ECLI:NL:RBMAA:2004:AR4655
Rechtbank Maastricht
- Kort geding
- J.C. Casparie
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid Nederlandse rechter in geschil over onroerende zaak in België
In deze zaak, die zich afspeelt tussen ex-echtelieden, heeft de vrouw de man gedagvaard in kort geding met betrekking tot de overdracht van hun echtelijke woning, gelegen in België. Hun huwelijk is op 16 juli 2004 ontbonden, en de echtscheidingsbeschikking van 7 juli 2004 heeft de verdeling van de gemeenschap van goederen bevolen. De woning, ter waarde van € 230.000, moet aan de vrouw worden toegescheiden. De vrouw vordert dat de man binnen twee dagen na betekening van het vonnis medewerking verleent aan de overdracht van de woning, met een bepaling dat de overwaarde in depot blijft totdat er overeenstemming is over de verdeling van de huwelijksgemeenschap. De man weerspreekt de vordering en stelt dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft in deze zaak, aangezien het geschil betrekking heeft op onroerend goed in België. De voorzieningenrechter oordeelt dat de Nederlandse rechter inderdaad onbevoegd is, op basis van de Verordening (EG) nr. 44/2001, die bepaalt dat voor zakelijke rechten op onroerende goederen de gerechten van de lidstaat waar het onroerend goed gelegen is, bevoegd zijn. Dit betekent dat de vrouw haar vordering alleen kan voorleggen aan de Belgische rechter. De voorzieningenrechter verklaart zich onbevoegd en veroordeelt de vrouw in de proceskosten van de man, die zijn begroot op € 695,--.