ECLI:NL:RBMAA:2005:AT2465

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
14 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
99011 - KG ZA 05-43
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Bergmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mislukte aanbestedingsprocedure voor natuurstenen ten behoeve van het Pleinenplan te Heerlen

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 14 maart 2005 uitspraak gedaan in een kort geding tussen B&S Natuursteen B.V. en de Gemeente Heerlen. B&S had de gemeente gedagvaard naar aanleiding van een mislukte aanbestedingsprocedure voor de levering van natuurstenen voor het Pleinenplan te Heerlen. De gemeente had op 15 juli 2004 een Europese aanbesteding uitgeschreven, maar na beoordeling van de ingediende aanbiedingen concludeerde de gemeente dat geen enkele inschrijving voldeed aan de gestelde eisen. De gemeente besloot de procedure te beëindigen en over te schakelen naar een onderhandelingsprocedure. B&S stelde dat deze gang van zaken in strijd was met de Europese richtlijn en dat de gemeente onterecht had besloten om de aanbesteding te annuleren. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente gerechtigd was om de procedure te beëindigen, maar dat de gunning aan de andere inschrijver, [O.], niet correct was verlopen. De rechter concludeerde dat de gemeente de aanbestedingsprocedure als mislukt moest beschouwen en dat B&S recht had op heraanbesteding. De gemeente werd veroordeeld om binnen 24 uur het resultaat van de onderhandelingsprocedure ongedaan te maken en de opdracht opnieuw aan te besteden conform de richtlijnen.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak : 14 maart 2005
Zaaknummer : 99011 / KG ZA 05-43
De voorzieningenrechter, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende kort-gedingvonnis gewezen
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid B&S NATUURSTEEN B.V.,
gevestigd te Moerdijk,
eiseres,
procureur mr. J.J.M. Hermans,
advocaat mr. W.H. Lindhout te Bergen op Zoom;
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE HEERLEN,
zetelende te Heerlen,
gedaagde,
procureur mr. Ch.M.E.M. Paulussen,
advocaat mr. J.M. Hebly te Rotterdam.
1. Het verloop van de procedure
Eiseres, hierna te noemen: B&S, heeft gedaagde, hierna te noemen: de gemeente, gedagvaard in kort geding. Op de dienende dag, 24 februari 2005, heeft B&S gesteld en gevorderd overeenkomstig de dagvaarding, waarna zij haar vordering met verwijzing naar op voorhand toegezonden producties nader heeft doen toelichten. B&S heeft daarbij gebruik gemaakt van pleitaantekeningen.
De gemeente heeft aan de hand van een pleitnota verweer gevoerd, daarbij verwijzend naar een op voorhand toegezonden productie.
Partijen hebben daarna op elkaars stellingen gereageerd. De gemeente heeft in dat stadium nog een tweetal producties in het geding gebracht.
De zaak is vervolgens voor de duur van een week aangehouden in afwachting van een nadere reactie van B&S op de ter zitting door de gemeente overgelegde producties.
De gemeente heeft bij faxbericht van 1 maart 2005 haar standpunt andermaal toegelicht onder verwijzing naar enkele bijgevoegde producties.
Bij faxbericht/brief van 3 maart 2005, voorzien van een tweetal nieuwe producties, heeft B&S op de door de gemeente ter zitting overgelegde producties alsmede op het faxbericht d.d. 1 maart 2005 met bijlagen van de gemeente gereageerd. B&S heeft in haar schrijven verzocht om vonnis te wijzen.
De gemeente heeft bij faxbericht/brief van 9 maart 2005 met bijlage op het schrijven van B&S gereageerd.
B&S heeft op 10 maart 2005 ten slotte nog een faxbericht aan de griffier gezonden.
