ECLI:NL:RBMAA:2004:AO6354

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
24 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
84984 / HA ZA 03-643
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.J. Groen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid van financieel adviseur bij hypothecaire lening en fiscale aftrekbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 24 maart 2004 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser en de besloten vennootschap Vierhuizen Holding B.V. De eiser, vertegenwoordigd door procureur mr. G.A.M.F. Spera, vorderde schadevergoeding van de gedaagde partij, die werd vertegenwoordigd door procureur mr. H.A.J. Stollenwerck. De zaak betreft de verwijtbare tekortkoming van de gedaagde als financieel adviseur bij het verstrekken van advies over een hypothecaire lening. De eiser had in 1999 een hypothecaire lening van fl. 100.000,-- afgesloten op advies van de gedaagde, die hem had aangeraden te investeren in effecten van de DCM-Gruppe. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde niet voldoende had geïnformeerd over de fiscale beperkingen van de renteaftrek, wat leidde tot schade voor de eiser. De rechtbank stelde vast dat de gedaagde, als deskundige, had moeten weten dat de rente over de lening niet onbeperkt aftrekbaar was, en had de eiser hierover moeten informeren. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde toerekenbaar nalatig had gehandeld en aansprakelijk was voor de schade die de eiser had geleden door de verminderde aftrekbaarheid van de hypotheekrente. De vordering van de eiser werd gedeeltelijk toegewezen, en de gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de zorgplicht van financieel adviseurs om cliënten adequaat te informeren over de risico's en beperkingen van financiële producten.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Vonnis d.d. 24 maart 2004
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van:
[Naam eiser], wonende te [woonplaats],
eisende partij,
procureur: mr. G.AM.F. Spera,
tegen:
de besloten vennootschap Vierhuizen Holding B.V. h.o.d.n. Van Leeuwen /Marketing, Management & Advies, Vierhuizen Advies, gevestigd te Wezep, en kantoorhoudende te Heerlen aan de Marga Klompéstraat 1,
gedaagde partij,
procureur: mr. H.A.J. Stollenwerck.
1. het procesverloop
Partijen wisselden de volgende gedingstukken:
- dagvaarding met producties, uitgebracht op 1 juli 2003
- conclusie van antwoord met producties
De rechtbank heeft vervolgens bij beschikking van 3 september 2003 een comparitie van partijen bevolen, welke op 3 oktober 2003 heeft plaatsgevonden en waarvan proces-verbaal is opgemaakt dat deel uit maakt van het procesdossier.
- conclusie van repliek met producties
- conclusie van dupliek
Daarna hebben partijen vonnis gevraagd op het rechtbankdossier.
De uitspraak van het vonnis is gesteld op heden.
De inhoud van de processtukken wordt op deze plaats herhaald en ingelast.
2. de vaststaande feiten
Als gesteld en niet of onvoldoende weersproken gaat de rechtbank uit van de volgende vaststaande feiten.
Gedaagde heeft op diens verzoek in 1999 voor eiser bemiddeld om een hypothecaire lening ten belope van fl. 100.000,-- te realiseren.
In 1999 is de Wet op de Inkomstenbelasting gewijzigd door het opnemen van art. 38 lid 7 rente kortgezegd zodanig gewijzigd dat financieringsrente over geldleningen ten behoeve van de aankoop van aandelen niet meer aftrekbaar is.
3. de vordering en haar grondslagen
Eiser vordert voor recht te verklaren dat gedaagde jegens hem schadeplichtig is uit hoofde van een onrechtmatige daad c.q. wanprestatie, de schade nader op te maken bij staat, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
De vordering is gegrond op de stelling dat gedaagde in het najaar van 1999 aan eiser (financieel) advies gegeven heeft, bestaande uit de opstelling van een plan tot belegging van zijn spaargeld en het verkrijgen van extra financiering ten behoeve van zijn woning. Gedaagde heeft eiser geadviseerd te investeren in effecten DCM-Gruppe en het aangaan van een hypothecaire lening voor de aankoop van deze effecten, daarbij stellende dat de over deze lening verschuldigde rente aftrekbaar zou zijn bij het huurwaardeforfait onderscheidenlijk het eigen-woningforfait (Wet IB 1964 resp. box 1 Wet IB 2001). Eiser is op financieel gebied een leek.
