gedaagden] toebehorend perceel [X WWWW] en over het eveneens aan hen in eigendom toebehorend perceel [X VVVV] mogen rijden, maar dat zij niet toestaan dat eventuele rechtsopvolgers van [Eisers] met hun auto van en naar de garage over deze percelen gaan.
2.4 Medio december 2002 hebben [Eisers] besloten om hun woning te verkopen. Als makelaar werd dhr. J. Roks van Roks & Eurlings Vastgoed te Valkenburg aan de Geul ingeschakeld. Tijdens een bezichtiging van een eerste potentiële [koper] hebben [Gedaagden] aan de koper en makelaar medegedeeld dat de percelen [X WWWW] en [UUUU] aan hen in eigendom toebehoorden en dat potentiële kopers toestemming van [Gedaagden] moesten hebben wilden zij gebruik maken van die percelen om de garage te kunnen bereiken. Voor dit gebruik zou een vergoeding ad € 11.350,-- ( fl. 25.000,--) betaald moeten worden.
2.5 Bij schrijven d.d. 5 februari 2003 van familie [L.] gericht aan dhr. Roks, delen zij mede dat zijn afzien van de koop van de woning van [Eisers] Zij geven in deze brief aan dat zij van de koop afzien vanwege de hiervoor vermelde problematiek rondom [voornoemd adres].
2.6 [Eisers] stellen kort gezegd dat zowel zij als hun rechtsopvolgers het recht hebben om met de auto te komen en te gaan naar hun garage via [voornoemd adres]. Zij stellen hiertoe primair dat [voornoemd adres] een openbare weg is, subsidiair dat [voornoemd adres] een buurweg is en meer subsidiair dat [voornoemd adres] als noodweg kan worden bestempeld.
2.7 [Eisers] stellen dat het reeds verschillende keren is voorgekomen dat [Gedaagden] hun auto in [voornoemd adres] hebben geplaatst, ten gevolge waarvan het voor [Eisers] niet mogelijk is om [voornoemd adres] als toegangsweg van en naar hun garage te gebruiken.
2.8 Tijdens de op 6 augustus 2003 gehouden descente heeft de voorzieningenrechter het volgende waargenomen:
- bij de ingang van de [adres] naar [voornoemd adres] loopt de stoeprand langs de [adres] niet door;
- aan weerszijden van deze ingang van [voornoemd adres] aan de [adres] is deze stoeprand verhoogd;
- [Gedaagden] hebben erkend dat de beklinkering van [adres] door de gemeente is aangelegd;
- [voornoemd adres] is in haar geheel beklinkerd, van gevel tot gevel;
- de steeg wordt ook door fietsers als doorgang gebruikt.
2.9 [Eisers] hebben gezien het vorenstaande in dit geding gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [Gedaagden] te veroordelen om te gehengen en te gedogen dat [Eisers] en diens rechtsopvolgers via [voornoemd adres], kadastraal bekend [Ge[van de Gemeente], [sectie X] nummers [TTTT] en [UUUU], de volledige, waaronder begrepen met hun auto, en vrije toegang tot en de uitrit van hun garage hebben, welke garage behoort bij hun woning aan [voornoemd adres], zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag of deel van een dag dat [Gedaagden] na betekening van het in deze te wijzen vonnis weigeren aan deze veroordeling uitvoering te geven;
II. [Gedaagden] te gebieden zich te onthouden van alle uitlatingen jegens derden inhoudende dat [Eisers] dan wel hun rechtsopvolgers niet gerechtigd zijn om de [adres] als toegangsweg van en naar hun garage, welke behoort bij hun woning aan [voornoemd adres] te gebruiken, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere keer dat [Gedaagden] na betekening van het in deze te wijzen vonnis in strijd handelen met dit gebod;
III. [Gedaagden] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
2.10 [Gedaagden] hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer zal, voor zover voor de onderhavige vordering van belang, in het navolgende worden ingegaan.
3. De beoordeling
3.1 Gezien de onbetwiste stelling van [Eisers] dat zij hun garage alleen via [voornoemd adres] kunnen bereiken, welke doorgang door [Gedaagden] enkele malen is verhinderd, en gelet op de beoogde verkoop van de woning van [Eisers] is de voorzieningenrechter van oordeel dat voldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen gegeven is.
3.2.1 [Eisers] stellen voorop dat ook hun rechtsvoorgangers steeds ongehinderd de garage met de auto vanuit de [adres] hebben kunnen bereiken via [voornoemd adres], derhalve via de percelen D-[UUUU] en D-[TTTT].
Ter staving van hun stelling dat sprake is van een openbare weg hebben [Eisers] het navolgende aangevoerd. De maatstaf ter beantwoording van de vraag of een weg als openbare weg moet worden aangemerkt is neergelegd in artikel 4 lid 1 Wegenwet. [Voornoemd adres] is op grond van artikel 4 lid 1 sub II Wegenwet een openbare weg. In dit artikel staat vermeld dat een weg openbaar is: "wanneer hij, na het tijdstip van tien jaren vóór het in werking treden van deze wet, gedurende tien achtereenvolgende jaren voor een ieder toegankelijk is geweest en tevens gedurende dien tijd is onderhouden door het Rijk, eene provincie, eene gemeente of een waterschap".
Ter staving van hun stelling dat de [Gemeente] zeker tien achtereenvolgende jaren [voornoemd adres] heeft onderhouden, hebben [Eisers] een drietal producties overgelegd.
-In het verslag van de [Gemeente] d.d. 10 april 2000 betreffende [voornoemd adres] staat onder punt 3 sub b vermeld dat volgens het bestemmingsplan [van de Gemeente], vastgesteld door de raad op 30 maart 1978, de bestemming van [voornoemd adres] verkeersdoeleinden is. Op grond van artikel 30 van het bestemmingsplan Oude kern zijn verkeersdoeleinden bestemd voor onder andere openbare wegen. Tenslotte staat in dit verslag vermeld dat geconcludeerd kan worden dat op grond van artikel 30 van het bestemmingsplan en artikel 4 van de Wegenwet [voornoemd adres] een openbare weg is.
-In het schrijven van burgemeester en wethouders van de [Gemeente] d.d. 14 maart 2003, gericht aan de raadsman van [Eisers], wordt onder meer medegedeeld dat uit een door de raad op 16 september 1975 goedgekeurd rehabilitatieplan Oude Kom blijkt dat [voornoemd adres] behoort tot de openbare werken en dat door de gemeente in het najaar 1978 elementverharding is aangebracht.
-In het schrijven van burgemeester en wethouders van de [Gemeente] d.d. 22 april 2003 wederom gericht aan de raadsman van [Eisers] delen burgemeester en wethouders mede dat zij uit de aan hen voorhande zijnde documenten formeel kunnen afleiden dat de [Gemeente] het onderhoud van [voornoemd adres] verzorgt. Zij delen tevens mede dat zij zich verantwoordelijk achten voor het beheer en onderhoud van [voornoemd adres] sinds de reconstructie in 1978.
Ter ondersteuning van hun stelling dat [voornoemd adres] gedurende tien achtereenvolgende jaren voor een ieder toegankelijk is geweest hebben [Eisers] een tweetal verklaringen overgelegd van respectievelijk dhr. [J. ], sinds 1977 wonende aan [adres], en dhr. [F. ], sinds 1982 wonende aan [adres]. Deze verklaren kort gezegd dat huurders van de parkeerboxen in de steeg altijd met de auto gebruik hebben gemaakt van [voornoemd adres]. Dhr. [F. ] verklaart tevens vanaf 1984 tot 2000 een parkeerbox in [voornoemd adres] te hebben gehuurd en dat hij gedurende die tijd bijna dagelijks met de auto via [voornoemd adres] van en naar de parkeerbox ging.
