ECLI:NL:RBMAA:2003:AM3297
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Causaal verband en bewijslast in arbeidsplaatsweigering
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Maastricht, stond de vraag centraal of er een causaal verband bestond tussen de vermelding van een negatieve opmerking op de kandidatenkaart van eiser en het niet verkrijgen van een arbeidsplaats in WSW-verband. Eiser, vertegenwoordigd door procureur mr. E.H.J.M. Dohmen, had schade geleden door de onrechtmatige vermelding van de zin "vader psychopaat / zo vader, zo zoon". De rechtbank oordeelde dat de bewijslast voor het ontzenuwen van het vermoeden van causaal verband bij eiser lag, conform artikel 177 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (oud). Na bewijslevering concludeerde de rechtbank dat de gedaagde partij, het Werkvoorzieningschap Oostelijk Zuid-Limburg (OZL), erin was geslaagd om het vermoeden van causaal verband te ontzenuwen. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen die aantoonden dat de psychische gesteldheid van eiser en de beperkte plaatsingsmogelijkheden in die tijd een grotere rol speelden bij de niet-plaatsing dan de negatieve opmerking op de kandidatenkaart. De vordering van eiser werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van OZL.