ECLI:NL:RBMAA:2004:AS3250

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
22 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
91381 - HA ZA 04-344
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. van den Acker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor ongeval in manege en bewijsvermoeden wegens niet meewerken aan toezegging

In deze civiele zaak heeft eiseres, een vrouw wonende te [woonplaats], gedaagden, waaronder de vennootschap onder firma Manege Brunsummerheide V.O.F. en twee vennoten, aangeklaagd voor aansprakelijkheid na een ongeval dat plaatsvond op 27 oktober 2002 in de manege. Eiseres stelt dat zij tijdens het sluiten van het hek van de paardenbox, dat niet goed was beveiligd, door het hek op haar hoofd viel en daardoor letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bout die het hek op zijn plaats moest houden, op het moment van het ongeval ontbrak. Eiseres heeft aangevoerd dat zij geen instructies heeft ontvangen over het gebruik van de verschillende sluitingsmechanismen van de hekken, wat bijdroeg aan de gevaarlijke situatie. Gedaagden hebben de toedracht van het ongeval betwist en stellen dat eiseres geen letsel heeft opgelopen. Tijdens de comparitie is door gedaagden toegezegd medewerking te verlenen aan het opsporen van getuigen, maar deze medewerking is niet verleend, wat de rechtbank als een schending van de procesplicht beschouwt. De rechtbank heeft geoordeeld dat, gezien het niet nakomen van deze verplichting door gedaagden, de stellingen van eiseres voorshands als waar aangenomen moeten worden. De rechtbank heeft gedaagden toegelaten om tegenbewijs te leveren, maar heeft ook overwogen dat, indien gedaagden hierin niet slagen, zij aansprakelijk zijn op grond van artikel 6:174 juncto 6:181 van het Burgerlijk Wetboek. De zaak is aangehouden voor bewijslevering en verdere beslissingen zijn uitgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak : 22 december 2004
Zaaknummer : 91381 / HA ZA 04-344
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen
inzake
[naam eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur mr. M.M.E.C. Breij;
tegen:
1. de vennootschap onder firma MANEGE BRUNSUMMERHEIDE V.O.F.,
gevestigd te Brunssum,
gedaagde sub 1,
2. [vennoot],
wonende te [woonplaats],
gedaagde sub 2,
3. [vennote]
wonende te [woonplaats],
gedaagde sub 3,
procureur mr. F.G.F.M. Tripels.
1. Het verloop van de procedure
Eiseres heeft gedaagden gedagvaard voor deze rechtbank en gesteld en geconcludeerd als in die dagvaarding vermeld. Bij die dagvaarding zijn producties overgelegd. Gedaagden hebben daarna onder het overleggen van een productie geantwoord. Op de voet van artikel 131 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is een compari-tie na antwoord gelast. Van het verhandelde ter comparitie is proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt.
Eiseres heeft vervolgens nog een akte genomen.
Gedaagden is de mogelijkheid ontnomen nog een nadere antwoordakte te nemen.
Ten slotte heeft eiseres vonnis gevraagd op het rechtbankdossier. De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. Het geschil
Volgens eiseres heeft zich op 27 oktober 2002 een ongeval voorgedaan in de manege van gedaagden. Zij stelt na een buitenrit het door haar bereden paard op de gebruikelijke wijze in de stalling te hebben gebracht teneinde het dier in zijn box te plaatsen. Het hek van de box stond open en zij heeft het paard daarin gebracht en wilde de box sluiten. Daartoe heeft zij het hek opgetild. Toen zij daarmee doende was kwam het hek uit de scharnieren los, waarna het op het hoofd van eiseres terechtkwam en zij naar achteren op de grond viel. Eiseres stelt thans nog steeds medische klachten te hebben als gevolg van dit ongeval.
Vast staat in dit geding dat ten tijde van het ongeval een bout, waarmee kon worden voorkomen dat het hek uit de scharnieren zou geraken, niet was aangebracht. Volgens eiseres heeft zij van gedaagden geen instructie gehad over hoe de verschillende sluitingsmechanismen van de hekken werkten.
