ECLI:NL:RBMAA:2004:AO6364

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
24 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
89039 - HA ZA 04-10
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.B. Sijmonsma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurkoopovereenkomst en bevoegdheid kantonrechter in effectenleasezaak

In deze zaak heeft de rechtbank Maastricht op 24 maart 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen Dexia Bank Nederland N.V. en een gedaagde in de hoofdzaak, die in het incident een onbevoegdverklaring heeft ingediend. Dexia, eiseres in de hoofdzaak, vorderde betaling van een bedrag van € 10.004,89, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een effectenlease-overeenkomst die volgens Dexia als een huurkoopovereenkomst moest worden beschouwd. De gedaagde stelde echter dat de rechtbank onbevoegd was, omdat de overeenkomst als huurkoop moest worden gekwalificeerd, wat de kantonrechter bevoegd zou maken.

De rechtbank heeft de argumenten van de gedaagde in overweging genomen en vastgesteld dat de overeenkomst inderdaad voldoet aan de criteria van een huurkoopovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 93 onder c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde, na het voldoen aan zijn verplichtingen, automatisch eigenaar van de aandelen zou worden, en dat de eigendomsovergang afhankelijk was van het voldoen aan de betalingsverplichtingen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om van de vordering kennis te nemen en de zaak doorverwezen naar de kantonrechter in Heerlen. Dexia werd veroordeeld in de kosten van het incident, wat betekent dat de gedaagde in het gelijk werd gesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de juiste rechtsgang te volgen bij geschillen over effectenlease-overeenkomsten en de rol van de kantonrechter in dergelijke zaken.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Vonnis : 24 maart 2004
Zaaknummer : 89039 / HA ZA 04-10
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van:
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident,
procureur mr. A.H. Odekerken-Holtkamp;
tegen:
[Naam gedaagde in de hoofdzaak],
wonende te [naam woonplaats],
gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident,
procureur mr. C.G.A. Wouters.
1. Het verloop van de procedure
Eiseres in de hoofdzaak, hierna te noemen "Dexia", heeft gedaagde in de hoofdzaak, [A. ], gedagvaard voor deze rechtbank en gesteld en gevorderd als in die dagvaarding vermeld. Bij die dagvaarding zijn producties overgelegd.
[Gedaagde in de hoofdzaak] heeft daarna in het incident een conclusie houdende onbevoegdverklaring genomen, zulks onder het overleggen van producties.
Vervolgens heeft Dexia in het incident een conclusie van antwoord genomen.
Tenslotte is ambtshalve vonnis bepaald in het incident. De uitspraak van het vonnis is bij vervroeging bepaald op heden.
2. De vordering
In de hoofdzaak
2.1 Bank Labouchere N.V., rechtsvoorgangster van Dexia, en eveneens handelende onder de naam Legio, en op haar beurt rechtsopvolgster van Legio Lease B.V., heeft met [Gedaagde in de hoofdzaak] een overeenkomst gesloten ten aanzien van de zogenaamde WinstVerDriedubbelaar. Op deze overeenkomst zijn volgens Dexia de door haar gehanteerde algemene voorwaarden van toepassing. Door het verstrijken van de overeengekomen looptijd is de overeenkomst geëindigd, in verband waarmee Dexia een eindafrekening aan [Gedaagde in de hoofdzaak] heeft gezonden voor een bedrag van € 10.242,90. Dexia stelt dat na voormelde eindafrekening een verrekening van dividend ad € 238,01 heeft plaatsgevonden, zodat zij thans opeisbaar van [Gedaagde in de hoofdzaak] te vorderen heeft een bedrag van € 10.004,89.
2.2 Artikel 5 van de overeenkomst luidt als volgt:
"Zodra lessee al datgene aan Legio-Lease heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden."
2.3 De bij de overeenkomst horende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease luiden - voor zover te dezen van belang - als volgt:
"(…)2. Legio-Lease en lessee komen overeen dat het eigendom van de waarden op lessee overgaat door vervulling van de opschortende voorwaarde dat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan. Teneinde te bewerkstelligen dat lessee alsdan van rechtswege eigenaar van de waarden wordt, worden de in de overeenkomst genoemde waarden voorwaardelijk overgedragen aan lessee en wel onder de opschortende voorwaarde dat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan. Deze voorwaardelijke overdracht geschiedt doordat genoemde waarden onverwijld na verkrijging ervan door Legio-Lease ten name van lessee worden bijgeschreven in de administratie van Bank Labouchere, overeenkomstig artikel 17 van de Wge, ter uitvoering van de in de eerste zin van dit artikel omschreven verbintenis tot voorwaardelijke overdracht. Legio-Lease behoudt het eigendom van de waarden totdat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan en blijft als zodanig bevoegd over de waarden te beschikken zonder dat dit ten nadele van lessee werkt. Lessee kan niet over de waarden beschikken, behoudens met voorafgaande schriftelijke toestemming van Legio-Lease. Legio-Lease draagt het risico van het verloren gaan van de waarden totdat deze eigendom van lessee zijn geworden."
(…)
10. Indien lessee aan al zijn verplichtingen uit de overeenkomst heeft voldaan, zullen de waarden aan lessee worden uitgeleverd, tenzij lessee alsdan mededeelt de voorkeur te geven aan de verkoop van de waarden. De verkoopopbrengst zal in dat geval door Legio-Lease aan lessee worden uitbetaald. Verkoop vindt zo spoedig mogelijk na opdracht daartoe plaats."
2.4 Volgens Dexia is [Gedaagde in de hoofdzaak] in verzuim, omdat hij nalaat het bij de einddatum verschuldigde bedrag, ondanks aanmaning daartoe, te voldoen. Voorts is [Gedaagde in de hoofdzaak] volgens Dexia uit hoofde van de overeenkomst een rente van 0,96% per maand aan Dexia verschuldigd.
2.5 [Gedaagde in de hoofdzaak] is bij schrijven van 12 september 2003 gemaand om het verschuldigde te betalen, bij welk schrijven tevens door Dexia aanspraak is gemaakt op buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 781,- en de contractuele rente.
2.6 Op grond van het vorenstaande heeft Dexia gevorderd dat [Gedaagde in de hoofdzaak] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen de somma van € 11.142,69, vermeerderd met de contractuele rente van 0,96% per maand, althans de wettelijke rente, over € 10.004,89 vanaf 13 september 2003 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [Gedaagde in de hoofdzaak] in de kosten van het geding.
In het incident
2.7 [Gedaagde in de hoofdzaak] heeft daarop bij incidentele conclusie gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen. Daartoe heeft [Gedaagde in de hoofdzaak] het volgende aangevoerd. De tussen partijen gesloten overeenkomst betreft een zogenaamde effectenlease-overeenkomst (hierna ook te noemen: de overeenkomst), welke overeenkomst volgens [Gedaagde in de hoofdzaak] is te beschouwen als een huurkoop-overeenkomst als bedoeld in artikel 93 onder c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), zodat de kantonrechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen.
2.7.1 De overeenkomst hield immers volgens [Gedaagde in de hoofdzaak] in dat laatstgenoemde voor een totaalbedrag van € 23.567,76 aandelen kocht: een deel van de totale aankoopprijs ten bedrage van € 4.132,82 diende [Gedaagde in de hoofdzaak] terug te betalen in 36 gelijke, maandelijkse termijnen van € 113,54 elk, te beginnen op of omstreeks de eerste van de maand volgend op de eerste aankoopdag. Voorts diende [Gedaagde in de hoofdzaak] op of omstreeks de 35e maand nog een bedrag van € 45,38 te betalen. Aan het einde van de lease-overeenkomst diende [Gedaagde in de hoofdzaak] het restant van de koopsom - ten bedrage van € 19.434,94 - te betalen. Dat restant zou in beginsel worden verrekend met de verkoopopbrengst van de aangekochte aandelen.
2.7.2 Op grond van artikel 5 van de overeenkomst is [Gedaagde in de hoofdzaak], naar hij stelt, als hij al datgene heeft betaald aan Dexia wat hij haar krachtens de overeenkomst verschuldigd is, van rechtswege automatisch eigenaar geworden van de aandelen. Op grond van artikel 2 van de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease, zijn partijen immers overeengekomen dat de eigendom van de waarden op [Gedaagde in de hoofdzaak] overgaat bij vervulling van de opschortende voorwaarde dat [Gedaagde in de hoofdzaak] aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan.
2.7.3 Volgens [Gedaagde in de hoofdzaak] voldoet de overeenkomst aan de criteria van een huurkoopovereenkomst in de zin van artikel 7a:1576 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Uit hetgeen onder 2.7.1 is gesteld volgt immers volgens [Gedaagde in de hoofdzaak] dat er sprake is van een koop en verkoop waarbij de koopprijs wordt voldaan in termijnen. In dat verband is volgens [Gedaagde in de hoofdzaak] nog van belang dat niet terzake doet dat de 36 maandelijkse termijnen slechts uit rentebetalingen bestaan.
2.7.4 Verder is volgens [Gedaagde in de hoofdzaak] aan de door de wet aan een huurkoopovereenkomst gestelde vereisten voldaan, omdat er ook sprake is van een aflevering van de effecten bij het afsluiten van de overeenkomst. Weliswaar is er geen sprake van een aflevering in stoffelijke vorm, maar geschiedt de levering op grond van artikel 17 van de Wet Giraal Effectenverkeer door bijschrijving op naam van de verkrijger in het daartoe bestemde gedeelte van de administratie van de aangesloten effecteninstelling. De bijschrijving heeft ook in het onderhavige geval plaatsgevonden. Ook in praktische zin kan men volgens [Gedaagde in de hoofdzaak] stellen dat de aandelen vanaf het moment van het sluiten van de overeenkomst zijn afgeleverd of ter beschikking staan van hem, nu hij met ingang van dat moment alle economische lusten en lasten van de door haar geleaste waarden geniet. Dat de eigendom van de aandelen pas overgaat op het moment dat hij aan al zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, doet volgens [Gedaagde in de hoofdzaak] niet af aan het feit dat de levering al heeft plaatsgevonden.
2.7.5 Tenslotte is volgens [Gedaagde in de hoofdzaak] ook voldaan aan het door de wet gestelde vereiste van eigendomsvoorbehoud, omdat artikel 2 van de toepasselijke Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease bepaalt dat partijen overeenkomen dat de eigendom van de waarden op [Gedaagde in de hoofdzaak] overgaat door vervulling van de opschortende voorwaarde dat hij aan al zijn betalingsverplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan.
2.8 Dexia heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3. De beoordeling
In het incident
3.1 De tussen partijen gesloten overeenkomst betreft een zogenaamde effectenlease-overeenkomst. Met [Gedaagde in de hoofdzaak] is de rechtbank van oordeel dat deze overeenkomst, gelet op het hiervoor onder 2.2 en 2.3 weergegevene en met inachtneming van artikel 7A:1576, lid 5, BW, is te beschouwen als een huurkoopovereenkomst als bedoeld in artikel 93 onder c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
3.2 Uit het vorenstaande volgt dat de rechtbank zich onbevoegd dient te verklaren om van de vordering kennis te nemen, nu, gelet op het bepaalde bij artikel 93 onder c Rv, de kantonrechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. Mitsdien zal de rechtbank de zaak naar de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Heerlen, verwijzen.
3.3 Partijen zullen voor de kantonrechter (ook) in persoon kunnen verschijnen.
3.4 Al het vorenstaande brengt met zich dat de vordering moet worden toegewezen en dat Dexia als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van dit incident moet dragen.
4. De beslissing
De rechtbank:
In het incident
wijst het gevorderde toe;
veroordeelt Dexia in de kosten van het geding aan de zijde van [Gedaagde in de hoofdzaak] gerezen, tot aan deze uitspraak begroot op € 390,- voor salaris procureur;
In de hoofdzaak
verwijst deze zaak in de stand waarin zij zich bevindt naar de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Heerlen;
verwijst de zaak naar de rol van 21 april 2004 voor conclusie van antwoord;
verstaat dat de kantonrechter over het door [Gedaagde in de hoofdzaak] bij de rechtbank betaalde vast recht ten bedrage van € 245,- oordeelt;
verstaat dat ingevolge artikel 79 lid 1 en artikel 80 Rv partijen dienen te verschijnen in persoon, desgewenst bijgestaan door een gemachtigde, dan wel vertegenwoordigd door een gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sijmonsma, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
F.B.