ECLI:NL:RBMAA:2005:AT2550

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
25 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/008218-04
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte inzake medeplichtigheid aan moord in de zaak van de kofferbakmoord

Op 25 maart 2005 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan de moord op [slachtoffer]. De zaak kwam voort uit de gebeurtenissen rondom de zogenaamde 'kofferbakmoord', waarbij [medeverdachte 1] op 12 maart 2003 in [S.] [slachtoffer] van het leven beroofde. De verdachte had in de periode van 1 december 2002 tot en met 12 maart 2003 opzettelijk gelegenheid verschaft voor deze moord door het gebruik van een GSM-telefoon en een SIM-kaart voor communicatie tussen de medeverdachten. De rechtbank achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een kleinere rol had in het geheel en dat zij verminderd toerekeningsvatbaar was, wat leidde tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 363 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder ambulante behandeling bij de geestelijke gezondheidszorg. De beslissing werd genomen na zorgvuldige overweging van de omstandigheden en de persoon van de verdachte, waarbij ook rekening werd gehouden met haar blanco strafblad en de aanbevelingen van deskundigen.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/008218-04
Datum uitspraak: 25 maart 2005
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 januari 2005 en 11 maart 2005 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortedatum],
wonende te [adres].
De tenlastelegging
Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat
[medeverdachte 1] op of omstreeks 12 maart 2003 te [S.], in de gemeente [O.], in elk geval in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg 3, in elk geval een of meer kogels in de nek/hals, in elk geval in het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] af te vuren/te schieten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
tot het plegen van welk misdrijf zij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 december 2002 tot en met 12 maart 2003, te [S.], in de gemeente [O.] en/of in de gemeente [G.] en/of in de gemeente [H.], in elk geval in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een of meer ander( en), althans alleen, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door opzettelijk tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, een GSM-telefoon en/of een SIM-kaart met het telefoonnummer 06-13491231 te reserveren/gebruiken voor het onderhouden van contact met [medeverdachte 2] (opdrachtgeefster van de moord) en/of met die [medeverdachte 1] (over de voorbereiding en/of de uitvoering van de moord op die [slachtoffer]) en/of voor de uitwisseling van gegevens tussen die [medeverdachte 2] en die [medeverdachte 1], te weten gegevens over (onder andere) afspraken over ontmoetingen tussen die [medeverdachte 2] en die [medeverdachte 1] en/of over (de hoogte van) het bedrag van de geldelijke beloning aan [medeverdachte 1] en/of over de verblijfplaats van die [slachtoffer] en/of over het merk en/of kleur en/of het kenteken van de door [slachtoffer] gebruikte auto, althans door opzettelijk tezamen en in vereniging met een of meer ander( en), althans alleen, als tussenpersoon te fungeren in de communicatie tussen die [medeverdachte 2] en die [medeverdachte 1] over de voorbereiding en/of de uitvoering van de moord op [slachtoffer].
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat [medeverdachte 1] op 12 maart 2003 te [S.], in de gemeente [O.], tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door tezamen en in vereniging met anderen met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg 1 kogel in de nek/hals en 1 kogel elders in het lichaam van voornoemde [slachtoffer] te schieten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
tot het plegen van welk misdrijf zij, verdachte, in de periode van 1 december 2002 tot en met 12 maart 2003 in het arrondissement Maastricht opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, door opzettelijk een GSM-telefoon en een SIM-kaart met het telefoonnummer [x] te gebruiken voor het onderhouden van contact met [medeverdachte 2] (opdrachtgeefster van de moord) en met die [medeverdachte 1].
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het hierboven omschreven feit heeft begaan, op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op een strafbaar feit dat moet worden gekwalificeerd als volgt:
medeplichtigheid aan moord.
De strafbaarheid van de verdachte
Door drs. S. Labrijn, psycholoog en vast gerechtelijk deskundige, is een psychologisch onderzoek ingesteld omtrent de persoon van verdachte. Van dat onderzoek is op 5 oktober 2004 een rapport opgemaakt, waarin vermeld wordt als beantwoording van de vraagstelling - zakelijk weergegeven-, dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidstoornis NAO met borderline en afhankelijke trekken. Daarnaast functioneert zij cognitief op de grens van een zwakbegaafd en laag normaal niveau.
De psycholoog vermeldt in haar rapport -zakelijk weergegeven- dat verdachte afhankelijk is en verminderd in staat is om haar mening te vormen en tegen anderen in te gaan. Zij lijdt aan minderwaardigheidsgevoelens en was van mening dat zij "er niet toe deed" en dus ook haar daden er niet toe zouden doen. De deskundige adviseert vervolgens een verminderde toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank verenigt zich, gelet op de daarvoor door de deskundige gegeven gronden, geheel met het in dit rapport gegeven advies.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straffen
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en tot verbeurdverklaring van de sim-kaarthouder.
