ECLI:NL:RBMAA:2004:AR8570

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
24 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
92320 - HA ZA 04-493
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringskwestie inzake gefingeerde inbraak en schadevergoeding

In deze zaak vorderden eisers, [zoon] en [moeder], een schadevergoeding van Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. naar aanleiding van een inbraak in de woning van [moeder] op 11 juli 2003. Eisers stelden dat er tijdens deze inbraak diverse waardevolle goederen, waaronder een televisie, een fiets, een geldbedrag en een collier, zijn ontvreemd, met een totale schade van € 29.105,00. Delta Lloyd weigerde echter de schadevergoeding te betalen, omdat zij meende dat de inbraak gefingeerd was. De verzekeraar betwistte de geloofwaardigheid van de verklaringen van [moeder] en [zoon] en verwees naar onderzoeksrapporten die de tegenstrijdigheden in hun verklaringen aan het licht brachten.

De rechtbank oordeelde dat [moeder] niet voldoende had aangetoond dat de inbraak daadwerkelijk had plaatsgevonden. De rechtbank wees de vordering van [zoon] af, omdat hij geen contractuele relatie met Delta Lloyd had. Wat betreft de vordering van [moeder] werd vastgesteld dat zij als verzekerde onder de polisvoorwaarden recht had op vergoeding van schade, maar dat zij niet had voldaan aan haar stelplicht om de stelling van Delta Lloyd dat de inbraak gefingeerd was, te weerleggen. De rechtbank concludeerde dat de vordering van [moeder] moest worden afgewezen, en dat zij en [zoon] als in het ongelijk gestelde partijen de proceskosten van Delta Lloyd moesten dragen.

De uitspraak vond plaats op 24 november 2004, en de rechtbank veroordeelde eisers in de proceskosten, die tot dat moment waren begroot op € 640,- aan vastrecht en € 1.158,- voor salaris van de procureur. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak : 24 november 2004
Zaaknummer : 92320 / HA ZA 04-493
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen
inzake
1. [zoon],
wonende te [woonplaats],
eiser sub 1,
procureur mr. B.C.A. Reijnders;
2. [moeder],
wonende te [woonplaats],
eiseres sub 2,
procureur mr. B.C.A. Reijnders;
tegen:
de naamloze vennootschap DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
procureur mr. CH.M.E.M. Paulussen.
1. Het verloop van de procedure
Eisers, hierna afzonderlijk respectievelijk te noemen “[zoon]” en “[moeder]”, hebben gedaagde, hierna te noemen “Delta Lloyd”, gedagvaard voor deze rechtbank en gesteld en geconcludeerd als in die dagvaarding vermeld. Bij die dagvaarding zijn producties overgelegd. Delta Lloyd heeft daarna onder het overleggen van producties geantwoord.
Op de voet van artikel 131 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is een comparitie na antwoord gelast. Van het verhandelde ter comparitie is proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt.
Ten slotte hebben partijen vonnis gevraagd op het rechtbankdossier. De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
2. Het geschil
2.1 De rechtbank gaat uit van de volgende tussen partijen vaststaande feiten:
[eiser sub 1] is de zoon van [eiseres sub 2]. [moeder] woont op het adres [adres] te [woonplaats]. [zoon] woont in [woonplaats].
[moeder] heeft haar inboedel verzekerd bij Delta Lloyd.
In de polisvoorwaarden Model BE 03.2.72A van de betreffende verzekeringsovereenkomst zijn onder meer de navolgende bepalingen opgenomen:
Artikel 1 sub 2
Verzekerde
Verzekeringnemer en degenen met wie hij/ zij in gezinsverband samenwoont.
Artikel 5 sub 2
Geld en geldswaardig papier (...) zowel in eigendom van verzekerde als onder zijn berusting, zijn boven het voor inboedel verzekerde bedrag verzekerd op dezelfde voorwaarden en tegen dezelfde gebeurtenissen als de verzekerde inboedel. Vergoeding wordt verleend indien en voor zover de betrokken bancaire instelling geen schade vergoedt.(...)
