RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Vonnis : 3 december 2003 (bij vervroeging)
Zaaknummer: 87863 / KG ZA 03-427
De voorzieningenrechter, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van:
[eiser],
wonende te [K.],
eiser,
procureur mr. J.G. van Ek (toevoeging);
1. [gedaagde sub 1].,
gevestigd en kantoor houdende te [S.],
gedaagde sub 1,
procureur mr. J.L.J.E. Koster;
2. [gedaagde sub 2]
gevestigd en kantoor houdende te [S.],
gedaagde sub 2,
procureur mr. J.L.J.E. Koster.
1. Het verloop van de procedure
Eiser heeft gedaagden gedagvaard in kort geding. Op de dienende dag, 26 november 2003, heeft eiser gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding en de aan die dagvaarding gehechte producties.
Gedaagden hebben aan de hand van een pleitnota verweer gevoerd, daarbij verwijzend naar op voorhand toegezonden producties.
Eiser heeft gerepliceerd en gedaagden hebben gedupliceerd.
Ten slotte hebben partijen om vonnis verzocht. De uitspraak van het vonnis is bij vervroeging bepaald op heden.
2.1 Eiser is gedurende enige jaren als turntrainer werkzaam geweest bij tur[P.]ging [E.].
2.2 Gedaagden zijn de uitgevers van de provinciale [a.] en [b.]. Beide gedaagden ressorteren (inmiddels) onder één houdster-maatschappij, [x].
2.3 Op 18, 24 en 27 oktober 2003 verschenen in de genoemde kranten diverse artikelen waarin eiser in verband wordt gebracht met ontucht (een kleine greep uit de titels: "Ontuchtaffaire in [E.]", "Voormalig trainer topturnclub [P.] in opspraak", "Turntrainer uit balans" en "Bond zet van ontucht verdachte turntrainers op zwarte lijst"). Eiser wordt in de artikelen niet bij naam genoemd, noch worden zijn initialen vermeld.
2.4 Eiser ontkent zich aan ontucht schuldig gemaakt te hebben. Hij stelt dat de bedoelde artikelen passages bevatten die onnodig grievend zijn en voelt zich in zijn eer en goede naam aangetast. Steen des aanstoots zijn de volgende passages:
"De affaire bij [P.] [E.] is in 1999 voor het eerst aan de oppervlakte gekomen, toen vier turnsters een adviseur van de club in vertrouwen namen en hem vertelden over het gedrag van een van de trainers. De man zou niet met zijn handen van de meisjes kunnen afblijven. Ook zou er sprake zijn geweest van ongewenste massages."
"Ze vindt het 'raar' dat de trainer altijd met zijn fototoestel rondliep en er een hobby van maakte de meisjes te fotograferen. Of dat hij op een meisje zit om haar rug te masseren. En dan zijn er nog de verhalen die ze van andere ouders heeft gehoord, maar niet zelf heeft gezien, over handtastelijkheden."
"De naam van de betrokken hulptrainer was, zo vertelt [B.], in het wereldje van turntrainers overigens bekend. 'Hij werd en wordt gewantrouwd door zijn collega's'."
2.5 Een turnster heeft aangifte wegens ontucht tegen eiser gedaan. Inmiddels loopt tegen eiser een onderzoek.
2.6 Na daartoe vruchteloos te hebben gesommeerd, heeft eiser in dit geding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut:
primair
gedaagden te veroordelen om binnen drie dagen na de betekening van het vonnis, een rectificatie te plaatsen in de door gedaagden uitgegeven kranten/dagbladen [b.] en [a.], waarvan de inhoud ter beoordeling aan de voorzieningenrechter wordt gelaten doch waarvan de strekking in elk geval dient te zijn dat niet onomstotelijk is gebleken dat eiser zich aan enige vorm van ontucht heeft schuldig gemaakt, en voormelde artikelen suggestieve beweringen bevatten die onjuist en onnodig grievend zijn jegens eiser waardoor hij in zijn goede naam en eer is aangetast, zulks zonder dat er in hetzelfde nummer van de betreffende kranten/dagbladen een toevoeging en/of commentaar wordt afgedrukt in woord en/of beeld, een en ander op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat gedaagden, drie dagen na betekening van dit vonnis, in gebreke blijven aan het vonnis te voldoen, en met veroordeling van gedaagden in de kosten van het geding;
subsidiair
gedaagden te veroordelen om na de betekening van het vonnis binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn aan eiser de namen bekend te maken van de anonieme bronnen welke zijn gebruikt bij de voormelde publicaties, te weten de adviseur van de club die in vertrouwen zou zijn genomen door vier turnsters ter zake door eiser gepleegde ontucht, alsmede de naam van de moeder van de turnster die bij de politie aangifte zou hebben gedaan wegens ontucht die door eiser zou zijn gepleegd, een en ander op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat gedaagden, drie dagen na betekening van dit vonnis, in gebreke blijven aan het vonnis te voldoen, en met veroordeling van gedaagden in de kosten van het geding.