De raadsman heeft geconcludeerd dat een gevangenisstraf van deze omvang niet op zijn plaats is. Hij heeft gepleit voor een gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan de tijd welke verdachte in voorlopige hechtenis heeft verbleven, eventueel aangevuld met een taakstraf.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en door de raadsman namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straffen het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straffen gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onder meer een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank er ten bezware van verdachte rekening mee gehouden dat verdachte gedurende een aantal weken behulpzaam is geweest bij het leggen van contact tussen enkele van haar medeverdachten. Zij heeft hiervoor gebruik gemaakt van een GSM-telefoon met het nummer [x]. Door deze contacten werden de medeverdachten in staat gesteld het plan om dhr. [slachtoffer] van het leven te beroven vorm te geven. Verdachte heeft aldus een bijdrage geleverd aan het vermoorden van dhr. [slachtoffer]. Zij was op de hoogte van het gezamenlijke doel, namelijk het om het leven brengen van dhr. [slachtoffer]. Ondanks dat verdachte het voornemen van haar medeverdachten kende, heeft zij niet ingegrepen om te beletten dat zij tot uitvoering van hun plan over zouden gaan.
De rechtbank zal aan verdachte een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, aangezien de rechtbank, anders dan de officier van justitie heeft betoogd, van oordeel is dat verdachte geen inhoudelijke bemoeienis heeft gehad met het beramen en plegen van de moord. Haar rol was, in verhouding tot de rol welke de overige verdachten hebben gehad, aanzienlijk kleiner.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het blanco strafblad van verdachte en met de omstandigheid dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
De rechtbank heeft acht geslagen op hetgeen de psycholoog, mw. Labrijn, voornoemd, heeft overwogen over het recidivegevaar. Zij acht de kans dat verdachte opnieuw door en onder dezelfde omstandigheden als in de onderhavige zaak, betrokken zou worden bij delictgedrag, waarbij zij niet in staat is anderen te beletten of adequaat te handelen, enigszins verhoogd. De deskundige acht het van belang dat verdachte autonomie en eigenheid verwerft, leert voor zichzelf op te komen, werkt aan haar probleemoplossend vermogen en leert andere psychische verdedigingsmechanismen dan met name de ontkenning en de loochening, te hanteren. Dit kan volgens de deskundige in eerste instantie via ondersteunende gesprekken in een één op één contact bij de reclassering en via het praktisch oefenen van vaardigheden in bijvoorbeeld een Goldsteintraining. Daarna kan eventueel ondersteunende groepstherapie volgen.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van de reclasseringsrapporten die over verdachte zijn uitgebracht. Hieruit blijkt dat verdachte in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis reeds is aangevangen met het volgen van trainingen onder toezicht van de reclassering. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bereid te zijn hiermee door te gaan. Uit het laatste reclasseringsrapport blijkt dat het plan voor begeleiding van verdachte de volgende elementen bevat:
- behandeling bij de dependance van de GGzE te Maastricht;
- het volgen van Goldsteintrainingen: 'opkomen voor je mening' (reeds gestart) en 'uiten van kwaadheid'.
De rechtbank acht het van belang dat verdachte door de reclassering wordt begeleid ter voorkoming van recidive en zal daarom een gedeeltelijk voorwaardelijke straf opleggen.
Het in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, volgens eigen opgave aan verdachte toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het een voorwerp betreft met behulp waarvan het bewezen verklaarde is begaan.
Het in de beslissing als zodanig te noemen overig in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, volgens eigen opgave aan verdachte toebehorend, zal teruggegeven worden aan verdachte.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 48, 49 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aanverdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt haar daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van DRIEHONDERDZESTIG dagen;
- beveelt, dat van de opgelegde gevangenisstraf een deel, groot HONDERDDRIEËNDERTIG dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit dan wel de volgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen overeenkomstig de door de Reclassering Nederland, ressort 's-Hertogenbosch, arrondissement Maastricht, gevestigd te 6224 LA Maastricht aan de Heerderweg 25, te stellen richtlijnen zolang deze reclasseringsinstelling zulks gedurende de proeftijd nodig oordeelt, ook wanneer dit inhoudt het ondergaan van ambulante behandeling bij de dependance van de Geestelijke Gezondheidszorg te Eindhoven, te Maastricht;
- geeft aan voornoemde instelling opdracht aan de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot een taakstraf die zal bestaan uit
a. een werkstraf, te weten het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van 120 uren, en
b. een leerstraf, bestaande uit het volgen van het leerproject Goldsteintraining, namelijk de cursus "opkomen voor je mening", voor de duur van 14 uren;
- beveelt dat indien de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 67 dagen zal worden toegepast;
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomene, te weten 1 SIM-kaarthouder[x];
- gelast de teruggave van 1 rekening van Halfords, betreffende Nokia 6510- IMBI nr. [y] aan [medeverdachte 3];
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. A.M.A. Eijck, voorzitter, mr. A.M. Schutte en mr. J.H. Klifman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Schuwirth, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 maart 2005.