RECHTBANK MAASTRICHT
Reg.nr.: AWB 02/1794 BESLU HEM
UITSPRAAK van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken in het geding tussen
[eiser] te [woonplaats], eiser,
Gedeputeerde Staten van Limburg, gevestigd te Maastricht, verweerder.
Datum bestreden besluit: 24 september 2002.
Kenmerk: 2002/38788.
Behandeling ter zitting: 2 december 2003.
Op 24 september 2002 heeft verweerder het Stimuleringsplan Natuur, Bos en Landschap Zuid-Limburg-Zuid, tevens Natuurgebieds-, Landschapsgebied- en Beheersgebiedsplan in het kader van de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 en de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer, gewijzigd vastgesteld.
Tegen dat besluit is namens eiser bij schrijven van 28 november 2002 beroep ingesteld
De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingezonden stukken en het verweerschrift zijn in afschrift aan eiser gezonden. De inhoud van deze stukken wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank op 2 december 2003, alwaar namens eiser [eiser] mede namens […] is verschenen. Verweerder heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door mr. J.J.M. Pouw en msc.W. Hazenberg.
Van 11 juni 2002 tot en met 25 juni 2002 heeft verweerder het ontwerp Stimuleringsplan Natuur, Bos en Landschap Zuid-Limburg- Zuid, tevens Natuurgebieds-, Landschapsgebied- en Beheersgebiedsplan in het kader van de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 (hierna: Sn) en de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (hierna: San) ter inzage gelegd.
Eiser heeft tegen dit ontwerp geen bedenkingen ingediend.
Vervolgens heeft verweerder op 24 september 2002 het Stimuleringsplan Natuur, Bos en Landschap Zuid-Limburg- Zuid, tevens Natuurgebieds-, Landschapsgebied- en Beheersgebiedsplan in het kader van de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 en de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer gewijzigd vastgesteld. Door voornoemd plan komen de Begrenzingenplannen Mergelland-Noord, Mergelland-West, Mergelland-Oost, Maasdal-Zuid (deels), Zuid-Limburg-Noord (deels) en het randenbeheer ROM-Mergelland te vervallen, voor zover gelegen in het plangebied.
Tegen het vaststellingsbesluit is namens eiser beroep ingesteld.
Eisers beroep richt zich op de aanduiding van een perceel, gelegen in “Regio 11: Gulpdal”. In het onderhavige Stimuleringsplan heeft bedoeld perceel de aanduiding “Kleinschalig cultuurlandschap beheersgebied (Gb)”. Eiser wenst de aanduiding van dit perceel gewijzigd te zien in de functie “Nieuw Natuur”, dan wel een functie die het mogelijk maakt op het perceel in aanmerking te komen voor toepassing van de Subsidieregeling natuurbeheer (Sn). Tot eind 2003 is voor het in geding zijnde perceel een beheersovereenkomst afgesloten op basis van de San. Bij schrijven van 6 december 2002 en ter zitting heeft eiser aangegeven door omstandigheden niet eerder bedenkingen of zienswijze te hebben ingediend. Bij schrijven van 19 november 2003 heeft eiser aangevoerd dat verweerder toepassing heeft gegeven aan de openbare voorbereidingsprocedure bedoeld in afdeling 3.5 van de Awb, maar onjuiste termijnen heeft gehanteerd aangaande de periode van de terinzagelegging van het plan en het indienen van bedenkingen..
In zijn verweerschrift heeft verweerder gesteld dat de door verweerder toegekende functies in het kader van het Stimuleringsplan continuering van de San mogelijk maakt. Bij de opstelling van het Stimuleringsplan is door verweerder een inschatting gemaakt van de oppervlakte waarvoor -gelet op de beschikbare financiële middelen- overeenkomsten kunnen worden afgesloten op basis van de Sn en San. Daarbij is tevens gelet op de bereidheid van eigenaren/grondbezitters om van die regelingen gebruik te maken. Om de wensen van de eigenaren/grondbezitters te vernemen is een uitgebreid voorbereidingstraject gevolgd. Het ontwerp-plan is ter inzage gelegd en is daarvan kennisgegeven in de Staatscourant en twee Limburgse dagbladen en zijn er voorlichtingen gegeven. Eiser heeft de voorlichtingsacties kennelijk gemist, zodat verweerder geen rekening heeft kunnen houden met eisers wensen.
In beroep en ter zitting is door eiser allereerst aangevoerd dat verweerder de voorbereidingsprocedure van afdeling 3:5 van de Awb betreffende de termijnen bedoeld in artikel 3:22 en 3:24 van de Awb niet juist heeft toegepast.
