ECLI:NL:RBMAA:2005:AT5962

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
18 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
100736 - KG ZA 05-130
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M. Bergmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van executie in kort geding tussen huurder en verhuurder

In deze zaak heeft eiseres, wonende te Geleen, de stichting Gemeenschappelijk Bezit Onroerend Goed gedagvaard in kort geding. De stichting had eerder een ontbindingsvonnis van de huurovereenkomst verkregen, waarbij eiseres was veroordeeld tot ontruiming van de gehuurde woning en betaling van achterstallige huur. Eiseres heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis en verzocht om opschorting van de ontruiming tot het hoger beroep is beslist.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de stichting een executoriale titel heeft en in beginsel tot executie mag overgaan. Echter, de voorzieningenrechter kan de executie slechts staken indien er sprake is van misbruik van bevoegdheid of als de executie een noodtoestand voor eiseres zou veroorzaken. Eiseres heeft aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte haar verweer niet heeft meegenomen in de beoordeling, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat dit verweer niet voldoende is onderbouwd.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen juridische of feitelijke misslagen zijn aangetoond die de ontbinding van de huurovereenkomst onterecht zouden maken. Eiseres heeft niet aangetoond dat er nieuwe feiten zijn die een noodtoestand zouden creëren. Daarom heeft de voorzieningenrechter de vordering van eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak is gedaan door mr. M. Bergmans, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. De proceskosten zijn vastgesteld op € 244,- aan griffierecht en € 816,- voor het salaris van de procureur, en zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak : 18 mei 2005
Zaaknummer : 100736 / KG ZA 05-130
De voorzieningenrechter, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende kort gedingvonnis gewezen
inzake
[Naam eiseres],
wonende te Geleen, gemeente Sittard-Geleen,
eiseres in kort geding,
procureur mr. M.J.A.M. Tonnaer;
tegen:
de stichting STICHTING GEMEENSCHAPPELIJK BEZIT ONROEREND GOED,
gevestigd en kantoor houdende te Heerlen,
gedaagde in kort geding,
procureur mr. J.P.G. Hautvast.
1. Het verloop van de procedure
Eiseres, [Naam eiseres], heeft gedaagde, hierna te noemen “de stichting”, gedagvaard in kort geding. Op de dienende dag, 28 april 2005, heeft [Eiseres] gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding, waarna zij haar vordering met verwijzing naar op voorhand toegezonden producties nader heeft doen toelichten.
De stichting heeft aan de hand van een pleitnota verweer gevoerd, daarbij eveneens verwijzend naar op voorhand toegezonden producties.
Partijen hebben daarna op elkaars stellingen gereageerd.
Ten slotte hebben partijen om vonnis verzocht. De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
2. Het geschil
2.1 De stichting heeft [Eiseres] voor de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Sittard-Geleen, gedagvaard tot onder meer ontbinding van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst terzake de onroerende zaak gelegen aan [adres] en ontruiming van het gehuurde.
Op 23 maart 2005 heeft de kantonrechter onder zaaknummer 165787 CV EXPL 04-2167 eindvonnis gewezen. Daarbij werd de tussen partijen bestaande huurovereenkomst ontbonden, en werd [Eiseres] veroordeeld om –kort gezegd- binnen vier weken na betekening van het kantongerechtsvonnis het gehuurde met al het hare en de haren te ontruimen. Tevens werd [Eiseres] veroordeeld om –kort gezegd- een bedrag van € 997,31 te betalen in verband met achterstallige huur. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
[Eiseres] heeft bij dagvaarding van 5 april 2005 tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.
2.2 [Eiseres] heeft de stichting, zo begrijpt de voorzieningenrechter, verzocht het hoger beroep in voormelde zaak af te wachten, maar de stichting heeft te kennen gegeven tot ontruiming over te willen gaan. De ontruiming is aangezegd per 12 mei 2005.
2.3 [Eiseres] stelt –kort samengevat en voor zover thans van belang- het volgende.
2.3.1 De kantonrechter heeft ten onrechte nagelaten na te melden verweer te betrekken/motiveren bij de beoordeling. Het betreft het volgende verweer.
De huurovereenkomst is gesloten door de moeder van [Eiseres] met de rechtsvoorgangster van de stichting. De moeder van [Eiseres] heeft, kort voor haar overlijden, een aantal maanden huur niet betaald. Na het overlijden van haar moeder, heeft [Eiseres] de stichting verzocht de huurovereenkomst te mogen voortzetten, hetgeen ook is overeengekomen. Daarbij is niet bedongen dat de achterstallige huur moest worden voldaan. [Eiseres] heeft de erfenis van haar moeder verworpen. De rechten en plichten van haar moeder zijn dan ook niet op [Eiseres] overgegaan. De (onbetaalde) huurpenningen zijn niet door [Eiseres] verschuldigd. De stichting had deze moeten verhalen op de erfenis van de overleden moeder.