De DCM-Gruppe is inmiddels failliet zodat de effecten waardeloos zijn geworden.
De rente over de lening blijkt op de door eiser op pag. 3 van de dagvaarding genoemde gronden niet of maar beperkt aftrekbaar, tenzij de lening zou zijn aangewend voor de koop of verbetering van de eigen woning. Gedaagde wist of behoorde te weten dat de rente niet onbeperkt aftrekbaar zou zijn bij de bepaling van eisers fiscale inkomen. Daarnaast wist of behoorde gedaagde ten tijde van diens advies te weten dat de effecten DCM-Gruppe geen of geen reële waarde vertegenwoordigden.
Gedaagde heeft door deze adviezen te verstrekken binnen de kaders van hetgeen partijen over en weer hebben afgesproken, door het beschamen van het gerechtvaardigde vertrouwen van eiser in gedaagde, door het feit dat gedaagde een leek en eiser de deskundige is, alsmede door te handelen in strijd met wat onder omstandigheden als een gebruikelijke wijze van handelen te beschouwen is, niet gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en handelend vakgenoot verwacht mag worden.
Voorzover gedaagde als commissionair kan worden aangemerkt, is er sprake van nalatigheid van gedaagde door zich onvoldoende te verdiepen in de kwaliteit van de effecten van DCM-Gruppe door onderzoek naar solvabiliteit, rating, liquiditeit etc., maar heeft hij diens eigen belang, provisie/verkoop, laten prevaleren boven de belangen van eiser.
Daarnaast heeft gedaagde misleidende mededelingen als bedoeld in art. 6:194 BW gedaan door de effecten DCM-Gruppe positief voor te stellen terwijl sprake was van een -kortgezegd- insolvabele onderneming zonder vermogen.
Naar de rechtbank begrijpt stelt eiser subsidiair dat gedaagde verwijtbaar tekortgekomen is in de nakoming van een overeenkomst inhoudende advisering over financiële planning.
Eiser doet een gespecificeerd bewijsaanbod.
4. het verweer
Gedaagde weerspreekt het gevorderde stellende dat
- gedaagde nimmer aandelen DCM-Gruppe aan eiser aangeprezen heeft, en
- nimmer tegen eiser gezegd heeft dat de rente over hypothecaire ook aftrekbaar zou zijn wanneer hij gelden uit die lening zou gebruiken voor de aanschaf van voornoemde aandelen.
Eiser is door mevrouw [J. ], werkzaam bij de DCM-Gruppe, geadviseerd. Omdat zij geen hypothecaire leningen kon verzorgen is eiser naar gedaagde verwezen. Gedaagde heeft alleen een (lagere) lening verzorgd op basis van een levensverzekering.
Gedaagde heeft nooit met eiser over financiële planning, beleggen of wat dan ook gesproken, ontkend wordt dat gedaagde geadviseerd heeft of meegewerkt aan de uitvoering van financiële plannen van eiser.
De overige stellingen van eiser worden gemotiveerd weersproken, gedaagde concludeert tot afwijzing van de vorderingen en doet voorzover vereist een gespecificeerd bewijsaanbod.
5. de beoordeling
Uit hetgeen ter comparitie is gezegd en met name uit hetgeen bij conclusie van repliek is gesteld, constateert de rechtbank dat eiser het verwijt dat gedaagde hem onzorgvuldig adviseerde bij de aanschaf van effecten DCM-Gruppe na de gemotiveerde betwisting door gedaagde niet nader feitelijk motiveert en de weerspreking niet weerlegt.
De rechtbank oordeelt op grond van het ontbreken van feitelijke onderbouwing van de stellingen van eiser op dit onderdeel dat gedaagde geen koopadviezen aandelen DCM-Gruppe gaf en daarmee niet aansprakelijk gehouden kan worden voor onzorgvuldig adviseren met betrekking tot deze koop of koop van deze aandelen door misleidende mededelingen van gedaagde. Evenmin kan gedaagde aangemerkt worden als commissionair noch als tekortkomend in een adviesovereenkomst betreffende financiële planning.
