ECLI:NL:RBMAA:2004:AO8591
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.C. Casparie
- Rechtspraak.nl
Vordering tot vernietiging van echtscheidingsconvenant en verdeling van gemeenschappelijke goederen
In deze zaak heeft de man, eiser, de vrouw, gedaagde, gedagvaard voor de Rechtbank Maastricht met het verzoek om de nietigheid van een echtscheidingsconvenant te verklaren en om tot verdeling van gemeenschappelijke goederen over te gaan. De partijen waren op [datum] te [S.] gehuwd met uitsluiting van gemeenschap van goederen. De echtscheiding werd uitgesproken op 13 januari 2000, en de gevolgen daarvan werden geregeld in een convenant dat op 9 december 1999 werd ondertekend. De man heeft op 30 september 2002 de verdeling buitengerechtelijk vernietigd, maar de vrouw weigerde dit te erkennen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de man zijn rechtsvordering tot vernietiging niet tijdig heeft ingesteld, aangezien de termijn van drie jaar na de verdeling was verstreken. De rechtbank oordeelde dat de man niet ontvankelijk was in zijn vorderingen, omdat hij de dagvaarding pas op 13 januari 2003 had doen betekenen, terwijl de vernietiging van de verdeling uiterlijk voor 9 december 2002 had moeten worden ingediend. De rechtbank overwoog verder dat de man de vrouw nodeloos in deze procedure had betrokken en veroordeelde hem in de proceskosten.
De uitspraak werd gedaan door mr. J.C. Casparie op 3 maart 2004. De rechtbank verklaarde de man niet ontvankelijk in zijn vorderingen en veroordeelde hem tot betaling van de proceskosten aan de vrouw, die in totaal € 2.412,-- bedroegen, inclusief griffierecht en salaris van de procureur.