ECLI:NL:RBMAA:2003:AN4545
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - meervoudig
- [rechters]
- Rechtspraak.nl
Verduistering van grote som geld door verdachte met onterecht gestorte gelden
In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 29 oktober 2003 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verduistering. De verdachte had in de periode van 18 juni 2002 tot en met 29 augustus 2002 een aanzienlijke som geld, die ten onrechte op haar girorekening was gestort, wederrechtelijk toegeëigend. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk geld had verduisterd dat toebehoorde aan een ander, en dat zij dit geld had uitgegeven, terwijl zij wist dat zij het niet kon terugbetalen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het medeplegen van verduistering, zoals omschreven in artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht, en legde een taakstraf op van 240 uren, met vervangende hechtenis van 120 dagen indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar zorg voor een jong kind en haar bereidheid om de schade te vergoeden. De benadeelde partij, die zich had gevoegd in het strafproces, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat niet was komen vast te staan dat zij rechtstreeks schade had geleden door de verduistering. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die haar strafbaarheid uitsloten.