De rechtbank zal allereerst hebben te beoordelen of verweerder de voorbereidingsprocedure van het bestreden besluit juist heeft toegepast. Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.
Ingevolge artikel 17 van de San en artikel 18 van de Sn is op de voorbereiding van een besluit tot vaststelling of wijziging van een beheers- of landschapsgebiedsplan de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure, als geregeld in afdeling 3.5 van de Awb, van toepassing.
Verweerder heeft ter zitting aangegeven toepassing te hebben gegeven aan de procedure in § 3.5.6 gevolgd door artikel 3:32 van de Awb. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat een termijn van twee weken tot dusver voldoende is gebleken. Eiser had binnen twee weken bedenkingen kunnen indienen. Voorts heeft verweerder gesteld dat de inspraak periode langer is geweest en zijn er informatieavonden gehouden.
In § 3.5.6. wordt een uitgebreide voorbereidingsprocedure gegeven voor besluiten tot wijziging of intrekking van bestaande besluiten en voor ambtshalve te nemen andere besluiten.
Onder punt 1.5 (p. 15) van het Stimuleringsplan is het navolgende aangegeven:
“ De stimuleringsplannen functioneren tevens als Natuurgebieds-, Landschapsgebieds- en Beheersgebiedsplan waardoor de plannen een formele status in het kader van SN en SAN hebben. Het plan doorloopt de officiële procedure op basis van afdeling 3.5 van de Algemene Wet Bestuursrecht (uitgebreide voorbereidingsprocedure voor een ambtshalve besluit). Dit betekent onder meer dat het plan ter inzage wordt gelegd en dat beroep bij de rechtbank mogelijk is.”.
In artikel 3:30, eerste lid, van de Awb is bepaald:
Indien een bestuursorgaan voornemens is een besluit te nemen tot wijziging of intrekking van een eerder genomen besluit dan wel ambtshalve een ander besluit te nemen, stelt het een ontwerp van het besluit op en doet het daarvan mededeling met overeenkomstige toepassing van artikel 3:19, tweede lid, onderdelen b en c. Bij het in artikel 3:14 bedoelde wettelijk voorschrift of besluit kan worden bepaald dat tevens de artikelen 3:19, tweede lid, onderdeel a, en 3:21 van overeenkomstige toepassing zijn.”.
Artikel 3:32, eerste lid, van de Awb bepaalt:
Binnen twee weken na de mededeling, bedoeld in artikel 3:30, eerste lid, kan een ieder tegen het ontwerp van het besluit bij het bestuursorgaan schriftelijk bedenkingen inbrengen. De artikelen 3:24, tweede en vierde lid, en 3:26 zijn van overeenkomstige toepassing.
Gesteld noch gebleken is dat het onderhavige Stimuleringsplan geen ambtshalve genomen besluit betreft.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op het vorenoverwogene, niet gezegd worden dat verweerder een onjuiste wettelijke procedure heeft gevolgd. Eisers grief dat de termijn voor het indienen van bedenkingen derhalve te kort was, treft geen doel. Ook de omstandigheden welke eiser zouden hebben belet binnen twee weken bedenkingen in te brengen kunnen niet tot een ander oordeel leiden.
Partijen verschillen vervolgens van mening over het antwoord op de vraag of verweerder kon overgaan tot het vaststellen van het Stimuleringsplan Zuid-Limburg-Zuid.
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
Ingevolge artikel 10 van de San worden, ten behoeve van de uitvoering van deze regeling, beheersgebieden begrensd met de vaststelling van een beheersgebiedsplan.
In artikel 13 van de Sn wordt bepaald, dat ten behoeve van de uitvoering van deze regeling, natuurgebieden begrensd worden met de vaststelling van natuurgebiedsplannen.
Beheersgebiedsplannen en natuurgebiedsplannen worden vastgesteld en gewijzigd bij besluit van gedeputeerde staten van de provincie waarin het desbetreffende gebied is gelegen.
Volgens artikel 2 San kan de minister -kort gezegd- subsidie verstrekken. De subsidie wordt verleend ter bevordering van de toepassing van landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming en natuurbeheer, ter bevordering van de bebossing van landbouwgronden. De Sn kent een soortgelijke bepaling. Artikel 2 van deze regeling geeft de minister de mogelijkheid subsidie te verlenen ter bevordering van duurzame ontwikkeling en instandhouding van bossen en natuurterreinen, mede met het oog op de recreatieve functie daarvan, wegens inkomstenderving als gevolg van verminderde productierendement van landbouwgronden, alsmede ter bevordering van de duurzame instandhouding van landschappelijke elementen.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in de uitspraak van 12 maart 1998, nummer H01.97.0182, met betrekking tot dergelijke plannen beslist dat deze dienen te worden beschouwd als besluiten van algemene strekking. Voorts heeft de Afdeling overwogen dat bij dergelijke besluiten de rechtspositie van vele rechtssubjecten kan worden bepaald. De belangen van velen kunnen daarbij zijn betrokken. Wiens belangen rechtststreeks bij een dergelijk besluit zijn betrokken, dient van geval tot geval te worden onderzocht.