2.7 Gedaagden hebben gemotiveerd verweer gevoerd.
3.1 Een voldoende spoedeisend belang volgt uit de aard van de zaak.
3.2 De door gedaagden gepubliceerde artikelen hebben een hoog "van dik hout zaagt men planken"-gehalte. Niet onbegrijpelijk is dat eiser zich in zijn eer en goede naam voelt aangetast.
3.3 Onderzocht moet worden of de onder 2.4 weergegeven passages de toets der kritiek kunnen doorstaan. In deze passages worden een anoniem gebleven "adviseur" van de club, een anoniem gebleven moeder van een turnster (die aangifte van door eiser gepleegde ontucht heeft gedaan) en de directeur van de Nederlandse turnbond ten tonele gevoerd, die eiser publiekelijk verdenken van ontuchtige handelingen bij turnsters van turnvereniging [P.] te [E.].
3.4 Het behoeft geen betoog dat het hiermee om een ernstige beschuldiging gaat. Niet denkbeeldig is dat dit tot schade voor eiser leidt. Eiser heeft er groot belang bij voor een onterechte beschuldiging te worden behoed. In abstracto moet het plegen van ontucht worden aangemerkt als een ernstige misstand. Er is onmiskenbaar een hoogwaardig belang mee gemoeid dat zulke misstanden publiekelijk aan de kaak worden gesteld.
3.5 Het belang van eiser brengt mee dat hij niet lichtvaardig van strafbare feiten beschuldigd wordt. Het belang van gedaagden is een maatschappelijk belang. Het is gelegen in de vrijheid om over misstanden te publiceren. Partijen staan daarmee diametraal tegenover elkaar. Een afweging van de betrokken belangen is bepalend voor het antwoord op de vraag of publicatie van de bedoelde passages onrechtmatig is.
3.6 Zulks is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet het geval. Redengevend daarvoor is vooreerst dat de gewraakte passages niet een beschuldiging inhouden door de kranten, maar een weergave zijn van de zienswijze van derden (achtereenvolgens (de auditu:) de adviseur van de club, de moeder van een turnster en de directeur van de turnbond). Een dergelijke journalistieke aanpak is niet snel ongeoorloofd, behoudens wanneer de journalist de geuite beschuldigingen tot de zijne maakt. Voor de gemiddeld oplettende lezer moet wel duidelijk zijn dat daarvan in dit geval geen sprake is.
3.7 Daar komt bij dat, naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, de betreffende journalisten voldoende bronnenonderzoek hebben gepleegd alvorens de artikelen het licht te doen zien. Zij hebben behalve met eiser zelf, gesproken met bestuurs-leden van turnclub [P.], de moeder van een turnster die aangifte heeft gedaan, de directeur van de Nederlandse turnbond en een topsportcoördinator van die bond. Langs die weg is een aantal feitelijke omstandigheden verzameld, die goeddeels zijn uitgeschreven in de passages waaraan eiser aanstoot heeft genomen.
3.8 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het geen te grote stap om uit deze omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, gevoegd bij het feit dat tegen eiser aangifte wegens ontucht is gedaan en inmiddels een politieonderzoek tegen hem loopt, het vermoeden te putten dat er van ontucht inderdaad sprake is. In de gewraakte artikelen wordt feitelijk niets meer of anders tot uitdrukking gebracht. Daarom valt gedaagdes handelwijze te billijken. Dat hierbij deels van anonieme bronnen is gebruik gemaakt, maakt dat niet anders.
3.9 Daarmee is bepaald niet gezegd dat eiser de gestelde feiten heeft gepleegd, wel dat er onvoldoende reden is om voor een potentiële misstand de ogen te sluiten.
3.10 De - niet nader onderbouwde - vordering strekkende tot het openbaar maken van de gebruikte anonieme bronnen stuit af op het in rechte aangenomen uitgangspunt dat een journalist zijn bronnen moet kunnen beschermen, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten (EHRM 27 maart 1996, NJ 1996, 577 en HR 10 mei 1996, NJ 1996, 578). Dergelijke zwaarwegende belangen zijn door eiser niet gesteld.
3.11 De gevraagde voorzieningen dienen te worden geweigerd. Als de in het ongelijk gestelde partij wordt eiser verwezen in de proceskosten.
weigert de gevraagde voorzieningen;
veroordeelt eiser in de proceskosten tot aan dit vonnis gerezen en aan de zijde van gedaagden begroot op € 205,- aan vast recht en € 703,- voor salaris procureur;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Adelmeijer, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
RQ