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
2. Het geschil
2.1 Op 15 juli 2004 heeft de gemeente door middel van een bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen een Europese aanbesteding uitgeschreven voor de levering van natuursteen ten behoeve van het zogenaamde Pleinenplan te Heerlen. Nadere gegevens omtrent de aanbesteding zijn opgenomen in het "Aanbestedingsdocument" d.d. 16 juli 2004. De openbare procedure uit de Europese aanbestedingsrichtlijn Leveringen 93/36 EEG is in artikel 1 van het Aanbestedingsdocument van toepassing verklaard. Het Aanbestedingsdocument bepaalde in artikel 6 en artikel 8 dat de aanbiedingen op 8 september 2004 om 12.00 uur door de gemeente ontvangen moesten zijn op straffe van het niet in behandeling nemen van de aanbieding. In artikel 7.4 is bepaald dat teneinde voor gunning in aanmerking te komen inschrijvers voor een referentiemonster moeten zorgdragen, bestaande uit het leveren van verscheidene monsterstenen en het leggen van een proefstrook. De aan de te leveren monsterstenen en de te leggen proefstrook gestelde eisen zijn bij "nota van inlichtingen" d.d. 26 augustus 2004 enigszins gewijzigd. Van belang is voorts dat in artikel 8 sub 17 van het Aanbestedingsdocument is bepaald dat inschrijvers geen rechten kunnen ontlenen aan mededelingen van de gemeente tenzij deze schriftelijk zijn vastgelegd. Het gunningscriterium is de economisch voordeligste aanbieding.
2.2 Zes ondernemingen hebben tijdig hun aanbieding ingediend. Drie daarvan voldeden niet aan de in het Aanbestedingsdocument gestelde geschiktheidseisen en selectiecriteria en vielen daarom af. Aldus resteerden [O.] Natuursteen ([Naam bedrijf]), [B. ] Industrie- en Handelsmaatschappij B.V. ([B. ]) en B&S. Bij brief van 23 september 2004 heeft de gemeente voormelde drie inschrijvers verzocht hun referentiemonsters in te leveren. Hierbij heeft de gemeente de in het Aanbestedingsdocument gestelde termijn van vijf dagen verlengd. De referentiemonsters dienden thans te worden ingeleverd op 5 oktober 2004 tussen 09.00 en 12.00 uur. B&S heeft telefonisch bij de gemeente tegen deze termijn geprotesteerd.
2.3 [O.], [B. ] en B&S hebben hun referentiemonsters tijdig aangeleverd. Volgens de gemeente is na beoordeling van de ingeleverde monsters gebleken dat geen ervan aan de gestelde eisen voldeed. Omdat naar het oordeel van de gemeente aldus enkel onregelmatige inschrijvingen waren gedaan als bedoeld in artikel 6 lid 2 van de richtlijn Leveringen, heeft de gemeente besloten de openbare procedure af te breken en te vervolgen met een zogenoemde onderhandelingsprocedure. [O.], [B. ] en B&S zijn, zo heeft de gemeente hen bij brief van 25 oktober 2004 doen weten, als oorspronkelijke inschrijvers bij die procedure betrokken.
2.4 Bij brief van 26 oktober 2004 heeft de gemeente de nadere voorwaarden voor de onderhandelingsprocedure bekend gemaakt. Het Aanbestedingsdocument zou ook op de onderhandelingsprocedure van toepassing blijven, met inachtneming evenwel van de bij de brief gevoegde bijlage met gewijzigde eisen ten aanzien van de referentiemonsters. Bijgevoegd was een "Verklaring inschrijver" die de inschrijver - indien akkoord - voor 3 november 2004 ondertekend aan de gemeente moest retourneren. Door ondertekening van die verklaring verklaarde de inschrijver: (a) zijn eerdere aanbieding "gestand te doen tot en met 23 december 2004", (b) "de monsterstenen/proefstrook aan te vullen, conform in de door Intron (de onderneming die de monsters in opdracht van de gemeente zou keuren, vzngr.) nieuw opgestelde minimum eisen, voor 12 november 2004 (...)" en (c) "bij overschrijding van vernoemde data" te accepteren dat hij zou worden uitgesloten van verdere deelname aan de onderhandelingsprocedure. B&S heeft deze verklaring tijdig ondertekend aan de gemeente geretourneerd. Telefonisch heeft B&S, in de persoon van de heer [K.], tegen de gestelde termijn bezwaar gemaakt.
