ECLI:NL:RBMAA:2005:AS6704
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.A.H. Verheezen
- Rechtspraak.nl
Erfrechtelijke geschillen tussen halfbroers over nalatenschap en onrechtmatige daad
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Maastricht, stonden twee halfbroers tegenover elkaar in een geschil over de nalatenschap van hun overleden vader. De eiser in conventie, die tevens gedaagde in reconventie was, vorderde dat de gedaagde in conventie, die ook eiser in reconventie was, onrechtmatig had gehandeld door de nalatenschap niet correct te verdelen. De rechtbank stelde vast dat beide partijen uit dezelfde moeder waren geboren, maar dat de juridische status van hun erfgenaamschap pas na een beschikking van de rechtbank in 2003 was vastgesteld. De eiser stelde dat hij nooit op de hoogte was gebracht van de omvang van de nalatenschap en dat hij geen deel had ontvangen van de erfenis, terwijl de gedaagde in conventie de crematie van hun vader had geregeld en de kosten had betaald. De eiser vorderde onder andere een schadevergoeding en een dwangsom voor het niet voldoen aan zijn verzoeken om informatie over de nalatenschap.
De rechtbank oordeelde dat de eiser niet kon aantonen dat de gedaagde in conventie onrechtmatig had gehandeld. De rechter concludeerde dat de gedaagde in conventie niet wist dat de rechtbank het vaderschap van de eiser zou vaststellen en dat er geen bewijs was dat de gedaagde in conventie goederen of gelden van de nalatenschap had achtergehouden. De vordering van de eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank wees de kosten van de procedure toe aan de gedaagde in conventie. In reconventie werd ook de vordering van de gedaagde in conventie afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van de eiser.