3.2.2 [Gedaagden] stellen voorop dat zij eigenaar zijn van de steeg en met name het stuk grond gesitueerd vóór de garage van [Eisers]
Zij betwisten verder dat [voornoemd adres] reeds gedurende een tiental achtereenvolgende jaren voor een ieder toegankelijk is geweest.
Zij stellen hiertoe dat dhr. [H. ] reeds vóór 1991 eigenaar was van de toenmalige stal aan [voornoemd adres] 1, waarvoor in 1992 een bouwvergunning voor een woning is verleend. In 1991 heeft [H. ] het magazijn -thans de litigieuze garage van [Eisers]- bijgekocht van [G. ]. [G. ] gebruikte het magazijn als opslagplaats vanuit zijn winkel aan [adres].
Het magazijn en de in aanbouw zijnde woning aan [voornoemd adres] 1 werden in 1995 in het geheel overgedragen aan de famile [K. ] en in 2001 aan [Eisers]
[Gedaagden] hebben verklaringen van [G. ] en dhr. [H. ] overgelegd waarin deze onder meer stellen dat het in 1991 verkochte magazijn van [G. ] uitgevoerd was zonder poort of opening. Zij stellen dat daarom ook geen sprake is geweest van verkeer van en naar de garage door [voornoemd adres].
Verder is uit de correspondentie van de [Gemeente] af te leiden dat [voornoemd adres] moet worden opgevat in de zin van een kerkpad of voetpad.
Ten aanzien van het gebruik van het binnenterrein door de voormalige huurders van de parkeerboxen aan [voornoemd adres] stellen [Gedaagden] tenslotte dat zij de aan hen in eigendom toebehorende boxen verhuurden en dat de huurders slechts op basis van deze huurovereenkomst de bevoegdheid tot het gebruik van het binnenterrein hadden.
3.2.3 De voorzieningenrechter is van oordeel dat het aannemelijk is dat [voornoemd adres], gezien de waarnemingen ter plaatse, dienst doet als een openbare weg die voor een ieder toegankelijk is. Gezien het overgelegde verslag van de [Gemeente] d.d. 10 april 2000 en het schrijven van burgemeester en wethouders d.d. 22 april 2003, doet de steeg reeds meer dan tien jaren dienst als openbare weg. Dat de bodemrechter aldus zal oordelen komt de voorzieningenrechter daarom niet onaannemelijk voor.
Hiermee is de vordering onder I van het petitum voor toewijzing vatbaar, met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als nader in het dictum bepaald.
Wat betreft de vordering onder II van het petitum kan [Gedaagden] naar het oordeel van de voorzieningenrechter -in afwachting van een uitspraak in de bodem- niet verboden worden hun mening jegens derden te uiten ten aanzien van hun pretens eigendomsrecht aangaande het gebruik van [voornoemd adres]. Deze vordering is gezien deze té vergaande strekking daarom niet voor toewijzing vatbaar.
3.3 [Gedaagden] zullen als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
Veroordeelt [Gedaagden] om te gehengen en te gedogen dat [Eisers] en diens rechtsopvolgers via [voornoemd adres], kadastraal bekend [Gemeente], [sectie X] nummers [TTTT] en [UUUU], de volledige, waaronder begrepen met hun auto, en vrije toegang tot en de uitrit van hun garage hebben, welke garage behoort bij hun woning aan [voornoemd adres], zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag voor iedere dag of deel van een dag dat [Gedaagden] na betekening van dit vonnis weigeren aan deze veroordeling uitvoering te geven, met een maximum van € 10.000,--;
Veroordeelt [Gedaagden] in de kosten van dit geding aan de zijde van [Eisers] gerezen en tot aan deze uitspraak begroot op een bedrag ad € 989,16, waarvan € 205,-- aan vast recht, € 703,-- voor salaris procureur en € 81,16 aan explootkosten;
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Wijst af de meer of anders gevorderde voorzieningen;.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Adelmeijer, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.
BC