ECLI:NL:RBMAA:2003:AN9924

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
12 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
69552 / HA ZA 01-984
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Laumen
  • A. van den Acker
  • J. Deurvorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Merkinbreuk op vormmerk van dodehoekspiegel

In deze zaak heeft eiseres, een groothandel in auto- en caravanaccessoires, gedaagde gedagvaard wegens vermeende merkinbreuk op haar vormmerk van de Hercules dodehoekspiegel. Eiseres heeft de dodehoekspiegel in een specifieke rood-blauwe verpakking op de markt gebracht en stelt dat gedaagde, die ook handelt in automaterialen, inbreuk heeft gemaakt door een identiek product te verkopen zonder toestemming. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde 5009 dodehoekspiegels heeft verkocht die identiek waren aan die van eiseres, maar heeft ook geconstateerd dat gedaagde onmiddellijk na een sommatie van eiseres de verkoop heeft gestaakt en het restant van de voorraad heeft afgeschreven.

De rechtbank heeft de vorderingen van eiseres beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, waaronder het Burgerlijk Wetboek en de bepalingen omtrent merkrecht. Eiseres vorderde onder andere een verbod op verdere merkinbreuk, schadevergoeding en vergoeding van proceskosten. De rechtbank oordeelde dat de vorm van de dodehoekspiegel niet voldoende onderscheidend vermogen heeft om als merk beschermd te worden. Bovendien werd vastgesteld dat de vorm van de spiegel gebruikelijk is en niet voldoet aan de eisen voor merkrechtelijke bescherming.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vorderingen van eiseres afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld, omdat eiseres in het ongelijk werd gesteld. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank Maastricht, belast met de behandeling van civiele zaken, en is openbaar gemaakt op 12 november 2003.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Vonnis: 12 november 2003
Zaaknummer: 69552 / HA ZA 01 - 984
De meervoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van:
[naam eiser] ,
gevestigd te [H.],
eiseres,
procureur: mr. E.J.J.M. Kneepkens
tegen:
[naam gedaagde],
gevestigd te [H.],
gedaagde,
procureur: mr. Ch.M.E.M. Paulussen
1. Het verloop van de procedure
1.1 Eiseres, hierna te noemen [eis[eiseres]], heeft gedaagde, hierna te noemen [ged[gedaagde]] op
26 september 2001 gedagvaard voor deze rechtbank om op 4 oktober 2001 te verschijnen. Krachtens verlof van deze rechtbank d.d. 28 augustus 2001 is gedagvaard met uitsluiting van re- en dupliek. Aangezien [eiseres] tegen een te korte termijn had gedagvaard heeft de rolrechter bij rolbeschikking d.d. 11 oktober 2001 [eiseres] alsnog de gelegenheid gegeven om [gedaagde] op te roepen voor de zitting van 8 november 2001. Daarop heeft [eiseres] bij exploit van 19 oktober 2001 [gedaagde] op basis van de eerder genoemde dagvaarding opgeroepen voor de zitting van 8 november 2001. Bij conclusie van eis heeft [eiseres] overeenkomstig de dagvaarding geconcludeerd en een aantal producties overgelegd.
1.2 [gedaagde] heeft daarna - onder overlegging van producties - geantwoord.
1.3 Op de voet van artikel 141a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvorde-ring (oud) is een comparitie na antwoord gelast. Van het verhandelde ter comparitie is proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt. [eiseres] heeft verzocht te mogen repliceren hetgeen haar is toegestaan.
1.4 Vervolgens nam [eiseres] een conclusie van repliek onder overlegging van producties. Daarna nam [gedaagde] een conclusie van dupliek met producties.
1.5 Partijen hebben hun zaak vervolgens doen bepleiten waarbij pleitnotities werden overgelegd.
1.6 Ten slotte hebben partijen vonnis gevraagd, waarvan de uitspraak nader is bepaald op heden.
2. De tussen partijen vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemoti-veerd weersproken, alsmede op grond van de niet betwis-te inhoud van de overge-legde bescheiden staat ten processe - voorzover thans van belang - het navolgende tussen partijen vast.
- [eiseres] is een groothandel in onder meer artikelen voor auto, caravan en aanhangwagens en verhandelt sinds enige tijd een door een Taiwanese producent vervaardigde opzet-dodehoekspiegel onder de naam Hercules dodehoekspiegel in een bepaalde rood-blauwe verpakking.