2.5 Bij brief van 4 november 2004 aan de inschrijvers heeft de gemeente de eisen die aan de te leveren monsterstenen werden gesteld andermaal aangepast. De aan de te leggen proefstrook te stellen eisen zijn niet veranderd.
2.6 Op 12 november 2004 heeft B&S wel de vereiste monsterstenen geleverd maar niet de vereiste proefstrook gelegd. De proefstrook is door B&S op 15 en 16 november 2004 gelegd. Op 17 november 2004 zijn de proefstroken gekeurd.
2.7 Bij brief van 3 januari 2005 heeft de gemeente B&S geinformeerd dat zij ten gevolge van te late aanlevering van de referentiemonsters verder was uitgesloten van de aanbestedings-procedure. Daarnaast stelde de gemeente B&S in kennis van haar voornemen om het werk te gunnen aan [O.].
2.8 Stellende dat,
(a) de overstap van de openbare procedure naar de onderhandelingsprocedure in strijd komt met artikel 6 lid 2 van de richtlijn Leveringen,
(b) de in de bijlage bij de brief van 26 oktober 2004 gestelde termijn (levering referentie-monsters uiterlijk 12 november 2004) niet fataal was, deze termijn geen uitsluitingsgrond was, niet behoorde tot de selectiecriteria en de algemene eisen en verder ook geen gunningscriterium was,
(c) die termijn is "overruled" door de brief van 4 november 2004, waarbij de aan de monsterstenen te stellen eisen zijn gewijzigd,
(d) de termijn onredelijk kort was,
(e) [O.] ten opzichte van B&S bevoordeeld is omdat de wijziging in de proefstrook bij brief van 26 oktober 2004 niets anders was dan een aanpassing aan de reeds door [O.] gelegde proefstrook (te weten het recht in plaats van diagonaal met "bisschopmutsen" leggen van de "Padang"-stenen),
(f) anders dan vereist in de proefstrook van [O.] geen "donkergrijze graniet" met afmeting 7,5 centimeter x 7,5 centimeter x 35,5 centimeter voorkwam,
(g) [O.] op 12 november 2004 niet de gevraagde monsterstenen heeft geleverd, althans, zoals de heer [K.] van Intron aan de heer [K.] van B&S heeft te kennen gegeven, zich op het standpunt stelde dat de monsterstenen maar uit de proefstrook moesten worden gehaald, hetgeen in strijd met de eis is dat die stenen moesten worden aangeleverd,
en aldus de gang van zaken met betrekking tot de gevolgde aanbestedingsprocedures als "onrechtmatig dan wel onregelmatig" jegens B&S moet worden aangemerkt, waarbij B&S er op wijst dat, naar haar oordeel, de gemeente diverse algemene beginselen van aanbestedingsrecht heeft geschonden, heeft B&S gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- de gemeente Heerlen te gebieden, binnen 24 uren na betekening van het te dezen te wijzen vonnis, het resultaat van de door de gemeente Heerlen gevoerde onderhandelingsprocedure ongedaan te maken c.q. te doen vervallen;
- de gemeente Heerlen te verbieden handelingen te verrichten c.q. besluiten te nemen ter zake van c.q. gericht op het tot stand brengen van een (nadere) dan wel voortvloeiende uit een bestaande contractuele relatie met [O.] Natuursteen B.V. te Echt voor de levering van natuurstenen voor het "Pleinenplan" te Heerlen;
- de gemeente Heerlen te gebieden binnen 14 dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis de opdracht tot het leveren van natuurstenen ten behoeve van het "Pleinenplan" opnieuw aan te besteden conform de openbare aanbestedingsprocedure zoals omschreven in de Richtlijn Leveringen 93/36 EEG d.d. 14 juni 1993 en met inachtneming van de algemene beginselen van aanbestedingsrecht en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en met inachtneming van een termijn van 10 weken na kennisgeving van de gemeente Heerlen daartoe voor het leveren van monsterstenen en een proefvlak;
- op straffe van een direct opeisbare dwangsom van € 10.000,- per dag of een gedeelte van een dag dat de gemeente Heerlen met het bovenstaande in gebreke blijft;
- de gemeente Heerlen te veroordelen in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen een in redelijkheid te bepalen bijdrage in de door B&S gemaakte en nog te maken kosten van juridische bijstand.
