ECLI:NL:RBMAA:2004:AO1425
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kwalitatieve verplichting en branchebeschermingsovereenkomst in het civiele recht
In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 7 januari 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen de gemeente Heerlen en verschillende gedaagden, waaronder de besloten vennootschap 3W Vastgoed B.V. en een vishandel. De gemeente had in 1999 een overeenkomst gesloten met Whizz Croissanterie VOF, waarin werd afgesproken dat in bepaalde gebouwen geen concurrentie mocht plaatsvinden in de vorm van de verkoop van afhaalbroodjes. De gemeente vorderde dat 3W en de vishandel zich aan deze overeenkomst zouden houden, omdat zij meende dat de verkoop van broodjes door de vishandel in strijd was met de gemaakte afspraken.
De rechtbank overwoog dat de gemeente niet kon aantonen dat er een rechtsgeldige toezegging was gedaan door de vishandel aan 3W die de gemeente rechten zou geven. De rechtbank stelde vast dat de vishandel voornamelijk vis verkoopt en dat de verkoop van broodjes slechts een klein onderdeel van de omzet is. Hierdoor kon niet worden geconcludeerd dat de vishandel een broodjeszaak exploiteert in de zin van de overeenkomst met Whizz.
Daarnaast werd er gekeken naar de juridische geldigheid van de branchebeschermingsovereenkomst in het licht van de Mededingingswet. De rechtbank merkte op dat dergelijke overeenkomsten verboden zijn, tenzij er een vrijstelling van toepassing is. De gemeente werd gevraagd om informatie te verstrekken over de aanvangsdatum van de huur van de eerste onderneming in de betrokken gebouwen, om te bepalen of de overeenkomst al dan niet nietig was.
De rechtbank besloot om de zaak aan te houden voor verdere bewijsvoering en om de gemeente de gelegenheid te geven om getuigen voor te brengen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken en de juridische implicaties van branchebeschermingsovereenkomsten in het civiele recht.