ECLI:NL:RBMAA:2005:AT8700

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
5 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03-008366-04
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor poging tot doodslag na geweldsincident

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 5 juli 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich willens en wetens had blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden. Dit oordeel was gebaseerd op de aard van de gedragingen, de toegebrachte letsels en de omstandigheden van het geval. De verdachte had samen met een mededader het slachtoffer in de kofferbak van een auto geduwd en hem daar vervolgens meermalen met kracht geslagen en getrapt. Het slachtoffer werd in een hulpeloze toestand achtergelaten op de Dousberg in Maastricht. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, ondanks het verweer van de verdachte dat hij niet de intentie had om het slachtoffer te doden. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte en zijn mededader onder invloed van alcohol verkeerden en dat er een conflict over geld aan de geweldpleging voorafging. De rechtbank vond de geweldpleging van een zodanige aard dat deze een schokkend karakter had voor de rechtsorde en dat het de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig had geschonden. De rechtbank legde de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, waarbij rekening werd gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/008366-04
Datum uitspraak: 5 juli 2005
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 juni 2005 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid – Huis van Bewaring Overmaze te Maastricht.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 27 juli 2004 tot en met 28 juli 2004 meermalen, althans eenmaal (telkens) in de gemeente Maastricht, in elk geval in het arrondissement Maastricht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, tesamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet een of meermalen (telkens) die [slachtoffer] in de kofferbak van een auto heeft gegooid en/of geduwd en/of die [slachtoffer], terwijl deze in een kofferbak van een auto lag, met kracht heeft geslagen en/of getrapt en/of die [slachtoffer] op de grond heeft gegooid en/of getrokken en/of die [slachtoffer] (met geschoeide voet) met kracht tegen het hoofd en/of het lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of geslagen, in elk geval genoemde [slachtoffer] een of meer ernstige in- en/of uitwendige letsels heeft toegebracht en die [slachtoffer] vervolgens in die toestand hulpeloos op de Dousberg in Maastricht hebben achtergelaten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks het tijdvak van 27 juli 2004 tot en met 28 juli 2004 in de gemeente Maastricht, in elk geval in het arrondissement Maastricht, een of meermalen (telkens) tesamen en in vereniging met een of meer anderen, althans hij, verdachte alleen aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (onder meer): een breuk van het jukbeen, een of meer ribbreuken, een dijbeenhalsbreuk en/of schedelhersenletsel, in elk geval een of meer ernstige in- en/of uitwendige letsels, heeft toegebracht, door deze opzettelijk een of meermalen (telkens) van een barkruk, waarop die [slachtoffer] gezeten was, te slaan en/of te trekken en/of te gooien en/of in de kofferbak van een auto te gooien en/of te duwen en/of die [slachtoffer], terwijl deze in een kofferbak van een auto lag, met kracht te slaan en/of te trappen en/of op de grond te gooien en/of te trekken en/of (met geschoeide voet) met kracht tegen het hoofd en/of het lichaam te trappen en/of te schoppen en/of te slaan.
Bijzondere overwegingen ten aanzien van het bewijs
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat het nooit zijn bedoeling is geweest om het slachtoffer te doden. Namens de verdachte is - kort gezegd - betoogd dat verdachtes opzet niet gericht was op het doden van [slachtoffer].
De rechtbank gaat voor de beoordeling van dit verweer uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verdachte heeft samen met zijn mededader in de nacht van 27 juli 2004 op 28 juli 2004, nadat hij in een café een aantal glazen bier had gedronken, het slachtoffer [slachtoffer] in de kofferbak van de auto gelegd waarna die kofferbak werd gesloten.
Vervolgens zijn verdachte en zijn mededader naar een kennis gereden en hebben ze het slachtoffer, dat nog steeds in de kofferbak lag, diverse malen met geschoeide voet geschopt en/of geslagen tegen zijn lichaam. Daarna hebben verdachte en zijn mededader het slachtoffer gebracht naar een afgelegen plek op de Dousbergweg te Maastricht waar het slachtoffer moest uitstappen. Aldaar hebben verdachte en zijn mededader het slachtoffer wederom herhaaldelijk geschopt en/of geslagen tegen zijn lichaam.
Vervolgens hebben verdachte en zijn mededader het slachtoffer in de nacht in hulpeloze toestand op Dousberg achtergelaten.
Gelet op de aard van bovenbedoelde gedragingen, de toegebrachte letsels en de omstandigheden van het geval is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich derhalve willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hierbij het slachtoffer op zodanige wijze zou worden geraakt dat [slachtoffer] dientengevolge zou kunnen komen te overlijden. Dat het slachtoffer niet daadwerkelijk is overleden is niet gelegen in de wil van verdachte en zijn medeverdachte. Verdachte heeft mitsdien gehandeld met het voor poging tot doodslag vereiste opzet in de zin van voorwaardelijk opzet.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dathij in de periode van 27 juli 2004 tot en met 28 juli 2004 meermalen, althans eenmaal (telkens) in de gemeente Maastricht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, tesamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] in de kofferbak van een auto heeft gegooid en/of geduwd en die [slachtoffer], terwijl deze in een kofferbak van een auto lag, met kracht heeft geslagen en getrapt en die [slachtoffer] op de grond heeft gegooid en/of getrokken en die [slachtoffer] (met geschoeide voet) met kracht tegen het lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of geslagen en die [slachtoffer] vervolgens in die toestand hulpeloos op de Dousberg in Maastricht hebben achtergelaten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De bewijsmiddelen
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op een strafbaar feit dat moet worden gekwalificeerd als
primair
medeplegen van poging tot doodslag
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde feit zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft vrijspraak van het primair tenlastegelegde bepleit. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met de persoon van verdachte en de omstandigheden waarin verdachte verkeert, zodat de gevorderde straf te hoog is.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf het volgende.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder terzake soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Voorts is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Tussen verdachte en medeverdachte enerzijds en het slachtoffer anderzijds is kennelijk een conflict ontstaan over geld. Verdachte heeft vervolgens samen met zijn medeverdachte het slachtoffer, terwijl beiden verkeerden onder invloed van alcohol, meerdere malen met kracht tegen het hoofd en het lichaam geschopt. Ook toen het slachtoffer reeds op de grond lag hebben ze nog geschopt en/of getrapt tegen het lichaam van het slachtoffer.
Verdachte heeft zich aldus buitensporig agressief gedragen tegen het slachtoffer en heeft hem op beestachtige wijze behandeld.
Na deze geweldplegingen hebben verdachte en zijn mededader het slachtoffer achtergelaten zonder zich om hem te bekommeren. Het slachtoffer is ter behandeling van zijn verwondingen opgenomen geweest in het ziekenhuis. In het ziekenhuis werd geconstateerd dat het slachtoffer door het handelen van verdachte ernstig letsel heeft opgelopen waaronder diverse breuken. Het slachtoffer heeft tevens een dusdanig schedelhersenletsel opgelopen dat er risico bestond op toename van de ernst ervan. Ook bedroeg zijn lichaamstemperatuur bij binnenkomst in het Academisch Ziekenhuis Maastricht 32 graden Celsius (onderkoeling).
De lichamelijke integriteit van het slachtoffer is daarmee ernstig geschonden.
Een dergelijk delict draagt, met name gelet op de zinloze gewelddadigheid en de brutaliteit ervan, een voor de rechtsorde zeer schokkend karakter. Het brengt bij de burgers angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 47 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van VIJF JAREN;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. M.J.M. Goessen, voorzitter, mr. M.A.M. van Uum en mr. Th.J.M. Oostdijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Wijckerheld Bisdom, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 juli 2005.