Artikel 5 sub 3
Tot een bedrag van maximaal € 5.000 en tegen dezelfde gebeurtenissen en voorwaarden als de eigen boedel van verzekerde, is de inboedel van derden in de woning (niet zijnde gehuurde inboedelzaken) verzekerd. Deze dekking geldt alleen mits en voor zover de inboedelzaken door de eigenaar niet of niet voldoende zijn verzekerd en de schade voor rekening van verzekerde komt.(...)
Artikel 5 sub 5
De voor de uitoefening van het beroep van verzekerde bestemde materialen, gereedschappen (...) die verzekerde onder zich heeft zijn verzekerd, boven het voor inboedel verzekerde bedrag tegen dezelfde gebeurtenissen en op dezelfde voorwaarden en plaatsen als de verzekerde inboedel. De maximum vergoeding bedraagt € 1.000 per gebeurtenis.
Artikel 7 sub 2
Elk recht op schadevergoeding vervalt (...) indien de verzekerde, of andere belanghebbende(n) bij schade opzettelijk onjuiste gegevens heeft verstrekt ;(...)
Polisaanhangsel
Voor de sieraden dient een inbraakwerende kast of kluis aanwezig te zijn, welke moet voldoen aan de normen van het Nationaal Centrum voor Preventie.
Op 11 juli 2003 heeft [moeder] aangifte gedaan van inbraak uit haar woning.
2.2 Eisers stellen dat op 11 juli 2003 door middel van braak en inklimming
een inbraak heeft plaatsgevonden in de woning van [moeder]. Op die datum heeft [moeder] aangifte gedaan bij de politie. Daar heeft zij verklaard dat de diefstal tussen 8:15 uur en 11:20 uur gepleegd moet zijn, omdat zij toen weg was. Voorts heeft zij daarbij verklaard dat zij bij thuiskomst omstreeks 11:20 uur zag dat de tuindeur openstond en dat [zoon] en zij ontdekten dat er was ingebroken.
Bij deze inbraak zijn volgens eisers een fiets, een televisie, een geldbedrag en een collier ontvreemd. Door die diefstal hebben eisers schade geleden. Eisers stellen deze schade op:
- fiets € 3.350,00
- televisie € 22.000,00
- geldbedrag € 670,00
- collier € 3.085,00
Totaal € 29.105,00
2.3 Ten aanzien van de ontvreemde goederen stellen eisers het volgende.
De televisie behoort in eigendom toe aan [moeder]. [zoon] heeft de televisie in kwestie gekocht en cadeau gegeven aan [moeder].
Het collier lag ten tijde van de diefstal niet in de kluis maar [moeder] had voldoende veiligheidsmaatregelen getroffen door de woning af te sluiten.
Het geldbedrag behoort toe aan [zoon] en was ten tijde van de diefstal onder berusting van [moeder].
De fiets behoort in eigendom toe aan [zoon]. Hij heeft [moeder] aansprakelijk gesteld voor deze schade.
Delta Lloyd heeft geweigerd het schadebedrag uit te keren.
2.4 Eisers hebben op grond van het vorenstaande gevorderd bij vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad voor recht te verklaren dat Delta Lloyd wordt veroordeeld een bedrag ad € 29.105,00 aan hen te betalen, althans het bedrag dat de Rechtbank in goede justitie juist acht, binnen 8 dagen na het ten deze te wijzen vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente daarover met ingang van de dag der inleidende dagvaarding, tot de dag der algehele voldoening, alsmede Delta Lloyd te veroordelen in de proceskosten.
2.5 Delta Lloyd voert verweer hetwelk - samengevat en voorzover thans van belang – het
volgende inhoudt. [zoon] is Delta Lloyd niet bekend als verzekeringnemer.
Delta Lloyd betwist dat er een inbraak is gepleegd in de woning van [moeder] op 11 juli 2003. Delta Lloyd beroept zich hierbij op een tweetal onderzoeksrapporten van expertisebureau CED Nomex - d.d. 25 augustus 2003 - en onderzoeksbureau I-TEK (hierna te noemen: Itek) - d.d. 2 oktober 2003 -. Uit die rapporten valt af te leiden dat de verklaringen van [moeder] en [zoon] ongeloofwaardig en tegenstrijdig zijn. Delta Lloyd stelt de gevorderde schade in ieder geval op grond van artikel 7 sub 2 van de polisvoorwaarden te kunnen afwijzen.
