RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Vonn is : 5 februari 2004 (bij vervroeging)
Zaaknummer: 89585 / KG ZA 04-33
De voorzieningenrechter, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van:
de openbare rechtspersoon GEMEENTE KERKRADE,
zetelend te Kerkrade,
eiseres,
procureur mr. H.A.J. Stollenwerck;
[Naam gedaagde sub 1],
wonende te Kerkrade,
gedaagde,
procureur mr. A.J.P. Lemmen (toevoeging aangevraagd);
[Naam gedaagde sub 2],
wonende te Kerkrade,
gedaagde,
procureur mr. A.J.P. Lemmen (toevoeging aangevraagd).
1. Het verloop van de procedure
Eiseres heeft gedaagden gedagvaard in kort geding. Op de dienende dag, 2 februari 2004, heeft eiseres gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding, waarna zij haar vordering met verwijzing naar op voorhand toegezonden producties nader heeft doen toelichten. Daarbij heeft eiseres gebruik gemaakt van pleitaantekeningen.
Gedaagden hebben verweer gevoerd, daarbij eveneens verwijzend naar op voorhand toegezonden producties.
Partijen hebben daarna op elkaars stellingen gereageerd.
Ten slotte hebben partijen om vonnis verzocht. De uitspraak van het vonnis is bij vervroeging bepaald op heden.
2.1 Gedaagden hebben de nationaliteit van de Democratische Republiek Congo en verblijven sedert 1993 in Nederland. Zij wonen met hun drie kinderen in een zogenoemde ROA-woning aan [adres] (ROA staat voor Regeling Opvang Asielzoekers).
2.2 In 1993 hebben gedaagden gevraagd om toelating tot Nederland als vluchteling en een vergunning tot verblijf. Beide verzoeken zijn in twee instanties afgewezen (uiteindelijk bij beschikking van 13 maart 1997).
2.3 In 1998 hebben gedaagden een vergunning tot verblijf gevraagd om humanitaire redenen. Dit verzoek is inmiddels ook afgewezen en het bezwaar tegen die afwijzing is ongegrond verklaard.
2.4 Het ministerie van justitie heeft eiseres bij brief van 14 november 2003 opgedragen de beëindiging van de ROA-voorzieningen te effectueren. Bij schrijven van 27 november 2003 heeft eiseres daarom op ontruiming van de woning aangedrongen. Gedaagden hebben aan dat verzoek geen gevolg gegeven.
2.5 Tegen deze achtergrond heeft eiseres gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden te veroordelen om binnen tien dagen na betekening van het vonnis in deze zaak de woning aan [adres] te ontruimen en te verlaten met al het hunne en de hunnen en ontruimd en verlaten te houden met machtiging aan eiseres om die ontruiming desnoods zelf te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm op kosten van gedaagden, met hun veroordeling in de kosten van deze voorziening.
2.6 Gedaagden hebben gemotiveerd verweer gevoerd.
3.1 In kort geding kan een voorziening worden getroffen indien sprake is van een spoedeisende zaak en het belang van de eisende partij, afgewogen tegen dat van de gedaagde partij, het treffen van die voorziening rechtvaardigt.
3.2 Gedaagden, een echtpaar van Congolese afkomst, verblijven met hun drie in Nederland geboren kinderen meer dan tien jaren in Nederland. Als uitgeprocedeerde asielzoekers vallen zij onder het regime van de oude Vreemdelingenwet. Daarmee behoren zij tot een groep van circa 26.000 personen waaromtrent in de samenleving inmiddels enige beroering is ontstaan. Het nieuwe terugkeerbeleid van de minister, dat er kort gezegd op neerkomt dat, op een kleine groep na, deze mensen Nederland aanstonds dienen te verlaten, is momenteel onderwerp van scherp debat. Door velen, ook in de politiek, wordt aangedrongen op een ruimhartigere pardonregeling dan de minister voor ogen staat.
3.3 Tegen de achtergrond van deze ontwikkelingen heeft eiseres in deze zaak het standpunt vertolkt dat onverkorte toepassing van het beleid van de minister tot niets anders behoort te leiden dan tot ontruiming van de ROA-woning waarin gedaagden sinds jaar en dag verblijven en bijgevolg tot toewijzing van de gevraagde voorziening. Op zichzelf genomen is dat juist. Het zo-even overwogene noopt, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, evenwel tot enige terughoudendheid waar het gaat om het aanstonds beslissen over het lot van de meergenoemde groep, waarvan gedaagden deel uitmaken. Daar heeft ook eiseres ter zitting begrip voor getoond.
3.4 Bovendien zijn de voorzieningen die met het voorgenomen beleid van de minister gepaard gaan, naar de voorzieningenrechter begrijpt, nog niet alle operationeel. Zo zijn kennelijk de uitzetcentra, van waaruit de mensen zouden moeten worden gerepatrieerd, nog niet in gereedheid gebracht. Bij deze stand van zaken is allerminst denkbeeldig dat onverwijlde ontruiming tot uiterst schrijnende en ook maatschappelijk ongewenste situaties zal leiden. Dat is in deze zaak niet anders. Ook eiseres, daarbij mogelijk enigszins op twee gedachten hinkend, heeft dat niet miskend. Zij heeft enerzijds benadrukt dat zij enkel het beleid van de minister uitvoert, anderzijds heeft zij niet willen verhelen dat navrante taferelen koste wat kost moeten worden voorkomen.
3.5 Niet alleen kan dus op dit moment niet voetstoots worden aangenomen dat het (politiek) debat over de onderhavige kwestie voor gedaagden niet (alsnog) tot iets zinvols leidt, maar bovendien ontbreekt het (nog) aan een deugdelijke opvangvoorziening. Een afweging van de over en weer betrokken belangen valt bij die stand van zaken niet (evident) in het voordeel van eiseres uit. Dat brengt mee dat de gevraagde voorziening moet worden geweigerd. Als de in het ongelijk gestelde partij wordt eiseres verwezen in de proceskosten.
weigert de gevraagde voorziening;
veroordeelt eiseres in de proceskosten tot aan dit vonnis gerezen en aan de zijde van gedaagden begroot op € 205,- aan vast recht en € 703,- voor salaris procureur, op de voet van artikel 243 lid 1 Rv te voldoen aan de griffier van deze rechtbank;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Adelmeijer, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
RQ