Nu dit verweer door de kantonrechter ten onrechte niet bij de beoordeling is betrokken/gemotiveerd, is ontbinding van de huurovereenkomst ten onrechte uitgesproken. Eventuele ontruiming is dientengevolge onrechtmatig. In hoger beroep zullen voormelde feiten tot een ander oordeel leiden.
2.3.2 De (im)materiële schade die de (eventuele) ontruiming zal veroorzaken is dusdanig dat bij vernietiging van het kantongerechtsvonnis door het gerechtshof, deze dermate groot en onherstelbaar zal zijn dat ontruiming thans niet gerechtvaardigd is, mede omdat de stichting niet in een slechtere positie komt te verkeren dan vóór het kantongerechtsvonnis. De stichting wordt door opschorting van de ontruiming niet in haar belangen geschaad. [Eiseres] voldoet aan haar lopende verplichtingen en heeft geen huurachterstand die dateert uit de periode waarin zij de woning huurt.
2.3.3 [Eiseres] heeft een spoedeisend belang bij na te melden vordering.
2.4 Op grond van het vorenstaande heeft [Eiseres] gevorderd dat de rechtbank (de voorzieningenrechter begrijpt “de voorzieningenrechter”, vrzgr.) bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet zulks toelaat:
1. de ontruiming van de onroerende zaak [adres] (in het kantongerechtsvonnis en in het lichaam van de dagvaarding in onderhavige zaak staat als postcode vermeld “[xxxx YY]”, vrzgr.) Geleen voor onbepaalde tijd doet opschorten, of zoveel korter als door de voorzieningenrechter in goede justitie wordt bepaald, in ieder geval tot in hoger beroep is beslist en deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan;
2. de stichting veroordeelt in de kosten van de procedure, waaronder begrepen salaris van de raadsman, griffierecht en kosten deurwaarder.
2.5 De vordering wordt door de stichting weersproken, waartoe wordt verwezen naar de ter terechtzitting grotendeels voorgedragen, en nadien aan de stukken toegevoegde, pleitnota.
Op het verweer zal, voor zover van belang, hierna worden ingegaan.
3. De beoordeling
3.1 Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de zaak en is ook niet door de stichting weersproken.
3.2 De voorzieningenrechter stelt voorop dat de stichting een executoriale titel heeft, weshalve zij in beginsel tot executie mag overgaan.
De voorzieningenrechter kan slechts de staking van de tenuitvoerlegging bevelen, indien zij van oordeel is dat de stichting, mede gelet op de belangen aan de zijde van [Eiseres] die door de executie zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van haar bevoegdheid om tot executie over te gaan.
De voorzieningenrechter kan derhalve slechts de staking van de executie bevelen in geval van misbruik van bevoegdheid aan de zijde van de stichting. Dit zou het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien het te executeren vonnis op grond van ná dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van [Eiseres] een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard (HR 22 april 1983, NJ 1984,145).
3.3 Dat het kantongerechtsvonnis van 23 maart 2005 klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust, is gesteld noch gebleken. Daarnaast is gesteld noch gebleken dat sprake is van ná voormeld vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten die aan de zijde van [Eiseres] een noodtoestand zullen doen ontstaan.
[Eiseres] heeft enkel aangevoerd dat het hiervoor bij 2.3.1 weergegeven verweer ten onrechte door de kantonrechter niet bij diens oordeel is betrokken. Terzake oordeelt de voorzieningenrechter voorshands volgt.
Tegenover het door de stichting in haar pleitnota weergegeven standpunt, inhoudende dat bedoeld verweer destijds in de kantongerechtsprocedure níet door [Eiseres] is gevoerd -[Eiseres] heeft zelf aangegeven dat zij bij de comparitie voor de kantonrechter niet aanwezig is geweest- heeft [Eiseres] nagelaten aan te geven dat bedoeld standpunt destijds wél door haar naar voren is gebracht.
Gelet hierop kan bezwaarlijk worden geoordeeld dat de kantonrechter ten onrechte heeft nagelaten op bedoeld verweer in te gaan. Van een kennelijke misslag is dan (zeker) ook geen sprake.
Andere feiten of omstandigheden op grond waarvan de voorzieningenrechter zou moeten concluderen tot misbruik van bevoegdheid aan de zijde van de stichting, zijn gesteld noch gebleken. De stelling van [Eiseres] dat de kans groot is dat de appèlrechter anders zal oordelen, is in ieder geval niet een dergelijke omstandigheid.
3.4 Nog daargelaten dat [Eiseres] naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken het standpunt van de stichting dat de moeder van [Eiseres] bij haar overlijden geen huurachterstand had, en die huurachterstand eerst is ontstaan vanaf het moment dat [Eiseres] huurster was, dient het gevorderde op grond van het vorenstaande te worden afgewezen, en dient [Eiseres] als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de proceskosten.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank te Maastricht:
RECHT DOENDE in kort geding:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt [Eiseres] in de kosten van het geding aan de zijde van de stichting gerezen, tot aan deze uitspraak begroot op € 244,- aan vast recht en € 816,- voor salaris procureur;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Bergmans, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
F.B.