2.6 Voor zover zou komen vast te staan dat sprake is geweest van inbraak, stelt Delta Lloyd meer subsidiair nog dat de door eisers gevorderde schade niet onder de dekking van de verzekering valt.
Het geld was volgens Delta Lloyd niet onder berusting van [moeder] zodat zij niet op grond van artikel 5 sub 2 van de polisvoorwaarden gehouden is het bedrag te vergoeden.
Het collier was niet bewaard in de voorgeschreven kluis, zodat zij niet gehouden is tot vergoeding over te gaan.
Met betrekking tot de racefiets zou de vergoedingsverplichting op grond van artikel 5 sub 5 beperkt blijven tot een bedrag van € 1.000.
Ten aanzien van de televisie hebben [zoon] en [moeder] steeds beweerd dat deze van [zoon] zou zijn. Pas op 16 januari 2004, nadat Delta Lloyd had verklaard niet tot vergoeding te zullen overgaan, hebben zij zich op het standpunt gesteld dat [zoon] de televisie cadeau had gedaan aan [moeder]. Delta Lloyd is op grond daarvan van mening dat de televisie eigendom is van [zoon].
[zoon] kan ten aanzien van de door hem geleden schade, te weten de fiets, het geldbedrag en de televisie, op grond van artikel 5 sub 3 van de polisvoorwaarden bovendien geen aanspraak maken op meer dan het in dit artikel vermelde bedrag van
€ 5.000.Voor zover zou komen vast te staan dat de televisie eigendom is van [moeder], kan Delta Lloyd slechts worden verplicht tot vergoeding van een bedrag van € 14.450, zijnde het bedrag waarvoor [moeder] een aanvullende dekking heeft afgesloten voor audiovisuele apparatuur.
3. De beoordeling
3.1 [zoon] kan, wegens het ontbreken van een contractuele verhouding met Delta Lloyd geen aanspraak maken op vergoeding van schade door Delta Lloyd. De rechtbank zal de vordering van [zoon] dan ook afwijzen.
3.2 Met betrekking tot de tussen [moeder] en Delta Lloyd gesloten verzekeringsovereenkomst geldt dat [moeder] op grond van het in de polisvoorwaarden onder artikel 1 sub 2 bepaalde als verzekerde wordt aangemerkt en [zoon] als derde. Nu [moeder] als verzekerde tevens vergoeding vordert van gestolen eigendommen van [zoon] en deze mogelijkheid onder artikel 5 sub 3 van de polisvoorwaarden is opgenomen, zal de rechtbank bij de beoordeling tevens de eigendommen van [zoon] betrekken.
3.3 Delta Lloyd heeft ter onderbouwing van haar verweer dat de inbraak en diefstal gefingeerd zijn en dat over een aantal zaken opzettelijk onjuiste gegevens zijn verstrekt onder meer gewezen op de volgende feiten en omstandigheden:
a. [moeder] heeft haar verklaring omtrent het moment van thuiskomst, het moment van en de wijze van ontdekking van de diefstal meermalen gewijzigd. Delta Lloyd heeft dat gestaafd middels verwijzingen naar het proces-verbaal en de rapporten van CED Nomex en Itek, welke stukken in de procedure zijn gebracht;
b. CED Nomex heeft in haar rapport opgemerkt dat [zoon], de rechtbank leest in het rapport: [moeder], regelmatig afwijkende (uit de context begrijpt de rechtbank dat bedoeld is: ontwijkende) antwoorden heeft gegeven op gerichte vragen;
c. ter comparitie heeft [moeder] voor het eerst gesteld dat er beschadigingen aan (de rechtbank begrijpt in de buurt van) het hek zijn gesignaleerd, welke beschadigingen zij ook de aan politie heeft laten zien; het 1.80 meter hoge gazen hekwerk vertoonde volgens Itek echter geen sporen van overklimming;
d. [moeder] heeft ten overstaan van de politie en CED Nomex verklaard dat de televisie van [zoon] was; tegenover Itek heeft zij verklaard dat [zoon] de televisie aan haar cadeau wilde geven, en eerst op 16 januari 2004 heeft zij zich op het standpunt gesteld dat [zoon] de televisie voorafgaand aan de inbraak aan haar had geschonken;
e. op het verzoek van Itek haar de telefoonfactuur met de gespreksgegevens van 11 juli 2003 te zenden, heeft [moeder] Itek een kopie van die factuur gezonden. Nadat Itek, na contact met Tele2, had ontdekt dat in die kopie een kolom ontbrak waarin een gesprek van omstreeks 10.49 uur stond, heeft zij [moeder] gevraagd of zij de originele factuur mocht zien. Daarop heeft [moeder] gezegd dat die was zoekgeraakt tijdens het kopiëren. Na confrontatie met het om 10.49 uur gevoerde telefoongesprek heeft [moeder] gezegd dat zij die kolom per ongeluk afgedekt zou hebben bij het kopiëren en dat de genoemde tijdstippen van thuiskomst ruim gezien moesten worden.
