ECLI:NL:RBMAA:2004:AO3414

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
8 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
87176 / FA RK 03-1308
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • I. Ruitenberg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorzieningen in het kader van ontbinding geregistreerd partnerschap met betrekking tot minderjarige kinderen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Maastricht op 8 januari 2004, betreft het een verzoek om voorlopige voorzieningen in het kader van de ontbinding van een geregistreerd partnerschap. Partijen, een man en een vrouw, hebben samen twee kinderen, die door de man zijn erkend. Beide partijen hebben verzoeken ingediend met betrekking tot de zorg voor de kinderen. De rechtbank constateert dat artikel 821 juncto artikel 828 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in het kader van ontbindingsprocedures van geregistreerd partnerschap uitsluit om in voorlopige voorzieningen ten aanzien van minderjarigen beslissingen te nemen. Echter, met de invoering van gezamenlijk gezag voor ouders in een geregistreerd partnerschap per 1 januari 2002, ontstaat er een lacune in de wetgeving. De rechtbank oordeelt dat artikel 828 Rv niet verenigbaar is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en laat dit artikel buiten toepassing. Hierdoor zijn de verzoeken van zowel de man als de vrouw ontvankelijk.

De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw tot toevertrouwing van de kinderen en het gebruik van de echtelijke woning in overweging genomen. De man heeft ingestemd met het verzoek van de vrouw tot uitsluitend gebruik van de echtelijke woning, wat door de rechtbank is toegewezen. De vrouw blijft met de kinderen in de gezamenlijke woning wonen, terwijl de man in een studioappartement verblijft. De rechtbank besluit de kinderen aan de vrouw toe te vertrouwen, aangezien de man geen zelfstandig verzoek heeft gedaan en er geen bezwaren tegen de moeder zijn.

Wat betreft de omgangsregeling tussen de man en de kinderen, zijn partijen het niet eens geworden. De rechtbank verwijst de zaak naar de Raad van de Kinderbescherming voor bemiddeling en houdt de definitieve beslissing aan. De rechtbank stelt ook vast dat de man de eigenaarslasten van de echtelijke woning voor zijn rekening neemt, waardoor er geen draagkracht is voor alimentatie. De rechtbank wijst de alimentatieverzoeken af. De beschikking is openbaar uitgesproken door rechter I. Ruitenberg, die tevens kinderrechter is, en is definitief zonder mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Zaaknummer: 87176 / FA RK 03-1308
BESCHIKKING
Voorlopige voorzieningen in de zaak
verzoekster [naam verzoekster]
wonende te [V.]
procureur mr. W.A.M. Maatman-Abarbanel
en
wederpartij [naam wederpartij]
wonende te [V.]
procureur mr. M.H.J.M. Stassen
Gezien het op 10 oktober 2003 ingekomen verzoekschrift van de vrouw;
Gezien het verweerschrift van de man, tevens inhoudende een zelfstandig verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen;
Gelet op het verhandelde ter zitting met gesloten deuren op 28 november 2003, waarvan afzonderlijk proces-verbaal is opgemaakt;
Beoordeling
Partijen zijn een geregistreerd partnerschap aangegaan op [datum + plaats geregistreerd partnerschap]. Uit hun relatie zijn twee kinderen geboren, die de man heeft erkend. Zowel de man als de vrouw doen in het kader van voorlopige voorzieningen verzoeken met betrekking tot de kinderen.
De rechtbank constateert dat artikel 821 juncto artikel 828 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in het kader van ontbindingsprocedures van geregistreerd partnerschap uitsluit om in voorlopige voorzieningen ten aanzien van minderjarigen beslissingen te nemen.
Echter nu vanaf 1 januari 2002 ook ouders die een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan gezamenlijk gezag hebben over hun staande dat geregistreerd partnerschap geboren kinderen, impliceert artikel 828 Rv een lacune in de wetgeving. De rechtbank is van oordeel dat artikel 828 Rv mede om deze reden niet verenigbaar is met artikel 8 EVRM en de rechtbank zal dan ook op grond van artikel 94 van de Grondwet artikel 828 Rv te dezen buiten toepassing laten. De rechtbank acht de vrouw en de man derhalve ontvankelijk in hun verzoeken met betrekking tot de minderjarige kinderen.
De man kan instemmen met het verzoek van de vrouw tot uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. De rechtbank zal dit verzoek dan ook toewijzen.
De vrouw heeft om toevertrouwing van de kinderen verzocht. De man heeft ter zitting aangegeven hier niet meer mee in te stemmen en zelf voor de kinderen te willen zorgen. De rechtbank overweegt als volgt. De vrouw is met de kinderen, [voornaam oudste kind] van vijf jaar en [voornaam jongste kind] van 10 maanden, in de gezamenlijke woning blijven wonen. De man woont op dit moment in een studioappartement. Nu de man verder geen zelfstandig verzoek heeft gedaan en er verder geen bezwaren zijn gebleken tegen de moeder, zal de rechtbank de kinderen toevertrouwen aan de vrouw.
Partijen hebben geen overeenstemming bereikt met betrekking tot een omgangsregeling tussen de man en de kinderen. De zaak wordt doorverwezen naar de Raad van de Kinderbescherming voor bemiddeling. De definitieve beslissing zal worden aangehouden tot nader bericht van de Raad voor de Kinderbescherming. Voorlopig zal de omgangsregeling gelden zoals in het proces-verbaal van de zitting van 28 november 2003 is vermeld.
De rechtbank gaat ervan uit dat de man de eigenaarslasten en hypothecaire lasten van de echtelijke woning voor zijn rekening neemt. De rechtbank constateert dat er dan geen draagkracht is om enige alimentatie te voldoen. De rechtbank zal dan ook de alimentatieverzoeken afwijzen.
Beslissing
De rechtbank:
Bepaalt dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning met ingang van heden;
Beveelt de man die woning verder niet te betreden;
Bepaalt dat de minderjarige kinderen worden toevertrouwd aan de vrouw;
Bepaalt dat de man voorlopig omgang kan hebben met de minderjarige kinderen als vermeld in aangehecht proces-verbaal;
Houdt de definitieve beslissing ten aanzien van de omgangsregeling aan in afwachting van nader bericht van de Raad voor de Kinderbescherming;
Ontzegt het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. I. Ruitenberg, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beschikking staat voor partijen geen hogere voorziening open.