ECLI:NL:RBMAA:2004:AP2903
Rechtbank Maastricht
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor reis- en verblijfskosten in het kader van internationale ontvoering
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Maastricht op 3 juni 2004 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die bijzondere bijstand aanvroeg voor reis- en verblijfskosten, alsook voor kosten van rechtsbijstand en vertaalkosten, ten bedrage van € 280. Dit verzoek was ingediend naar aanleiding van de ontvoering van zijn kind naar Polen door de moeder. De aanvraag werd afgewezen door het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Brunssum, op basis van het territorialiteitsbeginsel zoals vastgelegd in artikel 11 van de Wet Werk en Bijstand (WWB). De voorzieningenrechter oordeelde dat de kosten die de verzoeker had gemaakt, buiten Nederland waren opgekomen, en dat artikel 11 van de WWB zich verzet tegen toekenning van de gevraagde vergoeding.
De verzoeker stelde dat hij zich niet kon beroepen op het territorialiteitsbeginsel, omdat hij in een noodsituatie verkeerde. Hij voerde aan dat zijn kind onder slechte omstandigheden in Polen verkeerde en dat hij dringend hulp nodig had om zijn kind terug te halen. De voorzieningenrechter merkte op dat verzoeker zich had kunnen wenden tot de Centrale Autoriteit in Nederland om de zaak aanhangig te maken in Polen, zonder dat hier kosten aan verbonden waren. Hierdoor kon hij de kosten die hij nu maakte, vermijden.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzoeker niet had aangetoond dat er sprake was van zeer dringende redenen die een uitzondering op het territorialiteitsbeginsel rechtvaardigden. De situatie van het kind in Polen was niet zodanig ernstig dat dit de toekenning van bijstand rechtvaardigde. Het verzoek om voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen, en de voorzieningenrechter benadrukte dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstond.