RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak : 22 november 2004
Zaaknummer : 96964 / KG ZA 04-514
De voorzieningenrechter, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende kort gedingvonnis gewezen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DIRIX TRANSPORTEN EN BOUWSTOFFEN B.V.,
gevestigd te Elsloo, gemeente Stein,
eiseres,
procureur mr. G.B. van Soerland;
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PARKBOS MILLEN B.V.,
gevestigd te Nieuwstadt, gemeente Echt-Susteren,
gedaagde,
procureur mr. R.H.M. Wagemans.
1. Het verloop van de procedure
Eiseres, hierna te noemen: Dirix, en gedaagde, hierna te noemen: Parkbos Millen, zijn op basis van een op voorhand aan de griffier gezonden dagvaarding voor de voorzieningenrechter in kort geding verschenen. Op de dienende dag, 19 november 2004, heeft Dirix gesteld en gevorderd overeenkomstig de (niet-betekende) dagvaarding, waarna zij haar vordering met verwijzing naar op voorhand toegezonden producties nader heeft doen toelichten.
Parkbos Millen heeft verweer gevoerd.
Partijen hebben daarna op elkaars stellingen gereageerd.
Ten slotte hebben partijen om vonnis verzocht. De uitspraak van het vonnis is bij vervroeging bepaald op heden.
2.1 Tussen partijen is op 23 september 2004 door de voorzieningenrechter in deze rechtbank een vonnis in kort geding gewezen, waarbij Parkbos Millen, voor zover van belang, is veroordeeld “om met ingang van de dag volgend op de dag waarop door Dirix een bank-garantie is gesteld voor het bedrag waarvoor beslag is gelegd, de conservatoire derden-beslagen onder BLM Wegenbouw B.V. en BAM BNM Wegenbouw Zuid B.V. op te heffen, zulks op straffe van een dwangsom van € 25.000,- voor elke dag dat Parkbos Millen nalatig is aan deze veroordeling te voldoen met een maximum van € 500.000,-;”.
2.2 Tussen partijen is een verschil van mening gerezen over de vraag wat de inhoud moet zijn van de bankgarantie die Dirix dient te stellen als zij de genoemde beslagen opgeheven wenst te zien. Dirix meent, kort gezegd en voor zover van belang, dat in dat kader voldoende is een bankgarantie die recht op uitbetaling geeft zodra er een toewijzend vonnis of arrest voorligt dat in kracht van gewijsde is gegaan (een en ander overeenkomstig het concept van de ING dat op 5 november 2004 aan Parkbos Millen werd toegezonden; vide productie 2 van Dirix). Parkbos Millen daarentegen is van oordeel dat Dirix een bankgarantie moet stellen waaronder reeds moet worden uitgekeerd zodra er een toewijzend uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis voorhanden is.
2.3 Tegen deze achtergrond heeft Dirix, die voor wat betreft de tekst van de onderhavige bankgarantie wenst aan te knopen bij het NVB garantiemodel en het Rotterdams garantie-formulier, en aldus de visie van Parkbos Millen als onjuist van de hand wijst, gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet zulks toelaat:
Parkbos Millen te veroordelen binnen één dag na afgifte van de bankgarantie van de ING N.V., inhoudelijk gelijk aan de op 5 november 2004 aan Parkbos Millen toegezonden conceptgarantie, de conservatoire derdenbeslagen onder BLM Wegenbouw B.V. en BAM NMB Wegenbouw Zuid B.V. op te heffen, op straffe van een dwangsom van € 50.000,- voor elke dag dat Parkbos Millen nalatig is aan deze veroordeling te voldoen met een maximum van € 500.000,-, alsmede Parkbos Millen te veroordelen in de kosten van dit kort geding.
2.4 Parkbos Millen heeft gemotiveerd verweer gevoerd, welk verweer hierna, voor zover relevant, wordt besproken.
3.1 Een voldoende spoedeisend belang volgt uit de aard van de zaak.
3.2 Partijen liggen uiteen over de vraag wat de inhoud moet zijn van de bankgarantie die, als uitkomst van een tussen partijen eerder gevoerd kort geding, door Dirix gesteld dient te worden, wil zij de door Parkbos Millen gelegde beslagen opgeheven krijgen.