2.9 De gemeente heeft gemotiveerd verweer gevoerd, welk verweer hierna, voor zover van belang, wordt besproken.
3. De beoordeling
3.1 Een voldoende spoedeisend belang volgt uit het feit dat de gemeente op het punt staat het werk te gunnen aan [O.].
3.2 B&S trekt in deze zaak ten strijde tegen de door de gemeente gevaren koers in de aanbestedingsprocedures met betrekking tot - heel kort gezegd - het Pleinenplan. Tot de kern teruggebracht komt het standpunt van B&S erop neer dat de gemeente zich aan de geldende Europese richtlijn en diverse andere in aanbestedingsland vigerende spelregels niet heeft gehouden. Met name op het stuk van de gestelde termijnen zou de gang van zaken de toets der kritiek niet kunnen doorstaan. Los daarvan zou de gemeente ten onrechte voornemens zijn het werk te gunnen aan [O.]. [O.] heeft immers niet aan de gestelde eisen voldaan, zo meent B&S. De voorzieningenrechter zal de door B&S in dat verband geponeerde stellingen (a tot en met g) hierna achtereenvolgens bespreken.
3.3 Aangenomen moet voorshands worden (ad a) dat de inschrijvingen van [O.], [B.] en B&S in de openbare procedure niet voldeden aan de voor de onderhavige opdracht door de gemeente opgestelde regels, nu van die regels, zoals opgenomen in het Aanbestedingsdocument, deel uitmaakte het voorschrift strekkende tot het binnen een vastgestelde termijn leveren van genoegzame referentiemonsters, zijnde dit een eis waaraan, zoals tussen partijen in confesso is, door geen van de inschrijvers correct is voldaan. Bijgevolg konden deze inschrijvingen door de gemeente als "onregelmatige" inschrijvingen worden aangemerkt, voor welk oordeel de voorzieningenrechter aansluiting zoekt bij de - als enuntiatief bedoelde - omschrijving die de Europese Commissie in de door haar in 1997 uitgevaardigde "Handleiding: Voorschriften van de Gemeenschap inzake Overheidsopdrachten voor de Uitvoering van Werken" aan dat begrip heeft gegeven. Aldus moet voorshands geoordeeld worden dat de gemeente gerechtigd is geweest onder de vigeur van artikel 6 lid 2 van de richtlijn Leveringen over te schakelen van de openbare procedure naar de onderhandelingsprocedure. De andersluidende stelling van B&S faalt derhalve.
3.4 Dat de gestelde leveringsdatum voor de referentiemonsters (in de onderhandelings-procedure bepaald op 12 november 2004) daarom niet fataal zou zijn (ad b) omdat deze datum als zodanig geen onderdeel uitmaakte van het gunningscriterium, vermag de voorzieningenrechter niet in te zien. Het leveren van genoegzame referentiemonsters is als onderdeel 2 opgenomen in het gunningscriterium (artikel 7.4 Aanbestedingsdocument). De leveringsdatum is daarin inderdaad niet genoemd. Een dergelijke handelwijze is echter volstrekt gebruikelijk en ook begrijpelijk, gelet op het feit dat van een aanbestedende dienst bezwaarlijk kan worden gevergd zich op voorhand minutieus op het hele tijdpad van de procedure vast te leggen. Om praktische redenen kan het wenselijk zijn bepaalde data open te laten. Geen rechtsregel verzet zich er in beginsel tegen bepaalde nadere termijnen op afroep bekend te maken. Waarom dat in dit geval niet zou mogen, valt niet in te zien, en is ook verder niet toegelicht. De litigieuze nadere termijn is in casu bekend gemaakt met het verzenden van de brief van 26 oktober 2004 met bijlage. B&S kan ook aan de gestelde termijn gehouden worden, gelet op het feit dat zij blijkens de ondertekend retour gezonden verklaring (bijlage bij de brief van 26 oktober 2004) uitdrukkelijk heeft ingestemd met uitsluiting van deelname ingeval van overschrijding van deze termijn. Dat B&S, zoals zij aanvoert, telefonisch tegen de gestelde termijn heeft geprotesteerd moge juist zijn, maar dat legt tegenover de ondubbelzinnige schriftelijke verklaring verreweg te weinig gewicht in de schaal, zeker in het licht van het bepaalde in artikel 8 sub 17 van het Aanbestedingsdocument, waar te vinden is dat inschrijvers geen rechten kunnen ontlenen aan mededelingen van de gemeente tenzij deze schriftelijk zijn vastgelegd.
3.5 De bij brief van 4 november 2004 van de gemeente doorgevoerde wijziging in de te leveren referentiemonsters (ad c), kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter evenmin leiden tot het door B&S gewenste resultaat, te weten dat aan de op 12 november 2004 vastgestelde termijn niet meer vastgehouden zou mogen worden. Niet ondenkbaar is dat dit anders zou zijn ingeval de betreffende wijziging het verloop van de procedure zou hebben beinvloed, aldus dat een gelijke behandeling van de inschrijvers en/of een eerlijke mededinging niet meer gewaarborgd zou(den) zijn. Zulks is echter gesteld noch gebleken. Bovendien is dit argument reeds gedoemd schipbreuk te lijden nu uit de brief van 4 november 2004 niet meer of anders kan worden afgeleid dan dat de doorgevoerde wijzigingen betrekking hadden op louter de te leveren monsterstenen, waarvoor geldt dat B&S die tijdig heeft ingeleverd.
3.6 Tot uitgangspunt moet worden genomen dat overschrijding van een door een aanbestedende dienst vooraf vastgestelde termijn (ad d) op het conto moet worden geschreven van de partij die op het betreffende werk heeft ingeschreven. Als de gestelde termijn in het oog springend te kort is, kan dat anders zijn. Dat zulks in casu het geval is, is niet aannemelijk. Gewicht in de schaal legt daarbij dat [B.] en [O.], zoals de gemeente onbestreden heeft gesteld, de termijn voor het leggen van de proefstrook wel hebben gehaald, waarbij niet van belang ontbloot zal zijn dat de op dat punt gestelde eisen al geruime tijd bekend waren (aangetekend zij in dat verband dat B&S de benodigde stenen uit China en Portugal heeft betrokken). Dat B&S de meergenoemde termijn niet con amore heeft omarmd, moge inmiddels duidelijk zijn, maar dat doet hieraan niet af. Los daarvan komt het de voorzieningenrechter voor dat de hier besproken stelling van B&S tardief wordt voorgedragen. B&S heeft zich ingevolge de meergenoemde door haar ondertekende en retour gezonden verklaring immers aan de (korte) termijn geconformeerd. Zij kan daar later niet met vrucht op terugkomen met de enkele stelling dat de gegeven termijn "te" kort was. Verder geldt hier mutatis mutandis hetgeen aan het slot van 3.4 is overwogen.
3.7 Als na dit alles de tussenbalans wordt opgemaakt, moet voorshands worden vastgesteld dat de gemeente in het kader van het nopens het Pleinenplan aan te besteden werk heeft kunnen overstappen van de openbare procedure naar de onderhandelingsprocedure. Verder moet voorshands worden vastgesteld dat de door de gemeente in de onderhandelingsprocedure gestelde termijn voor het leveren van referentiemonsters (12 november 2004) een fatale termijn was. B&S heeft deze termijn ongebruikt laten verstrijken, zo is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel, en is bijgevolg op goede gronden van de procedure uitgesloten. Dat de door B&S geleverde proefstrook wel zo tijdig was gelegd dat deze nog had kunnen worden gekeurd - de keuring heeft op 17 november 2004 plaatsgevonden terwijl de proefstrook door B&S op 15 en 16 november 2004 is gelegd - doet daaraan niet af.
