ECLI:NL:RBMAA:2004:AO5736

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
5 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
90563 - KG ZA 04-82
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J. Lampe
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van horecapand en toetsing van eerder ontruimingsvonnis

Op 5 maart 2004 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap Exploitatiemaatschappij 'Platte Zaol' Maastricht B.V. (eiseres) en Heineken Nederland B.V. (gedaagde). Eiseres heeft gedaagde gedagvaard in verband met een ontruimingsvonnis van 14 oktober 2003, waarbij zij was veroordeeld om een horecapand aan de Griend 6-7 in Maastricht te ontruimen. Eiseres stelde dat de ontruiming onrechtmatig was, omdat zij geen partij was bij de huurovereenkomst die door Heineken was gesloten met een andere rechtspersoon die nooit is opgericht.

De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de huurovereenkomst wel degelijk door eiseres is uitgevoerd, ondanks het feit dat de rechtspersoon nooit officieel is opgericht. De rechter oordeelde dat de stelling van eiseres dat zij geen partij was bij de huurovereenkomst niet houdbaar was, aangezien de huurpenningen door eiseres werden betaald en de correspondentie met betrekking tot het gehuurde goed voornamelijk op naam van eiseres was gevoerd.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen sprake was van misbruik van recht door Heineken en dat het eerdere vonnis van 14 oktober 2003, dat uitvoerbaar bij voorraad was verklaard, geen juridische of feitelijke misslagen bevatte. De vordering van eiseres om de executie van het vonnis te staken, werd dan ook afgewezen. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde.

