2.8.1 [eiseres] stelt dat door de Zwolsche in al die jaren nooit is geprotesteerd tegen de door haar ingediende nota’s. De Zwolsche heeft de eerste nota voldaan en is daarna met betaling in gebreke gebleven totdat naar aanleiding van een concept dagvaarding in kort geding weer betaling van de Zwolsche was verkregen. Daarna is wederom niets meer verkregen ter zake buitengerechtelijke kosten.
Daarbij is door de raadsman van [eiseres] een tarief gehanteerd voor de werkzaamheden in deze zaak terwijl een hoger tarief, op grond van kennis en deskundigheid van de advocaat van [eiseres], op zijn plaats zou zijn geweest. Volgens [eiseres] kan de Zwolsche zich op deze grond, en op het feit dat zij aan rentewinst al meer heeft ‘verdiend’, niet verweren tegen het feit dat ook een advocaat met weinig ervaring aan de zaak heeft gewerkt welke uren voor het afgesproken bedrag zijn gedeclareerd terwijl een lager tarief op zijn plaats was geweest.
Op de buitengerechtelijke kosten moeten echter wel in mindering worden gebracht de 41 minuten van 18 en 19 september 2000 die vallen onder de kosten waarvoor artikel 57 lid 6 Rv (oud) een vergoeding pleegt in te sluiten. Echter niet de kosten voor het opstellen van een conceptdagvaarding in kort geding, op basis waarvan de Zwolsche tot betaling van nota’s is overgegaan.
2.8.2 Volgens de Zwolsche wordt nog steeds geen inzicht verschaft in de samenstelling van het gevorderde bedrag. Omtrent het gehanteerde uurtarief merkt zij op dat slechts ten aanzien van een bijzondere onderdelen specialistische kennis is vereist zodat ten aanzien van de andere, veelal administratieve werkzaamheden, een lager uurtarief geldt. In deze zaak was het niet noodzakelijk dat alle activiteiten door mr. Linders als LSA-advocaat werden verricht, aldus de Zwolsche. Bovendien voert hij regelmatig dossierstudie op en steekt veel tijd in het opstellen van schadestaten welke door de echtgenoot van [eiseres] zijn gemaakt waarvoor de rechtbank reeds een vergoeding heeft toegekend. Eveneens ten onrechte wordt aanspraak gemaakt op de kosten van de voorbereiding van een kort geding. Het liquidatietarief kent daarvoor een vergoeding en slechts deze kan worden gevorderd.
2.8.3 De rechtbank is van oordeel dat indien tussen een advocaat en zijn cliënt een tarief wordt afgesproken, enkel dit tarief uitgangspunt kan zijn in een toe te kennen vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Dat een advocaat een hoger tarief had kunnen hanteren doet daaraan niet af. Dat betekent in dit geval dat uitgegaan wordt van een uurtarief van de advocaat van [eiseres] van ƒ 330,--. Dat betekent eveneens dat gecrediteerd moet worden als, zoals hier het geval, voor de werkzaamheden van een beginnend meewerkend jurist het tarief van ƒ 330,-- is gedeclareerd. Deze creditering zal in het bedrag aan buitengerechtelijke kosten dat wordt toegekend, worden meegenomen. Dat betreft een bedrag van ƒ 268,35.
Door de advocaat van [eiseres] is aan studie in deze zaak 344 minuten gedeclareerd en aan opstellen schadestaat 445 minuten. Door de Zwolsche worden verder geen consequenties verbonden aan de opmerking dat veel dossierstudie wordt opgevoerd zodat de rechtbank zich daarover verder niet zal uitlaten. Met betrekking tot het opstellen schadestaat is de rechtbank van oordeel dat niet uitgesloten is dat ook mr. Linders daaromtrent kosten opvoert, nu hij de deskundige ter zake is en de schadeopstellingen van de echtgenoot van [eiseres] zal nakijken en controleren en niet is uitgesloten dat nog nadere berekeningen moeten worden gemaakt. De rechtbank zal deze uren, ex aequo et bono, stellen op 180 minuten en aldus ƒ 1.683,-- in mindering brengen op de buitengerechtelijke kosten.
De kosten voor het opstellen van de dagvaarding in kort geding welke als conceptdagvaarding aan de Zwolsche is toegezonden waarna betaling door de Zwolsche heeft plaatsgevonden, komen voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding die het liquidatietarief toekent doet eerst opgeld indien sprake is van een ‘dienende’ dag. Nu de dagvaarding in concept is toegezonden is deze niet te beschouwen als een dagvaarding als bedoeld in de gehanteerde liquidatietarieven maar als een incassobrief in de vorm van een dagvaarding, welke gewoon voor vergoeding in aanmerking komt.
Voor het overige komt de rechtbank de door [eiseres] overgelegde urenstaat niet onredelijk voor zodat de buitengerechtelijke kosten kunnen worden vergoedt, minus de door [eiseres] reeds genoemde 41 minuten.
Uiteindelijk levert dat een vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten van de advocaat op van ƒ 26.725,32 (€ 12.127,42) welke hierna zal worden toegewezen.