ECLI:NL:RBMAA:2004:AR8570
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzekeringskwestie inzake gefingeerde inbraak en schadevergoeding
In deze zaak vorderden eisers, [zoon] en [moeder], een schadevergoeding van Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. naar aanleiding van een inbraak in de woning van [moeder] op 11 juli 2003. Eisers stelden dat er tijdens deze inbraak diverse waardevolle goederen, waaronder een televisie, een fiets, een geldbedrag en een collier, zijn ontvreemd, met een totale schade van € 29.105,00. Delta Lloyd weigerde echter de schadevergoeding te betalen, omdat zij meende dat de inbraak gefingeerd was. De verzekeraar betwistte de geloofwaardigheid van de verklaringen van [moeder] en [zoon] en verwees naar onderzoeksrapporten die de tegenstrijdigheden in hun verklaringen aan het licht brachten.
De rechtbank oordeelde dat [moeder] niet voldoende had aangetoond dat de inbraak daadwerkelijk had plaatsgevonden. De rechtbank wees de vordering van [zoon] af, omdat hij geen contractuele relatie met Delta Lloyd had. Wat betreft de vordering van [moeder] werd vastgesteld dat zij als verzekerde onder de polisvoorwaarden recht had op vergoeding van schade, maar dat zij niet had voldaan aan haar stelplicht om de stelling van Delta Lloyd dat de inbraak gefingeerd was, te weerleggen. De rechtbank concludeerde dat de vordering van [moeder] moest worden afgewezen, en dat zij en [zoon] als in het ongelijk gestelde partijen de proceskosten van Delta Lloyd moesten dragen.
De uitspraak vond plaats op 24 november 2004, en de rechtbank veroordeelde eisers in de proceskosten, die tot dat moment waren begroot op € 640,- aan vastrecht en € 1.158,- voor salaris van de procureur. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.