Voordat de rechtbank kan toekomen aan een inhoudelijke bespreking van het onderhavige beroep dient de rechtbank vast te stellen of eiser belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Awb. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb moet onder belanghebbende worden verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
In voornoemde uitspraak van 12 maart 1998 heeft de Afdeling overwogen dat het in het betreffende geval gaat om de reikwijdte van de rechten en plichten die voor grondeigenaren en pachters ten aanzien van hun gronden (in dit geval gelegen in begrensd gebied) gaan gelden en dat er geen grond is voor het oordeel dat de belangen van de betreffende appelanten niet rechtstreeks bij het vaststellingsbesluit zijn betrokken.
Eiser bezit gronden die liggen binnen de grenzen van het Stimuleringsplan Natuur, Bos en Landschap Zuid-Limburg-Zuid. Derhalve moet worden geoordeeld dat eiser voldoende belang heeft bij de vaststelling van het onderhavige plan.
De rechtbank overweegt voorts als volgt.
Zoals uit de stukken blijkt is het doel van het in geding zijnde plan om op vrijwillige basis beheersgebieden en natuurgebieden in waardevolle cultuurlandschappen vast te stellen, teneinde de natuurlijke en landschappelijke gesteldheid te behouden en zo mogelijk te versterken. Daartoe kunnen beheersovereenkomsten worden gesloten tussen een rechthebbende, tot beheer of gebruik van een terrein dat binnen een door een natuur-, landschaps- of beheersgebiedsplan begrensd gebied is gelegen, met Laser.
Van het vaststellen van een natuur- , landschaps- of beheersgebiedsplan zelf gaat geen planologische werking uit. De bestemming van een binnen een beheersgebied gelegen terrein wijzigt niet door het vaststellen van een natuur- , landschaps- of beheersgebiedsplan. Evenmin wijzigt door het enkele vaststellen van een natuur- , landschaps- of beheersgebiedsplan het gebruik van het binnen een beheersgebied gelegen terrein. Wijzigingen in het beheer van de gronden in het aangewezen gebied kunnen derhalve slechts worden verwezenlijkt met medewerking van de eigenaren respectievelijk van de gebruikers van de gronden.
Zoals verweerder in zijn verweerschrift heeft aangegeven heeft verweerder geen rekening kunnen houden met eisers wensen nu eiser geen gebruik heeft gemaakt van de geboden mogelijkheden om zienswijze in te dienen in de ontwerpfase van onderhavig Stimuleringsplan. Verweerder heeft overigens nog aangegeven dat de mogelijkheid bestaat om alsnog aan eisers verzoek tegemoet te komen en de status van het betrokken perceel te wijzigen. Bij wijziging van het plan zal een dergelijke wijziging pas aan de orde komen, bijvoorbeeld indien blijkt dat van de elders in het plan toegewezen functie nieuwe natuur geen gebruik wordt gemaakt.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat niet kan worden gezegd dat verweerder bij de afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid meer gewicht heeft doen toekennen aan het belang van natuur- en landschapsbehoud, dan aan de belangen waarop door eiser in dit geding een beroep is gedaan.
De rechtbank acht geen termen aanwezig een proceskostenveroordeling uit te spreken.
Op grond van artikel 8:70 van de Awb wordt als volgt beslist.
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. J.N.F. Sleddens in tegenwoordigheid van mr. J.A.L. Devoi als griffier en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2003 door mr. Sleddens voornoemd in tegenwoordigheid van voornoemde griffier.
w.g. J. Devoi w.g. J. Sleddens
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
Verzonden: 16 december 2003
Voor belanghebbenden en het bestuursorgaan staat tegen deze uitspraak het rechtsmiddel hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA
’s-Gravenhage. De termijn voor het instellen van het hoger beroep bedraagt zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak.
Indien hoger beroep is ingesteld kan ingevolge het bepaalde in artikel 39 van de Wet op de Raad van State juncto artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht de Voorzitter van de Afdeling bestuurs-rechtspraak op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.