RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Vonnis : 31 maart 2004
Zaaknummer : 62166 / HA ZA 00-1278
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van:
[Naam eiseres],
wonende te [naam woonplaats],
eiseres,
procureur mr. A.F.G. Pennino;
[Naam gedaagde],
wonende te [naam woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. J.G.M. Daemen.
1. Het verdere verloop van de procedure
Ter voldoening aan de haar in het tussenvonnis van 18 juni 2003 verstrekte bewijsopdracht heeft [Eiseres] drie getuigen doen horen. [Gedaagde] heeft van contra-enquête afgezien. Van deze getuigenverhoren zijn processen-verbaal opgemaakt die zich bij de stukken bevinden.
[Eiseres] heeft vervolgens een conclusie na enquête genomen, waarop [Gedaagde] ook een conclusie na enquête heeft genomen.
Ten slotte hebben partijen wederom vonnis gevraagd op het rechtbankdossier. De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling
2.1 Bij voormeld tussenvonnis, waarbij de rechtbank volhardt, werd [Eiseres] toegelaten om door alle middelen rechtens te bewijzen dat zij ten behoeve van de aankoop van de ten processe bedoelde paarden gelden en zaken aan [Gedaagde] ter beschikking heeft gesteld en de waarde daarvan.
2.2 De rechtbank oordeelt op grond van de getuigenverklaringen en de processtukken al volgt.
2.2.1 Volgens [Eiseres] heeft zij, zoals uit de dagvaarding en de beide door haar afgelegde getuigenverklaringen blijkt, voor de koop van de paarden [N.] en [E.] gelden en zaken ter beschikking gesteld. Voor [N.] was dat een bedrag van DM 6.600,-- en een tractor ter waarde van f 3.750,--; voor [E.] DM 2.000,-- en twee paarden ter waarde van f 8.000,--, aldus [Eiseres].
2.2.2 De beide verkopers van de paarden verklaren het volgende. Getuige [Bi.] verklaart het paard [N.] te hebben verkocht aan [Gedaagde]. Hij verklaart voor dit paard te hebben gekregen een tractor, een kiepkar, zadels, pony's, een groot politiepaard, houten platen en een caravan. Hij verklaart tevens ook geld te hebben gekregen maar weet niet meer hoeveel. Even later, na gewezen te zijn op een eerdere schriftelijke verklaring die hij in de procedure heeft afgelegd, verklaart hij dat hij in plaats van geld paarden heeft gekregen.
Getuige [Bo.] verklaart een blauwschimmel (rechtbank: [E.]) te hebben verkocht aan [Gedaagde]. Hij heeft daarvoor gekregen een zwarte merrie, [L.], en een vos, [R.]. Daarnaast uiteindelijk nog fl 2.100,-- of fl 2.200,--.
2.2.3 De rechtbank is van oordeel dat wat betreft de zaken en paarden die werden betrokken in de koop van [N.] en [E.] niet is komen vast te staan (bijvoorbeeld middels taxatierapporten) wat de waarde was van die zaken en paarden. Nu op deze manier niet kan worden aangetoond wat de vermeend geleverde bijdrage was van [Eiseres], omgerekend in geld, aan koop van de beide paarden middels deze zaken, is de vraag betreffende de eigendom niet meer relevant. Dat betekent dat de vordering van [Eiseres], voor zover deze betrekking heeft op de waarde van bij haar in bezit zijn de paarden en zaken, zal worden afgewezen.
2.2.4 De verklaring van [Eiseres] met betrekking tot het geven van geld voor de paarden wordt door vele andere verklaringen ondersteund. Meerdere getuigen verklaren zij dat zagen dat [Eiseres] een envelop met inhoud gaf aan [Gedaagde] waarbij woorden werden gesproken met de strekking: "hier is het geld voor het paard, ik krijg het wel weer terug van jou". Kort daarna was ofwel de blauwschimmel ([E.]) ofwel de roodschimmel ([N.]) aanwezig. In deze trant verklaren [L.], P. [B.], N. [B.] en [S.]. Daarnaast is er de verklaring van [J.], de broer van [Gedaagde]. Ook hij verklaart dat zijn broer vaker geld kreeg van zijn moeder om paarden te kopen. Dat dat ook bij de in deze procedure betrokken paarden het geval was leidt hij af uit het feit dat de paarden op naam van [Eiseres], zijn moeder, verzekerd werden en het de bedoeling was dat de winst uit die paarden tussen hen drieën werd verdeeld. Ook [Bo.] verklaart dat (deels) geld is gegeven voor het betreffende paard. [Bi.] is minder duidelijk in die zin dat hij eerst verklaart dat wel geld is gegeven voor het paard terwijl hij dat in dezelfde verklaring later weer ontkent.
2.2.5 [Gedaagde] ontkent enig bedrag van [Eiseres] te hebben ontvangen. Dit staat lijnrecht tegenover de verklaring van [Eiseres].
De rechtbank acht de verklaring van [Gedaagde], in het licht van de door de andere getuigen afgelegde verklaringen, volstrekt ongeloofwaardig. Nu partijen verplicht zijn om de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren, kan de rechtbank daaraan iedere gevolgtrekking verbinden die zij geraden acht.
De rechtbank is er, op grond van de verklaring van [Eiseres] die door de genoemde getuigen wordt ondersteund, van overtuigd dat door [Eiseres] aan [Gedaagde] gelden ter beschikking zijn gesteld om tot de aankoop van de in deze procedure beoogde paarden over te gaan. Omdat het geld echter aan [Gedaagde] werd gegeven in een gesloten envelop, heeft de rechtbank voor de inhoud van de envelop enkel de verklaring van [Eiseres], partijgetuige. De rechtbank zal het er - behoudens tegenbewijs - voor houden dat de door [Eiseres] genoemde bedragen, te weten DM 6.600,-- en DM 2.000,--, ook daadwerkelijk aan [Gedaagde] zijn gegeven om tot de koop van de in de procedure betrokken paarden over te gaan.
2.2.6 Tot dat tegenbewijs zal [Gedaagde] worden toegelaten als in het dictum te vermelden.
2.2.7 Dit zo zijnde behoeft de stelling met betrekking tot het rechterlijk vermoeden geen verdere bespreking meer.
2.3 In afwachting van de bewijslevering houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan.
laat [Gedaagde] toe om door alle middelen rechtens, allereerst door middel van getuigen, te bewijzen dat aan hem door [Eiseres] niet DM 6.600,-- en DM 2.000,-- ter beschikking is gesteld om tot de koop van [N.] en [E.] over te gaan;
bepaalt dat het getuigenverhoor zal worden gehouden in het gerechtsgebouw te Maastricht aan het St. Annadal 1 op een datum en tijdstip als door de rechtbank zal worden bepaald, nadat [Gedaagde] bij akte heeft opgegeven of getuigen zullen worden voorgebracht, in dat geval onder opgave van het aantal en - zo mogelijk - de personalia van de getuigen;
verwijst de zaak naar de rol van 21 april 2004 voor akte houdende opgave getuigen aan de zijde van [Gedaagde], alsmede voor akte houdende verhinderdata in de eerste vier maanden vanaf de datum van opgave aan de zijde van beide partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van den Acker, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.