3.4 Ter comparitie gevraagd naar een verklaring voor de verschillende tegenstrijdigheden die uit het rapport van Itek blijken, heeft [moeder] geen bevredigend antwoord gegeven. Als enige verklaring geeft zij aan dat zij het gevoel heeft dat men haar niet goed begrepen heeft omdat zij Duits spreekt. Uit het proces-verbaal, noch uit de rapporten van CED Nomex en Itek, komt echter naar voren dat de taal een probleem is geweest, terwijl daar toch de nodige informatie uit de mond van [moeder] is opgetekend, of dat [moeder] gemeld heeft dat zij vragen niet begreep dan wel de indruk had dat zij niet goed werd begrepen. Blijkens het, door [moeder] ondertekende, rapport van Itek heeft zij ten overstaan van de rapporteur zelfs uitdrukkelijk verklaard dat zij de Nederlandse taal redelijk verstaat en begrijpt en dat zij begrijpt wat de rapporteur haar vraagt en hetgeen in de verklaring staat.
Bij gebreke aan een bevredigende verklaring voor de wijziging van haar tegenover de politie en CED Nomex afgelegde verklaring dat de inbraak direct na thuiskomst (omstreeks 11.20 uur danwel 11.45 uur) van [moeder] en [zoon] geconstateerd is, houdt de rechtbank [moeder] aan haar verklaring die zij op de dag van de beweerdelijke inbraak bij haar aangifte heeft afgelegd. Daarmee valt niet te rijmen dat [zoon] om 10.49 uur een telefoongesprek met een Duitse verzekeringsmaatschappij heeft gepleegd. [moeder] geeft bovendien geen verklaring voor het feit dat dat bewuste telefoongesprek bij de verschillende verklaringen over de gang van zaken bij thuiskomst en ontdekking nooit eerder ter sprake is gekomen. Daar komt nog bij dat de gang van zaken met betrekking tot het doen toekomen van de telefoongegevens zoals die blijkt uit het rapport van Itek, de geloofwaardigheid van [moeder] niet ten goede komt.
Die twijfel aan [moeder]’s geloofwaardigheid wordt nog versterkt door de opmerkingen in het rapport van CED Nomex omtrent het geven van ontwijkende antwoorden en het trachten het gesprek een andere wending te geven, waarvoor door [moeder] geen verklaring is gegeven, de onder 3.3 sub d weergegeven standpuntwijziging betreffende de eigendom van de televisie, en het feit dat, naar de rechtbank uit de stukken concludeert, [moeder] ter comparitie pas voor het eerst zegt dat er sporen van overklimming waren.
3.5 Het voorgaande in samenhang beziend maakt dat het op de weg van [moeder] had gelegen om Delta Lloyds goed onderbouwde stelling dat de inbraak gefingeerd is gemotiveerd te weerspreken. Nu [moeder] dat niet heeft gedaan heeft zij niet voldaan aan haar stelplicht en zal de rechtbank, zonder dat zij toekomt aan het bewijsaanbod van [moeder], de vordering afwijzen.
3.6 [moeder] en [zoon] zullen als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten van Delta Lloyd dienen te dragen.
4. De beslissing
De rechtbank:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt eisers in de proceskosten aan de zijde van Delta Lloyd gerezen en tot op heden begroot op € 640,- aan vastrecht en € 1.158,- voor salaris procureur;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. de Kerpel-van de Poel, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.