Wat overblijft is het geschil of gedaagde als zorgvuldig handelende vakbekwame partij op het moment van het verstrekken van de hypothecaire lening de wetenschap had moeten hebben over, alsook eiser als zijnde leek had moeten waarschuwen voor, fiscale beperkingen in rente-aftrek wanneer de lening niet geheel ten behoeve van de eigen woning gebruikt zou worden, dit mede lettende op eisers financiële positie.
Gedaagde heeft in de processtukken en ter comparitie nadrukkelijk gesteld dat hij niet heeft geadviseerd inzake de aftrekbaarheid van de hypotheekrente in relatie tot koop van aandelen, maar wél wist dat eiser met het geleende geld in het hem uit eerdere contacten met mevrouw [J. ] bekende onderneming DCM wilde investeren. De rechtbank is het met gedaagde eens wanneer hij stelt dat juist de mogelijke aftrekbaarheid van de hypotheekrente essentieel is voor het aangaan van een lening als deze. Dat gedaagde dit onderkende blijkt mede uit de in het geding gebrachte, onweersproken van haar afkomstige berekeningen waarin zij het "belastingvoordeel" becijfert, wat niets anders inhoudt dan het voordeel van de aftrekbaarheid van de rente. Naar het oordeel van de rechtbank moet gedaagde handelende als goed-adviseur bij adviezen over financiële producten waarvan de fiscale aftrekbaarheid van de rente voor de lenende partij essentieel is, actuele kennis van zaken hebben over mogelijkheden en beperkingen van aftrekbaarheid en de geldlener daarover uit eigen initiatief informeren. Blijkens de comparitie vond gedaagde dat niet haar/zijn verantwoordelijkheid. Deze visie is onjuist. Naar het oordeel van de rechtbank heeft gedaagde bij het advies omtrent de aftrekbaarheid van de hypotheekrente niet de vereiste zorgvuldigheid betracht door te handelen zoals gedaagde deed. Het had op haar weg gelegen eiser te wijzen op mogelijk verval van rente-aftrek wanneer een deel van de lening niet werd gebruik ten behoeve van de eigen woning maar voor koop van de aandelen. Door dit niet te doen handelde gedaagde toerekenbaar nalatig in hetgeen waartoe zij volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamde te doen, namelijk te waarschuwen voor het risico dat, anders dan eiser kennelijk meende, een deel van de hypotheekrente niet aftrekbaar zou kunnen zijn. Daardoor heeft gedaagde op dit punt onrechtmatig jegens eiser gehandeld en aansprakelijk voor schade die daaruit voortvloeit.
Dit betekent dat de vordering voor zover het betreft schade door waardedaling van effecten DCM-Gruppe ongegrond is en wordt afgewezen en voor zover het betreft schade door verminderde aftrekbaarheid van de hypotheekrente voor het deel dat niet is aangewend ten behoeve van de eigen woning gegrond is en daarom toegewezen kan worden.
Gedaagde wordt als de overwegend in het ongelijk gestelde partij verwezen in de proceskosten aan de zijde van eiser.
Al wat partijen voorts nog hebben aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
6. de beslissing
De rechtbank:
Verklaart voor recht dat gedaagde aansprakelijk is voor schade die eiser heeft geleden uit hoofde van de onrechtmatige daad van gedaagde voorzover het betreft het deel van de hypotheekrente van de middels gedaagde in 1999 door Bouwfonds aan eiser verstrekte hypothecaire geldlening dat door de Belastingdienst niet als aftrekbare rente ten behoeve van de eigen woning wordt aanvaard, nader op te maken bij staat;
veroordeelt gedaagde in de kosten van deze procedure aan de zijde van eiser gerezen en tot op de datum van dit vonnis begroot op € 1.23,21, waaronder € 1.1.70,-- procureurssalaris;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
Aldus gewezen door dr. J.J. Groen, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting.