4 Het ABP stelt zich op het standpunt dat de korting terecht wordt toegepast. Het wijst op het tweeledige doel van artikel 7.2 lid 5 van het Pensioenreglement. Ten eerste heeft de bepaling tot doel misbruik te voorkomen in de zin dat "sterfbedhuwelijken" hiermee worden tegengegaan, althans te voorkomen dat sterfbedhuwelijken als het ware beloond worden met een hoog nabestaandenpensioen. Een deelnemer, die verwacht binnenkort te zullen overlijden zou zonder een dergelijke bepaling een ( "duur") partnerpensioen kunnen toespelen aan een veel jongere partner.
Het tweede doel is het beperken van, in de zin van het stellen van een duidelijke grens aan, de solidariteit. Bij de premiestelling voor het partnerpensioen wordt ervan uitgegaan dat een partner drie jaar jonger is dan de deelnemer Op die wijze kan een globale looptijd van een partnerpensioen worden vastgesteld en bij de actuariële berekening worden betrokken. Door het hanteren van een standaardleeftijdsverschil is sprake van een grote mate van solidariteit tussen de deelnemers. Zowel het partnerpensioen van de deelnemers, waarbij het leeftijdsverschil met de partner groter is dan het standaardverschil, als het partnerpensioen van de deelnemers waarbij het leeftijdverschil met de partner niet veel afwijkt van de standaard, kunnen op deze wijze tegen een redelijke doorsneepremie gefinancierd worden en een dergelijke solidariteit is kenmerkend voor een collectieve regeling als het Pensioenreglement. Daarbij dient ook een grens te worden getrokken. Indien een deelnemer huwt of gaat samenwonen met een partner die aanmerkelijk jonger is zal ingeval van overlijden van de deelnemer het partnerpensioen langer tot uitbetaling moeten komen dan actuarieel is voorzien. Dat leidt tot een grotere financieringslast, waardoor ook de relatief gunstige doorsneepremie onder druk komt te staan. Om die reden hebben de sociale partners - vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers bij overheid en onderwijs, vertegenwoordigd in de Pensioenkamer van de Raad voor het Overheidspersoneel, - ervoor gekozen om in een dergelijke situatie een korting op het partnerpensioen voor te schrijven. Er zijn alternatieven voor de korting denkbaar, zoals een hogere doorsneepremie voor alle deelnemers of een hogere individuele premie voor de deelnemer bij wie het grote leeftijdsverschil zich voordoet, maar ook daaraan kleven voor- en nadelen. De sociale partners hebben weloverwogen voor de in artikel 7.2 lid 5 van het Pensioenreglement neergelegde kortingsregel gekozen en het ABP voert deze regel slechts uit. De door eiseres aangevoerde oordelen van de Commissie Gelijke Behandeling, waarbij in de vakliteratuur inmiddels kanttekeningen zijn geplaatst, zijn niet bindend en hebben betrekking op andere pensioenfondsen, op basis van op die fondsen betrekking hebbende cijfers. Bovendien is de in het Pensioenreglement neergelegde regeling in zoverre anders dat de in art. 7.2 lid 5 genoemde korting niet meer plaatsvindt indien het huwelijk of het partnerschap tenminste 5 jaar heeft geduurd, terwijl in de door de Commissie Gelijke Behandeling beoordeelde gevallen korting altijd plaatsvindt indien een bepaald leeftijdsverschil aanwezig is.
Er is, aldus het ABP, geen sprake van een verboden indirect onderscheid op basis van geslacht en zo er als sprake mocht zijn van een dergelijk onderscheid, dan is dat gerechtvaardigd door redelijke en objectieve factoren, die geen verband houden met het onderscheid naar geslacht.
Ook om andere redenen is het oordeel van de Commissie Gelijke Behandeling volgens het ABP op de onderhavige situatie niet van toepassing. Het Pensioenreglement is vastgesteld
door de sociale partners, zonder dat het ABP daarop invloed kan uitoefenen. Het ABP is slechts de uitvoerende instantie en zij heeft geen enkele mogelijkheid om op enige wijze
zelfstandig invulling te geven aan de verantwoordelijkheid die haar bij artikel 12b WGB wordt opgelegd. Het ABP betwist dat de kortingsregeling meer vrouwen dan mannen zou treffen. Voorts bestaat, indien dat wel het geval zou zijn, de objectieve rechtvaardiging in de twee eerder genoemde doelen van voorkomen van misbruik en het beperken van solidariteit. Het middel: verminderen van nabestaandenpensioen indien het leeftijdsverschil tussen de partners groter is dan 10 jaar en het huwelijk korter dan 5 jaar heeft geduurd is, aldus het ABP, ook passend en noodzakelijk om de beide genoemde doelen te bereiken. Bovendien is sprake van een vrije keuze van de deelnemer. De regeling is ook alleszins redelijk en billijk. Er is geen onderscheid naar leeftijd, maar een onderscheid op grond van een leeftijdsverschil tussen twee partners, ongeacht de leeftijd van die partners.
Het ABP acht zich niet gehouden om haar stellingen cijfermatig te onderbouwen, aangezien de beoordeling van de vraag hoe ver de solidariteit reikt en welke premiestijging nog acceptabel is niet ter beoordeling is aan de kantonrechter, maar aan de sociale partners.