ECLI:NL:RBMAA:2005:AT2518

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
25 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
008224-04
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek ter terechtzitting inzake de kofferbakmoord

Op 25 maart 2005 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die wordt verdacht van de moord op [slachtoffer] op 12 maart 2003 in [S.], gemeente [O.]. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], is thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd door meerdere kogels af te vuren. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van het medeplegen van moord geformuleerd.

Tijdens de zitting op 9 maart 2005 zijn rapporten gepresenteerd door dr. L.H. Jacobs-Dams, forensisch psychiater, en drs. A.F.J.M. Zwegers, psycholoog. Beide deskundigen hebben geconstateerd dat de verdachte lijdt aan een gemengde persoonlijkheidsstoornis, wat invloed heeft gehad op zijn gedragingen ten tijde van het delict. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen, omdat zij zich niet voldoende ingelicht achtte over de geestelijke toestand van de verdachte. De zaak is verwezen naar de rechter-commissaris voor observatie in het Pieter Baan Centrum.

De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 18 jaar geëist, met terbeschikkingstelling en verpleging van overheidswege. De verdediging heeft bezwaar gemaakt tegen de rapportages en verzocht om nieuwe rapportages. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting heropend en de zaak geschorst voor een termijn van maximaal drie maanden, met de opdracht om de verdachte op te roepen voor de hervatting van het onderzoek.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/008224-04
Datum uitspraak: 25 maart 2005
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 januari 2005, 7, 9 en 11 maart 2005 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
wonende te [adres verdachte]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid – Huis van Bewaring Overmaze te Maastricht.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 12 maart 2003 te [S.], in de gemeente [O.], in elk geval in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg 3, in elk geval een of meer kogels in de nek/hals, in elk geval in het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] af te vuren/te schieten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij op 12 maart 2003 te [S.], in de gemeente [O.], tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door tezamen en in vereniging met anderen met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg 1 kogel in de nek/hals en 1 kogel elders in het lichaam van voornoemde [slachtoffer] te schieten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van moord.
De strafbaarheid van de verdachte en de op te leggen straf en/of maatregel
Ten aanzien van verdachte hebben dr. L.H. Jacobs-Dams, forensisch psychiater en drs. A.F.J.M. Zwegers, psycholoog, beiden vast gerechtelijk deskundigen, rapporten opgesteld, welke door hen ter terechtzitting van 9 maart 2005 zijn toegelicht.
De psychiater is van oordeel dat onderzochte lijdt aan een gemengde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische kenmerken, welke ook ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde aanwezig waren. De ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedde naar haar oordeel onderzochtes gedragingen ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde in die mate, dat het tenlastegelegde grotendeels vanuit pathologie verantwoord verklaard kan worden. Onderzochtes gedrag werd grotendeels gestuurd door zijn drang naar het financiële aspect dat hij plaatste boven de empathie van derden, alsook het menselijk leven. De gebrekkige ontwikkeling van zijn gewetensfunctie speelde hierin zeker een belangrijke rol. Op grond hiervan acht de psychiater betrokkene licht verminderd toerekeningsvatbaar.
De psycholoog vermeldt in zijn rapport –zakelijk weergegeven- dat betrokkene lijdt aan een gemengde persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke en antisociale kenmerken. De gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis waren ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. De gebrekkige ontwikkeling was van invloed op betrokkenes gedrag ten tijde van het tenlastegelegde, zodanig dat het tenlastegelegde, voor zover bewezen, daaruit verklaard zou kunnen worden. Voorts is er sprake van een neuropsychologische afwijking die de impulscontrole ongunstig beïnvloedt en die in diagnostische zin omschreven moet worden als een cognitieve stoornis NAO. De invloed van de cognitieve stoornis was nihil omdat het tenlastegelegde een sterk planmatig karakter heeft en niet vanuit een enkele impuls is ontstaan. Betrokkenes gebrekkige persoonlijkheidsontwikkeling brengt met zich mee dat hij, wanneer de omstandigheden hem niet begrenzen, gemakkelijk stuurloos wordt. Daarbij is er sprake van een lacunair geweten; de betrokkene stemt zijn gedrag niet af op de (emotionele) gevolgen voor de ander en wordt niet geraakt door het lijden van anderen. Op grond hiervan adviseert de psycholoog om het tenlastegelegde in licht verminderde mate aan betrokkene toe te rekenen.
Beide deskundigen verbinden aan hun rapport de conclusie van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Voorts heeft zij gevorderd dat zal worden gelast dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld met verpleging van overheidswege, met advies aan de rechtbank om ex artikel 37b, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering het tijdstip waarop de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege dient aan te vangen aan te wijzen, niet eerder dan na ommekomst van tweederde deel van de geëiste gevangenisstraf.
De raadsman heeft aangevoerd dat hij zich evenals zijn cliënt niet kan verenigen met de rapportages, noch met de conclusies die vermeld staan in de rapportages, welke ten aanzien van zijn cliënt zijn opgemaakt door psychiater Dams respectievelijk psycholoog Zwegers. De verdediging acht het gewenst dat er nieuwe rapportages worden opgesteld en dat daartoe dr. Baneke van de Universiteit Twente en een in overleg met deze aan te wijzen mederapporteur worden benoemd.
Heropening van het onderzoek
Bij de beraadslaging is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat zij zich niet voldoende ingelicht acht omtrent de persoon van verdachte.
De rechtbank acht rapportage op basis van observatie van verdachte aangewezen gezien de ernst van het delict, de persoon van verdachte en zijn functioneren vóór, tijdens en na de periode waarin het delict is voorbereid en gepleegd, een en ander bezien in het licht van de door de deskundigen Jacobs-Dams en Zwegers geconstateerde stoornis.
De rechtbank zal de zaak derhalve heropenen en verwijzen naar de rechter-commissaris met bepaling dat verdachte voor onderzoek naar zijn geestvermogens ter observatie zal worden opgenomen in het Pieter Baan Centrum.
Hieruit volgt dat de rechtbank het verzoek van de raadsman om nieuwe rapportages toewijst, echter op een wijze als boven omschreven.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank:
- heropent het onderzoek ter terechtzitting;
- verwijst de zaak naar de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde verdachte voor onderzoek naar zijn geestvermogens ter observatie te doen opnemen in het Pieter Baan Centrum en voorts datgene te verrichten dat de rechter-commissaris verder in het belang van het onderzoek noodzakelijk en/of nuttig oordeelt;
- en voorts al datgene te verrichten dat de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, verder voor het onderzoek in deze zaak noodzakelijk oordeelt;
- schorst het onderzoek ter terechtzitting voor een termijn langer dan één maand, doch niet langer dan drie maanden en beveelt dat het onderzoek in deze zaak zal worden hervat op een nader te bepalen datum en tijdstip;
- beveelt de oproeping van de verdachte tegen die datum en dat tijdstip;
- verstaat dat de raadsman afschrift van de oproeping van de verdachte zal ontvangen.
Dit tussenvonnis is aldus gewezen door mr. A.M.A. Eijck, voorzitter, mr. A.M. Schutte en mr. J.H. Klifman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Schuwirth, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 maart 2005.