Volgens eiseres zijn gedaagden aansprakelijk voor de gevolgen van het ongeval. Primair zijn zij aansprakelijk op grond van artikel 6:174 Burgerlijk Wetboek nu de paardenbox, die is te beschouwen als een opstal, niet voldeed aan de eisen die men daar in de gegeven omstandigheden aan mag stellen, deze paardenbox gevaar voor personen opleverde en dat dat gevaar zich heeft verwezenlijkt. Subsidiair beroept eiseres zich op een onrechtmatige daad van gedaagden door, in strijd met de jegens haar in acht te nemen maatschappelijke zorgvuldigheid, een gevaarlijke situatie te hebben geschapen welke eenvoudig was te voorkomen en niet te hebben gewaarschuwd voor de mogelijkheid dat het hek uit zijn scharnieren kon losschieten.
Eiseres heeft op grond van het vorenstaande gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor zover de wet zulks toelaat:
1. voor recht zal verklaren dat gedaagden aansprakelijk zijn voor de door eiseres tengevolge van het loslaten van de scharnieren van het hek van de paardenbox geleden c.q. nog te lijden materiële en immateriële schade;
2. gedaagden – des dat de een betale, de ander is gekweten – zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen een schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2002, althans de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening, zulks met veroordeling van gedaagden in de kosten van deze procedure.
De vordering wordt door gedaagden weersproken, waartoe wordt verwezen naar de conclusies van antwoord en het gestelde ter comparitie.
3. De beoordeling
3.1 Gedaagden betwisten de toedracht van het ongeval. Gedaagde sub 2 heeft op de betreffende dag enkel geconstateerd dat het bovenste deel van de boxdeur, het hek, op de grond lag. Verder blijkt uit de bij dagvaarding overgelegde informatie van de huisarts van eiseres niet dat lichamelijk letsel is vastgesteld, aldus gedaagden.
3.2 Bij akte heeft eiseres haar gestelde schade nader onderbouwd. Eiseres heeft de toedracht van het ongeval te bewijzen aangeboden. Zij stelt echter niet te kunnen achterhalen wie mogelijkerwijs iets van het ongeval heeft gezien, omdat gedaagden haar niet de gelegenheid geven de namen van deze mensen te achterhalen. Zij heeft op de betreffende dag meegedaan aan de Hubertusrit en heeft gedaagden gevraagd om een lijst met deelnemers te verstrekken. Die heeft zij tot nu toe niet verkregen. Ter comparitie is door de advocaat van gedaagden aangegeven dat hij zijn cliënt zou verzoeken om een lijst van personen die hebben deelgenomen aan de Hubertusrit in 2002. Uit de door eiseres overgelegde stukken blijkt dat deze lijst niet meer aanwezig is. Partijen hebben vervolgens afgesproken dat eiseres in de manege een brief mocht ophangen waarin deelnemers werd verzocht zich te melden met als doel te achterhalen wie iets van het ongeval heeft gezien. Volgens eiseres hebben gedaagden deze oproep direct weer van de muur verwijderd. Dit is haar verteld door een medewerker van gedaagden. Desondanks heeft eiseres een getuige kunnen vinden, [naam getuige], die haar stellingen met betrekking tot de toedracht van het ongeval onderschrijft.
3.3 De rechtbank constateert dat ondanks dat door gedaagden tijdens de comparitie en descente was toegezegd dat medewerking zou worden verleend aan het opsporen van mogelijke getuigen van het ongeval, geen medewerking wordt verleend aan het opsporen van getuigen van het ongeval en wordt zelfs die opsporing bemoeilijkt. Op grond van artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zijn partijen verplicht de voor de beslissing van belang zijn de feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Daarbij hoort volgens de rechtbank ook, zoals in casu, het meewerken van gedaagden aan – in de zin van gelegenheid bieden tot - het vinden van mogelijke getuigen door eiseres. Zeker nu ook tijdens de comparitie de bereidheid daartoe is uitgesproken.
