RECHTBANK MAASTRICHT, SECTOR CIVIEL
Zaaknummer: 84239 / KG ZA 03-192
Datum uitspraak: 22 juli 2003
VONNIS IN HET KORT GEDING VAN:
1. [Eiser sub 1],
2. [Eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats],
eisers bij exploot van dagvaarding in kort geding van 13 juni 2003,
procureur: mr. J.L.H. Holthuijsen,
1. [Gedaagde sub 1],
2. [Gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
procureur: mr. B.K. Louws.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Eisers hebben gedaagden gedagvaard in kort geding. Ten dienende dage, 23 juni 2003, hebben eisers gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding. Zij hebben hun vordering onder verwijzing naar op voorhand ingezonden producties nader doen toelichten.
1.2 Gedaagden hebben aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen verweer gevoerd, daarbij eveneens verwijzend naar op voorhand ingezonden producties.
1.3 Eisers hebben gerepliceerd en gedaagden hebben gedupliceerd.
1.4 Vervolgens heeft de voorzieningenrechter het geding voor korte tijd geschorst.
1.5 Na de hervatting is de zaak desverzocht voor de duur van een week aangehouden.
1.6 Ingeleid door een faxbericht van 3 juli 2003 van eisers is vervolgens weer correspondentie op gang gekomen. Partijen wensen beide dat er vonnis wordt gewezen.
1.7 De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
2.1 Bij schriftelijke koopovereenkomst van 27 september 2002 hebben eisers aan gedaagden verkocht "het woonhuis met garage, ondergrond, tuin en alle aanhorigheden ter plaatse bekend als [adres], groot twee aren en zeventig centiaren" zulks voor de prijs van € 285.000,- k.k.
2.2 Levering, aldus artikel 1, zou plaatsvinden "op 1 april 2003 of zoveel eerder of later als verkoper en koper nader zullen overeenkomen."
2.3 Artikel 19 van de koopovereenkomst luidt:
"Het vochtprobleem in de uitbouw zal voor opleverdatum door de huidige eigenaar worden opgelost, compleet met 10-jarig garantiecertificaat overdraagbaar naar de nieuwe eigenaar."
2.4 Bij brief van hun advocaat van 28 april 2003 aan eisers hebben gedaagden doen weten dat zij aan de levering van het pand - gepland op 29 april 2003 - geen medewerking zouden verlenen. Zij hebben hun verplichtingen daartoe opgeschort omdat niet voldaan zou zijn aan het bepaalde in voormeld artikel 19. Het parket zou "bol" staan en er zouden "duidelijke vochtplekken aanwezig zijn in de muren".
2.5 Gedaagden zijn op 29 april 2003 niet ten kantore van de instrumenterend notaris verschenen.
2.6 Eisers hebben bij schrijven van hun advocaat van 29 april 2003 gedaagden vruchteloos gesommeerd de overeenkomst na te komen.
2.7 Op 1 resp. 2 mei 2003 hebben partijen ter zake over en weer deurwaardersexploten laten uitbrengen.
2.8 Tegen deze achtergrond, en gelet op artikel 14 lid 2 aanhef en onder a van de koopovereenkomst - kort gezegd daarop neerkomende dat de partij die in verzuim is per dag dat het verzuim voortduurt een boete van drie promille van de koopsom (zijnde € 855,-) verbeurt - hebben eisers gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet zulks toelaat en op alle dagen en uren:
I. gedaagden te veroordelen binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis hun medewerking te verlenen aan de juridische levering van de litigieuze onroerende zaak, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- voor elke dag of deel daarvan dat gedaagden daarmee in gebreke zullen blijven, en
II. gedaagden te veroordelen om hoofdelijk, des dat de een betalende, de ander zal zijn gekweten, aan eisers te voldoen een bedrag van € 855,- per dag, te rekenen vanaf 10 mei 2003 tot en met de dag dat gedaagden zullen hebben voldaan aan hun afnameverplichting van het litigieuze pand;
met veroordeling van gedaagden in de kosten van het geding.
2.9 Gedaagden hebben gemotiveerd verweer gevoerd.
3.1 Een voldoende spoedeisend belang volgt uit de aard van de zaak.
3.2 De door partijen centraal gestelde vraag is of eisers uitvoering hebben gegeven aan artikel 19 van de koopovereenkomst.
3.3 Alvorens die vraag te beantwoorden moet worden stilgestaan bij de status van die bepaling. Gelet op de tekst ervan en met inachtneming van de zin die partijen redelijkerwijs aan elkaars verklaringen mochten toekennen en op hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (welke maatstaf is te kennen uit het overbekende "Haviltex"-arrest
HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635), moet, gelijk gedaagden in andere woorden hebben betoogd, worden aangenomen dat het hier gaat om een garantiebepaling: het "vochtprobleem" moet door eisers uit de wereld worden geholpen.
3.4 Welnu, tot op heden is onvoldoende gewis of dat (afdoende) is gebeurd. Weliswaar hebben eisers het bedrijf Van de Laarschot & Zn. B.V. uit Hoensbroek in februari 2003 de nodige werkzaamheden ter zake laten verrichten, en bezweert dat bedrijf dat alles thans in orde is, de rapportage van het door gedaagden ingeschakelde Van de Rijdt Parket Design Vloeren wijst in een andere richting. Volgens Van de Rijdt is met name de gevolgschade zeer veel ernstiger, en het verhelpen daarvan kostbaarder - zij komt op een totale schadepost van € 5.616,25 - dan eisers willen doen geloven.
3.5 In dit verband kan er overigens geen twijfel over bestaan dat kosten gemoeid met het herstel van het parket (ook) voor rekening zullen moeten komen van eisers. Eisers hebben weliswaar anders betoogd, maar niet valt in te zien dat de bedoelde contractsbepaling, met inachtneming weer van de Haviltexmaatstaf, enige andere uitleg zou toelaten.
3.6 Dat zo zijnde, is het uiteraard niet denkbeeldig dat een partij die voor de herstelkosten van "zijn" pand naar een ander kan verwijzen minder attent zal zijn op de mogelijkheden om die kosten te bewaken. Toch kan beslist niet op voorhand gezegd worden dat de opgave van Van de Rijdt, gelet ook op de verklaring van Boek & Offermans Makelaars, van goede zin is gespeend. Maar hoe dit ook zij, of daarop valt af te dingen, zoals eisers aandringen, moet in de bodemprocedure worden uitgezocht.
3.7 Aldus valt bij de huidige stand van zaken alleszins te billijken dat gedaagden ervoor hebben gekozen hun verplichting om aan de levering mee te werken, op te schorten. Ook gelet op de mogelijke omvang van de schade moet die handelwijze gerechtvaardigd worden geacht. Eisers hebben ten slotte geen feiten of omstandigheden bijgebracht die hun zienswijze kan schragen dat er, in weerwil van dit een en ander, sprake is van misbruik van recht dan wel de opschorting door gedaagden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
3.8 De discussie over het garantiecertificaat kan blijven rusten.
3.9 De gevraagde voorzieningen zullen worden geweigerd.
3.10 Als in het ongelijk gestelde partij worden eisers verwezen in de proceskosten.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Maastricht;
RECHT DOENDE in kort geding:
Weigert de gevraagde voorzieningen;
Veroordeelt eisers in de kosten van het geding aan de zijde van gedaagden gerezen, tot aan deze uitspraak begroot op een bedrag van € 908,-, waarvan € 205,- wegens verschuldigd vast recht en € 703,- voor salaris procureur;
Verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. A.M. Adelmeijer, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting in het bijzijn van de griffier.
RQ