3.8 Rest thans te bespreken de gang van zaken met betrekking tot de partij aan wie de gemeente voornemens is het werk te gunnen - [O.] - meer bijzonder de vraag of [O.] zich (wel) aan de gestelde regels heeft gehouden. Als overigens het door de gemeente vertolkte standpunt aldus moet worden verstaan, dat B&S, indachtig het adagium "point d'intérêt, point d'action", geen belang heeft bij haar vordering omdat zij zelf niet aan de gestelde eisen heeft voldaan, faalt dit. Als de voorgenomen gunning aan [O.] geen doorgang vindt, voert dit - naar de voorzieningenrechter uit de stellingen van partijen heeft begrepen - dwingend tot de slotsom dat de aanbestedingsprocedure tot niets leidt. Mocht de gemeente vervolgens het werk opnieuw willen opdragen, dan heeft B&S een nieuwe kans de opdracht te verwerven. In zoverre moet B&S geacht worden voldoende belang bij haar vordering te hebben.
3.9 Toegegeven kan worden - het is door de gemeente niet, althans niet gemotiveerd bestreden - dat het opgegeven legpatroon voor de proefstrook in de onderhandelingsprocedure is aangepast aan de strook die in de openbare procedure reeds door [O.] was gelegd (ad e). Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt echter niet in te zien dat [O.] daardoor ten opzichte van B&S zou zijn bevoordeeld. Het komt de voorzieningenrechter bovendien voor dat de onderhavige wijziging (te weten het recht in plaats van diagonaal met "bisschop-mutsen" leggen van de "Padang"-stenen) het juist gemakkelijker heeft gemaakt om aan de eisen met betrekking tot de proefstrook te voldoen. Hoe dit zij, de betreffende stelling van B&S is verder niet uitgewerkt en dient, gelet op het feit dat de aannemelijkheid ervan niet terstond in het oog springt, te worden gepasseerd. Bovendien geldt ook op dit punt dat B&S ingevolge de door haar retour gezonden verklaring met de eisen in de onderhandelingsprocedure heeft ingestemd. De stelling moet worden verworpen.
3.10 In aanmerking genomen het te dien aanzien geldende puntensysteem, leiden onvolkomenheden in een door een inschrijver - tijdig - gelegde proefstrook (ad f) niet dwingend tot uitsluiting van de aanbestedingsprocedure. Dat geldt ook voor (de proefstrook van) [O.]. Gesteld noch gebleken is verder dat [O.] door betreffende tekortkomingen niet het minimum aantal punten heeft behaald of had behoren te behalen, zodat niet valt in te zien dat [O.] om deze reden van de procedure uitgesloten had moeten worden. Ook deze stelling wordt dus tevergeefs voorgedragen.
3.11 Tot slot dit. Ter zitting en voor een deel erna (zie met name het schrijven van B&S d.d. 3 maart 2005 en dat van de gemeente d.d. 9 maart 2005) heeft zich een debat ontsponnen over de vraag of [O.] wel de vereiste monsterstenen heeft geleverd (ad g). Volgens B&S is dat niet het geval. Het gevraagde witte graniet zou niet geleverd zijn en verder zouden de afmetingen van de betreffende stenen niet aan de gestelde eisen voldoen. In feite is het zelfs zo, aldus B&S, dat [O.] helemaal niet aan de eis van (separate) levering van monsterstenen heeft voldaan nu (de heer [K.] van Intron tegen de heer [K.] van B&S zou hebben gezegd dat) volgens [O.] de benodigde monsterstenen maar uit de proefstrook moesten worden gehaald. De gemeente heeft zich tegen deze zienswijze gekant. Volgens haar heeft [O.] wel de vereiste monsterstenen geleverd. Dat wit graniet is geleverd zou blijken uit het feit dat dat in de proefstrook voorkwam en de (inderdaad) niet-kloppende afmetingen vormen, gelet op de "beoordelingssystematiek", geen grond voor uitsluiting van [O.]. De stenen mochten, zo verstaat de voorzieningenrechter, uit de proefstrook worden gehaald.