- [eiseres] heeft het uiterlijk van de dodehoekspiegel als vormmerk gedeponeerd.
- [gedaagde] is een onderneming die handelt in automaterialen en accessoires.
- In 2001 heeft [gedaagde] 5009 opzet-dodehoekspiegels verkocht met dezelfde vorm als de dodehoekspiegel van [eiseres] en in dezelfde rood-blauwe verpakking, zonder dat [eiseres] haar daartoe toestemming heeft verleend.
- De door [gedaagde] verkochte opzet-dodehoekspiegels en de verpakking daarvan zijn afkomstig van dezelfde Taiwanese producent als die van de dodehoekspiegels van [eiseres]. [gedaagde] heeft in totaal 5040 stuks ingekocht bij deze producent.
- [gedaagde] heeft de verkoop van de betreffende opzet-dodehoekspiegels onmiddellijk gestaakt nadat zij daartoe door [eiseres] is gesommeerd. Het restant van de door haar ingekochte spiegels - circa 31 - heeft zij afgeschreven.
3. De vorderingen en hun grondslag
3.1 Samengevat vordert [eiseres] dat de rechtbank:
(I en II) [gedaagde] zal gebieden om met onmiddellijke ingang iedere merkinbreuk, alsmede ieder onrechtmatig handelen, te staken en gestaakt te houden, een en ander op straffe van een dwangsom van f. 5.000,-- per overtreding, alsmede per dag waarop of product waarmee een overtreding voortduurt.
(III) Bovendien maakt [eiseres] aanspraak op opgave van bepaalde informatie - eveneens op straffe van een dwangsom als hiervoor vermeld - en
(IV) - ter keuze van [eiseres] - op hetzij schadevergoeding te begroten op de door eiseres gederfde winst, hetzij een ex aequo et bono te begroten bedrag van f 75.000,--, hetzij winstafdracht ingevolge artikel 6:104 van het Burgerlijk Wetboek.
(V) Voorts vordert [eiseres] de veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
3.2 Ter onderbouwing van haar vorderingen stelt [eiseres] - kort gezegd - dat [gedaagde] dodehoekspiegels verhandelt die exacte nabootsingen vormen van de spiegel van [eiseres] terwijl ook de verpakking waarin [gedaagde] die spiegels verhandelt nagenoeg identiek is aan de verpakking van de spiegel van [eiseres]. Door aldus te handelen maakt [gedaagde] inbreuk op het merkrecht van [eiseres] en handelt zij tevens onrechtmatig. Door voornoemde activiteit van [gedaagde] heeft [eiseres] aanzienlijke schade geleden.
3.3 [gedaagde] heeft de vorderingen gemotiveerd betwist waartoe wordt verwezen naar de conclusies van antwoord en dupliek en haar pleitaantekeningen.
4. Beoordeling van het geschil
4.1 Ingevolge artikel 13 A, lid 1 sub a BMW kan de merkhouder zich verzetten tegen elk gebruik van het merk in het economisch verkeer voor de waren waarvoor het merk is ingeschreven.
4.2 Partijen verschillen van opvatting over de vraag of de betreffende opzet-dodehoekspiegel wel of geen onderscheidend vermogen heeft alsmede over de vraag of haar vorm wel of niet valt binnen de uitzonderingen genoemd in het tweede deel van artikel 1 BMW. De rechtbank overweegt het volgende.
4.3 Bij een "vorm"-merk zoals in casu met betrekking tot de dodehoekspiegel van [eiseres] het geval is, is dan van voldoende onderscheidend vermogen sprake indien de vorm van die dodehoekspiegel een zodanig individueel karakter heeft dat deze vorm in staat is om de dodehoekspiegel van [eiseres] te onderscheiden van soortgelijke spiegels van andere ondernemingen en zich voorts ertoe leent om het in aanmerking komende publiek in staat te stellen de dodehoekspiegel van [eiseres] te herkennen als afkomstig van [eiseres].
4.4 Eigenschappen als hiervoor genoemd acht de rechtbank echter niet aanwezig bij de dodehoekspiegel waarvoor [eiseres] een vormmerk pretendeert, nu zowel de vorm als ook de gekozen uitvoering voor spiegels als de onderhavige, gelet op de omstandigheden waaronder en het doel waarvoor deze worden benut, gebruikelijk is en zich niet door enig ander - herkenbaar - kenmerk onderscheid van soortgelijke waren.