3.3 Een in het dictum van een rechterlijk vonnis uitgesproken veroordeling moet worden gelezen in verband met de overwegingen waarop deze steunt. De inhoud van de veroordeling moet door uitleg worden vastgesteld. Bij deze uitleg dienen doel en strekking van de veroordeling tot richtsnoer te worden genomen.
3.4 De voorzieningenrechter heeft de in het dictum van zijn vonnis genoemde bankgarantie niet nader omschreven. (Ook) in de overwegingen is aan de kwestie van de bankgarantie niet veel aandacht geschonken. Dit zo zijnde, heeft de voorzieningenrechter, die van oordeel was dat de maatstaf voor opheffing van de gelegde beslagen niet gehaald werd, welk oordeel op zichzelf genomen voor Dirix niet tot iets zinvols kan leiden, klaarblijkelijk een mouw willen passen aan de omstandigheid dat de gelegde derdenbeslagen Dirix financieel hard troffen en zij aldus een “groot belang (had) bij opheffing van de derdenbeslagen” (r.o. 3.6). Het stellen van een bankgarantie is dan een passend middel. Van belang is in dit verband ten slotte vast te stellen dat niet is gebleken dat op de zitting die tot het litigieuze vonnis heeft geleid, over de inhoud van de te stellen garantie is gediscussieerd.
3.5 Tegen de achtergrond van deze feiten en omstandigheden valt niet in te zien dat aan de litigieuze bankgarantie bijzondere (in de betekenis van: meer of andere dan de in het zakelijk verkeer gangbare) eisen zouden moeten worden gesteld. Volstaan kan worden met een in verband met het gewenste doel - het bieden van zekerheid voor de betaling van een geldsom - gebruikelijke garantie. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het model volgens het zogenaamd Rotterdams garantieformulier een bankgarantie die aan deze, gebruikelijke, eisen voldoet. In het licht hiervan kan de door Dirix aangeboden bankgarantie de toets der kritiek doorstaan. Dat zulks in strijd zou zijn met het systeem van de wet, daarop neerko-mend, voor zover van belang, dat een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis in beginsel tenuitvoergelegd moet kunnen worden - een uitgangspunt waarop Parkbos Millen heeft gehamerd - valt niet in te zien. Het staat Parkbos Millen immers vrij na het verkrijgen van een toewijzend uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis te proberen de aan haar alsdan verschuldigde gelden te incasseren. De bankgarantie die Dirix bereid is te stellen, staat daaraan, gelijk Dirix heeft benadrukt, niet in de weg. Bovendien ziet Parkbos Millen over het hoofd, dat de consequentie van het stellen van de onderwerpelijke bankgarantie weliswaar kán zijn dat zij langer moet wachten op haar geld, maar zulks haar anderzijds beduidend meer zekerheid biedt dan (het handhaven van) een conservatoir beslag. Ingeval van bijvoor-beeld een faillissement van Dirix staat Parkbos Millen dan met lege handen, terwijl de te stellen bankgarantie haar ook in dat geval soelaas biedt.
3.6 In het licht van het zo-even overwogene acht de voorzieningenrechter de door Dirix voorgestelde tekst van de bankgarantie bij brief van 5 november 2004 redelijk en acceptabel. De vordering ligt mitsdien voor toewijzing gereed, met dien verstande dat de te verbeuren dwangsommen worden gematigd. Parkbos Millen wordt in de kosten verwezen.
veroordeelt Parkbos Millen binnen één dag na het stellen van de bankgarantie van de ING N.V., inhoudelijk gelijk aan de op 5 november 2004 aan Parkbos Millen toegezonden conceptgarantie (productie 2 van Dirix), de conservatoire derdenbeslagen onder BLM Wegenbouw B.V. en BAM NMB Wegenbouw Zuid B.V. op te heffen, op straffe van een dwangsom van € 25.000,- voor elke dag dat Parkbos Millen nalatig is aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum aan totaal te verbeuren dwangsommen van € 500.000,-;
veroordeelt Parkbos Millen in de proceskosten tot aan dit vonnis gerezen en aan de zijde van Dirix begroot op € 241,- aan vast recht en € 703,- voor salaris procureur;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Bergmans, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier. RQ