3.12 De voorzieningenrechter zal daarlaten of wit graniet is geleverd of niet en of stenen uit de proefstrook mochten worden gehaald of niet. Vaststaat, als door B&S gesteld en door de gemeente erkend, dat de afmetingen van een aantal van de monsterstenen die [O.] heeft geleverd niet voldoen aan de voorgeschreven minimumeisen. De Padang-stenen en de stenen van donkergrijs graniet die door [O.] zijn geleverd, zijn immers te klein (zie de bijlage bij productie 10 van B&S en de ter zitting door de gemeente overgelegde productie (het overzicht van Intron van door [O.] geleverde stenen)). Om die reden treft de stelling van B&S doel. Deze onvolkomenheid had, anders dan de gemeente ingang wil doen vinden, immers tot uitsluiting van [O.] moeten leiden. De bijlage bij productie 10, waarin de nieuwe eisen zijn vervat, is bij lezing strikt op dat punt. Immers luidt zij, voor zover van belang, als volgt:
"Benodigd aantal en soort natuurstenen ten behoeve van Intron voor de uit te voeren testen:"
waarop volgen, opgenomen in een matrix, de eisen, waaronder die betreffende de
"minimale"
afmeting van de stenen, waarna de gemeente aan de inschrijvers doet weten:
"Indien de stenen niet door Intron kunnen worden getest en gekeurd dan volgt uitsluiting van verdere deelname aan de aanbesteding."
Een redelijke uitleg van deze passage, afgezet tegen het onderdeel van de proefstrook waarbij een minder stringent systeem wordt gehanteerd, kan niet anders luiden dan aldus, dat als de geleverde stenen niet voldoen aan de als minimaal aangegeven afmetingen, uitsluiting zal volgen. Dat lot had dus [O.] beschoren moeten zijn. In het licht hiervan komt de voorgenomen gunning aan [O.] in strijd met de door de gemeente zelf opgestelde eisen. Dit noopt tot de slotsom dat de aanbestedingsprocedure als mislukt moet worden beschouwd.
3.13 Het vorenoverwogene leidt ertoe dat de gevraagde voorzieningen deels op na te melden wijze kunnen worden toegewezen. Een belangenafweging, waarvoor de gemeente overigens geen aandacht heeft gevraagd, leidt niet tot een ander oordeel. Het gebod tot heraanbesteding onder de richtlijn Leveringen wordt toegewezen onder de voorwaarde dat de gemeente het werk opnieuw wenst op te dragen. Het staat de gemeente, ingeval van heraanbesteding, vrij het bestek zelf op te stellen, zodat haar niet zal worden bevolen "een termijn van 10 weken (...) voor het leveren van monsterstenen en een proefvlak" in acht te nemen. Dat de gemeente bij een heraanbesteding de beginselen van aanbestedingsrecht en de beginselen van behoorlijk bestuur moet respecteren spreekt voor zich en voegt in wezen aan het dictum niets toe. Dit wordt dan ook niet overgenomen. Het opleggen van een dwangsom acht de voorzieningenrechter niet nodig, nu van de gemeente verwacht mag worden dat zij zich aan de veroordeling zal houden. Kosten van juridische bijstand ten slotte komen, bij gebreke van een opgave en specificatie daarvan, niet voor vergoeding in aanmerking. Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij wordt de gemeente verwezen in de proceskosten.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
gebiedt de gemeente om binnen 24 uren na betekening van dit vonnis het resultaat van de door de gemeente Heerlen in het kader van de levering van natuurstenen ten behoeve van het Pleinenplan gevoerde onderhandelingsprocedure ongedaan te maken resp. te doen vervallen;
verbiedt de gemeente, als uitvloeisel van de gevoerde aanbestedingsprocedure, handelingen te verrichten of besluiten te nemen gericht op het tot stand brengen van resp. voortvloeiende uit een contractuele relatie met [O.] Natuursteen B.V. te Echt voor de levering van natuurstenen ten behoeve van het Pleinenplan;
gebiedt de gemeente, indien zij het werk (nog steeds) wenst op te dragen, de opdracht tot het leveren van natuurstenen ten behoeve van het Pleinenplan opnieuw aan te besteden conform de Richtlijn Leveringen 93/36 EEG d.d. 14 juni 1993;
veroordeelt de gemeente in de proceskosten tot aan dit vonnis gerezen en aan de zijde van B&S begroot op € 244,- aan vast recht, € 816,- voor salaris procureur en € 71,93 aan explootkosten;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Bergmans, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
RQ