Nu deze verplichting niet wordt nagekomen, kan de rechtbank daar de gevolgtrekking aan verbinden die zij geraden acht. Zij zal dat doen door, in tegenstelling tot hetgeen volgt uit artikel 150 Rv, niet eiseres haar stellingen te laten bewijzen maar deze voorshands voor waar aan te nemen. Dat betekent dat de rechtbank voor juist aanneemt de door eiseres gestelde toedracht van het ongeval, die ook door de verklaring van getuige [naam getuige] wordt ondersteund. Gedaagden kunnen hier tegenbewijs voor leveren waartoe ze worden toegelaten als in het dictum te verwoorden.
3.4 Reeds thans overweegt de rechtbank dat, voor het geval gedaagden niet slagen in dat bewijs, de aansprakelijkheid op grond van artikel 6:174 juncto 6:181 Burgerlijk Wetboek is gegeven.
Daartoe overweegt zij als volgt.
Vast staat, als reeds hierboven weergegeven, dat de bout die diende als borging van het hekwerk, op 27 oktober 2002 niet was aangebracht en eerst na het ongeval weer is aangebracht. Volgens gedaagden was de bedoeling van die borging te voorkomen dat de paarden in de box het hekwerk zouden optillen uit de scharnieren en was deze borging uitdrukkelijk niet bedoeld ter voorkoming van risico’s tijdens het openen en sluiten van het hek. Dit verweer wordt door de rechtbank verworpen. Als het mogelijk is voor een paard het hekwerk uit de scharnieren te tillen, moet het ook voor mogelijk worden gehouden dat een mens dat kan doen en dient de borging ook ter bescherming van de mens die van het hek gebruik maakt. De rechtbank heeft ter plaatse geconstateerd dat het met enige inspanning mogelijk is het hek naar boven en uit de scharnieren te lichten. Dat betekent dat, indien dat gevaar zich verwezenlijkt, de opstal als gebrekkig is te achten indien de borging ter zake ontbreekt. Voorts hebben gedaagden aangevoerd dat er geen enkele reden was voor eiseres om het betreffende hek uit de scharnieren te tillen omdat het te openen was door middel van een verschuifbare huls aan de linkerzijde van het hek. Volgens eiseres, hetgeen door gedaagde niet dan wel onvoldoende is betwist, is haar nimmer uitleg gegeven omtrent de sluiting van de hekken. Tevens is tijdens de descente gebleken dat er meerdere mechanismen waren om de hekwerken te sluiten. Volgens eiseres heeft zij geprobeerd de huls aan de linkerzijde te verschuiven maar was daarin geen beweging te krijgen. Vervolgens heeft zij de situatie bekeken en het gehele hekwerk opgetild met het door haar gestelde gevolg. De rechtbank is van oordeel dat, zelfs al zou het sluitingsmechanisme wel naar behoren hebben gefunctioneerd, gedaagden een gevaarlijke situatie hebben laten bestaan middels de ontbrekende borging. Er moet rekening mee worden gehouden dat een minder oplettende bezoeker van de manege het gehele hekwerk omhoog tilt om het te sluiten, waarmee het uit de scharnieren is te lichten. Zo kan het gevaar, zoals hier gesteld, zich verwezenlijken. Dit geldt zeker wanneer deze persoon geen instructie heeft gehad ter zake de verschillende sluitingsmechanismen,
3.5 Uit de door eiseres overgelegde producties is voldoende aannemelijk dat mogelijk schade is geleden, zodat een verwijzing naar de schadestaatprocedure alsdan kan volgen.
3.6 In afwachting van de bewijslevering zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.
4. De beslissing
De rechtbank:
laat gedaagden toe om door alle middelen rechtens, allereerst door middel van getuigen, te bewijzen dat de door eiseres gestelde toedracht van het ongeval zich niet heeft voorgedaan;
bepaalt dat het getuigenverhoor zal worden gehouden in het gerechtsgebouw te Maastricht aan het St. Annadal 1 op een datum en tijdstip als door de rechtbank zal worden bepaald, nadat gedaagden bij akte hebben opgegeven of getuigen zullen worden voorgebracht, in dat geval onder opgave van het aantal en - zo mogelijk - de personalia van de getuigen;
verwijst de zaak naar de rol van 2 februari 2005 voor akte houdende opgave getuigen aan de zijde van gedaagden, alsmede voor akte houdende verhinderdata in de eerste vier maanden vanaf de datum van opgave aan de zijde van beide partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van den Acker, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.