ECLI:NL:RBMAA:2005:AT8795
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.G.A.M. Veugelers
- Rechtspraak.nl
Gelijke behandeling mannen en vrouwen bij pensioenaanspraken in het kader van de ABP-regeling
In deze zaak heeft eiseres, werkzaam in het bijzonder onderwijs en aangesloten bij het ABP, het pensioenfonds gedagvaard vanwege vermeend verboden onderscheid op grond van geslacht bij de pensioenberekening. De zaak draait om de toepassing van de franchise in de pensioenregeling van het ABP, die van 1986 tot 1995 een gedifferentieerd franchisesysteem hanteerde, waarbij gehuwden anders werden behandeld dan alleenstaanden. Eiseres stelt dat het ABP vanaf 17 mei 1990 bij de toepassing van de franchise verboden onderscheid heeft gemaakt tussen mannen en vrouwen, in strijd met de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb) en het EG-Verdrag.
De Commissie Gelijke Behandeling (CGB) heeft in een eerder oordeel (2004-34) deze vraag positief beantwoord, wat eiseres aanvoert ter ondersteuning van haar vorderingen. Eiseres vordert onder andere een verklaring voor recht dat het ABP door het hanteren van de kostwinnersfranchise en de uniforme franchise onderscheid op grond van geslacht heeft gemaakt, en verzoekt om schadevergoeding.
De kantonrechter heeft de argumenten van beide partijen gehoord en geconcludeerd dat de door de CGB geconstateerde feiten en conclusies niet gevolgd kunnen worden. De rechter oordeelt dat er geen significant onderscheid is aangetoond tussen alleenverdieners en tweeverdieners, en dat de AOW-uitkering van de partner niet aan de deelnemer kan worden toegerekend. De vorderingen van eiseres worden afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van ABP, begroot op € 1.000,00.