4.5 Ook indien er veronderstellenderwijs van wordt uitgegaan dat het hiervoor gestelde anders zou zijn - en er dus wel sprake zou zijn van voldoende onderscheidend vermogen - dan is de rechtbank met [gedaagde] van mening dat de vorm van de onderhavige opzet-dodehoekspiegel in ieder geval de wezenlijke waarde van de waar beïnvloedt.
Kopers van opzet-dodehoekspiegels als de onderhavige zullen zich immers in belangrijke mate laten leiden door de aantrekkingskracht die de algemene - aerodynamische -vormgeving van spiegels als deze op hen uitoefent. Mogelijk zullen zij zich wellicht ook laten leiden door de overige mogelijk functioneel toegedachte aspecten van deze spiegel, maar ook deze aspecten lenen zich niet voor merkenrechtelijke bescherming.
4.6 Anders dan [eiseres] acht de rechtbank niet van belang dat ook het spiegelglasgedeelte van de dodehoekspiegel van vorm kan verschillen. Alle spiegelglasgedeelten van dodehoekspiegels zullen immers moeten voldoen aan een aantal technische eisen die de gebruiker in staat stellen zicht te krijgen op de dode hoek. Niet aannemelijk is derhalve dat een koper zijn aankoopbeslissing enkel baseert op de vorm en constructie van het spiegelglasgedeelte. De vormgeving van de houder van het spiegelglasgedeelte zal dus een wezenlijke invloed uitoefenen op de aankoopbeslissing van de koper en daarmee de marktwaarde van het product als geheel.
4.7 De wetgever heeft met de uitzonderingen van het tweede deel van art. 1 BMW onder meer willen voorkomen dat rechthebbenden op het uiterlijk van een gebruiksvoorwerp via het depot van een vormmerk op een potentieel eeuwigdurende bescherming zouden aanspraak maken. De vorm van de dodehoekspiegel van [eiseres] vormt bij uitstek het uiterlijk van een gebruiksvoorwerp dat als model gedeponeerd had kunnen worden bij het Benelux Modellenbureau. Het Benelux Modellenrecht zou een tijdelijke bescherming hebben geboden van 15 (thans 25) jaar.
4.8 [eiseres] heeft om haar moverende redenen ervoor gekozen geen modeldepot te verrichten. Dit betekent niet dat derden haar ontwerp straffeloos kunnen nabootsen, maar om dit op grond van het gemene recht betreffende de onrechtmatige daad te voorkomen, dient meer te worden aangevoerd dan [eiseres] heeft gedaan. [eiseres] heeft nagelaten aannemelijk te maken dat de oorsprong van het ontwerp bij haar berust en dat [gedaagde] bekend was met haar product alvorens een kopie daarvan in verkoop te nemen.
4.9 Om die reden acht de rechtbank evenmin aannemelijk dat [gedaagde] een verwijt valt te maken van haar verkoop van de dodehoekspiegels van [eiseres] in dezelfde verpakking als die van [eiseres] afkomstig. [gedaagde] heeft onbetwist gesteld de verkoop van de dodehoekspiegels in de betreffende verpakking onmiddellijk te hebben gestaakt en het bij haar aanwezige restant te hebben afgeschreven. De rechtbank acht derhalve geen dreiging van herhaling aanwezig, welk vereiste als voorwaarde wordt gesteld voor de oplegging van een verbod. Bij gebreke van toerekenbaarheid van [gedaagde] bestaat er evenmin aanleiding voor schadevergoeding of winstafdracht.
4.10 De vorderingen zullen derhalve worden afgewezen. Nu [eiseres] in het ongelijk wordt gesteld, zal zij in de proceskosten worden veroordeeld.
5. De uitspraak
De rechtbank:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van de procedure aan de zijde van [gedaagde] gerezen en tot op heden begroot op:
vast recht € 648,91
salaris procureur € 2.495,--
Dit vonnis is gewezen door mrs. Laumen en van den Acker, rechters, en Deurvorst, rechter-plaatsvervanger en ter openbare terechtzitting uitgesproken in tegenwoordigheid van de grif-fier.