De uitspraak benadrukt het belang van de uitvoering van huurovereenkomsten en de gevolgen van het niet oprichten van een rechtspersoon, evenals de voorwaarden waaronder een voorzieningenrechter kan ingrijpen in de executie van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Vonnis : 5 maart 2004
Zaaknummer: 90563 / KG ZA 04-82
vonnis in kort geding
De voorzieningenrechter, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ "PLATTE ZAOL" MAASTRICHT B.V.,
gevestigd en kantoor houdende te Maastricht,
eiseres,
procureur mr. N.P.J. Frijns;
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEINEKEN NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam, mede kantoor houdende te Heerlen,
gedaagde,
procureur mr. J.A.M.G. Vogels.
1. Het verloop van de procedure
Eiseres (hierna te noemen: Platte Zaol) heeft gedaagde (Heineken) gedagvaard in kort geding.
Op de dienende dag, 5 maart 2004, heeft Platte Zaol gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding, waarna zij haar vordering met verwijzing naar op voorhand toegezonden producties nader heeft doen toelichten. Platte Zaol heeft daarbij gebruik gemaakt van pleitaantekeningen.
Heineken heeft aan de hand van een pleitnota verweer gevoerd, daarbij eveneens verwijzend naar op voorhand toegezonden producties.
Na re- en dupliek hebben partijen vonnis gevraagd.
Na een korte schorsing heeft de voorzieningenrechter mondeling vonnis gewezen. De motivering van de uitspraak is later volledig op schrift gesteld.
2. Het geschil
2.1 Op 4 november 1997 is ten name van Heineken als verhuurder en "Exploitatie-maatschappij 'Platte Zoal' Maastricht B.V. i.o." als huurder (hierna: Platte Zoal) een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot "het pand, plaatselijk bekend als de Platte Zaal, met inbegrip van eventuele bijgebouwen, terrassen en/of buitenterrein", zulks met ingang van 1 februari 1998, voor de duur van voorlopig vijf jaren en tegen een huurprijs van laatstelijk € 7.557,73 inclusief BTW per maand. Het betreft hier een te Maastricht, aan de Griend 6-7, gelegen horecapand. Namens de op te richten rechtspersoon Platte Zoal traden op "haar toekomstige directeuren, de heren [L. en V.]".
2.2 De rechtspersoon Platte Zoal is nooit opgericht.
2.3 De heren [V. en L. ] hebben op 18 december 1997 de aandelen van een vennootschap genaamd Hustinx Beleggings-maatschappij B.V. verworven. Op 17 juni 1998 hebben [V.] en [L.] de naam van die rechtspersoon gewijzigd in "Exploitatie Maatschappij 'Platte Zaol' Maastricht B.V." (let op het verschil in schrijfwijze met het eerder genoemde Platte Zoal, vrzgr.). [V.] en [L.] waren ook directeur van die vennootschap. Nu is dat enkel nog [V.].
2.4 Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis in kort geding van 14 oktober 2003 zijn Platte Zaol en [V.] bij verstek veroordeeld om, kort gezegd en voor zover van belang, het pand Griend 6-7 te Maastricht binnen twee dagen na betekening van dat vonnis te ontruimen en achterstallige huurpenningen ten bedrage van € 205.266,27 te voldoen.
2.5 Ingevolge voormeld vonnis heeft Heineken op 17 oktober 2003 en later op 2 maart 2004 tegen 9 maart 2004 ontruiming aan Platte Zaol aangezegd.
2.6 Hiertegen heeft Platte Zaol zich met dit geding gekant. Zij stelt dat ontruiming krachtens het vonnis van 14 oktober 2003 jegens haar misbruik van recht oplevert, althans onrechtmatig is. Dat vonnis behoort tegen haar geen effect te sorteren, reeds omdat zij geen partij is (geworden) bij de huurovereenkomst met Heineken, maar [V.] en [L.] als huurders moeten worden aangemerkt.
2.7 Onder meer op grond daarvan vordert Platte Zaol bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor zover de wet zulks toelaat, en op alle dagen en uren:
Heineken te gelasten de executie van het vonnis van de rechtbank Maastricht, sector civiel, zaaknummer 86799 / KG ZA 03-362 d.d. 14 oktober 2003 te staken en gestaakt te houden, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag of gedeelte van een dag dat Heineken zich aan die veroordeling niet zou houden, althans onder verbeurte van een dwangsom van een zodanig bedrag als door de voorzieningenrechter in goede justitie zou menen te behoren, met veroordeling van Heineken in de kosten van dit geding.
2.8 Heineken heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3. De beoordeling
3.1 Ingrijpen in de executie van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis spreekt niet vanzelf. Dat is alleen mogelijk indien de executant misbruik van zijn bevoegdheid maakt. Dat kan zich voordoen als het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische dan wel feitelijke misslag berust, of indien na het vonnis opgekomen feiten klaarblijkelijk voor geëxecuteerde een noodtoestand doen ontstaan, zodat onverwijlde tenuitvoerlegging onaanvaardbaar is (HR 22 april 1984, NJ 1983, 145).
3.2 Ontdaan van alle franje moet aangenomen worden dat het betoog van Platte Zaol reeds op deze klip strandt. Gesteld noch (bij welwillende lezing) gebleken is immers dat het vonnis van 14 oktober 2003, dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard en inmiddels kracht van gewijsde heeft verkregen, een misslag bevat dan wel dat sprake zou zijn van voor deze zaak nieuwe relevante, na dat vonnis aan het licht gekomen feiten.
3.3 Ten overvloede diene het volgende. De stelling van Platte Zaol dat zij geen partij is geworden bij de huurovereenkomst met Heineken, snijdt geen hout. In aanmerking genomen de omstandigheid dat, zoals door Heineken gesteld en door Platte Zaol niet bestreden, de huurpenningen werden betaald door Platte Zaol, hetgeen ook steun vindt in de overgelegde productie 22 van Heineken, en gelet op het feit dat de door Heineken in het geding gebrachte correspondentie met betrekking tot het gehuurde goeddeels is gevoerd ten name van Platte Zaol, is alleszins aannemelijk dat Platte Zaol de huurovereenkomst is gaan uitvoeren en aldus geacht moet worden de rechtshandelingen van [V.] en [L.] (stilzwijgend) te hebben bekrachtigd. Platte Zaol kan zich er dus niet achter verschuilen dat Platte Zoal strikt genomen nimmer is opgericht, nog daargelaten of een dergelijke opvatting niet terstond als letterknechterij van de hand zou moeten worden gewezen.
3.4 De overige stellingen van Platte Zaol worden hieronder kort nagelopen.
3.5 Ten onrechte betoogt Platte Zaol dat, met het oog op de in artikel 555 Rv genoemde termijn van drie dagen, de in het exploot van 17 oktober 2003 voor ontruiming gegeven termijn van twee dagen te kort is. De termijn voor ontruiming is in het vonnis van 14 oktober 2003 tot twee dagen (na betekening) ingekort, waartoe de voorzieningenrechter kennelijk is overgegaan en ook kon overgaan op grond van het in artikel 555 Rv van overeenkomstige toepassing verklaarde artikel 502 Rv.
3.6 Ook de stelling dat Heineken voorafgaand aan het kort geding, dat heeft geleid tot het vonnis van 14 oktober 2003, bij Platte Zaol zou hebben aangedrongen verstek te laten gaan, treft geen doel, nog los van het feit dat Heineken dit heeft weersproken. Ware zij verschenen dan zou Platte Zaol, naar zij thans benadrukt, in die procedure hebben willen aanvoeren dat de voorzieningenrechter niet bevoegd was van de vordering kennis te nemen omdat de huurovereenkomst een arbitragebeding bevat. Platte Zaol ziet er echter aan voorbij dat het hiermee niet (ook) gaat om de mogelijkheid van spoedarbitrage, zodat het vragen van een voorziening in kort geding mogelijk blijft (artikel 1022 jo 1051 Rv).
3.7 Dat Heineken heeft nagelaten een bodemprocedure te entameren om te komen tot ontbinding van de huurovereenkomst, zoals Platte Zaol vervolgens beklemtoont, doet voor het onderhavige geschil niet ter zake. Het vonnis in kort geding levert een afdoende titel tot ontruiming.
3.8 De stelling van Platte Zaol dat haar medewerkers als gevolg van de ontruiming op straat zullen komen te staan, wordt tardief voorgedragen.
3.9 Dat geldt ook voor de stelling dat Heineken geen spoedeisend belang (meer) bij ontruiming heeft. Dat sedert het wijzen van het meergenoemde vonnis een vijftal maanden is verstreken maakt dat niet anders. Bovendien heeft Heineken in die tijd niet achterover geleund. Blijkens de overgelegde correspondentie is die periode benut voor het passen van diverse mouwen aan de betalingsachterstand van Platte Zaol, juist met de bedoeling om ontruiming te voorkomen. Enig talmen met de executie van het vonnis is bij die stand van zaken onvermijdelijk en geoorloofd.
3.10 De gevraagde voorziening moet worden geweigerd met veroordeling van Platte Zaol in de proceskosten.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
weigert de gevraagde voorziening;
veroordeelt Platte Zaol in de proceskosten tot aan dit vonnis gerezen en aan de zijde van Heineken begroot op € 241,- aan vast recht en € 703,- voor salaris procureur;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Lampe, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
RQ