RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
rolnr: 2882/2005
zaaknr: 202214
Vonnis van 10 oktober 2005
[eiseres],
wonende te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde mr. P. Kistemaker-van Blaricum te Weert,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Schuitema Winkelbedrijf B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Amersfoort, gedaagde,
gemachtigde mr. R.A.J. Nieuwmans.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE:
Eiseres heeft gedaagde bij deurwaardersexploot van 27 september 2005 doen dagvaarden tegen de terechtzitting van donderdag 6 oktober 2005 om 10.30 uur. Op verzoek van de gemachtigde van gedaagde en in overleg met de gemachtigde van eiseres is de behandeling van het kort geding gehouden op woensdag 5 oktober 2005 om 12.30 uur.
Ter terechtzitting is eiseres verschenen en bijgestaan door haar gemachtigde. Gedaagde is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Tevens is voor gedaagde verschenen [naam bedrijfleider], bedrijfsleider, en [naam personeelsmanager], personeelsmanager.
Eiseres heeft ter terechtzitting haar eis verminderd en voor het overige gemotiveerd geconcludeerd overeenkomstig de inhoud van voornoemde dagvaarding. Door gedaagde is verweer gevoerd tegen toewijzing van de gevorderde voorziening.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.
Eiseres, thans 39 jaar, is op 25 april 2005 bij gedaagde in dienst getreden als manager kassa. De functiebenaming is laatstelijk gewijzigd in hoofdcaissière. Het loon van eiseres bedraagt € 1.694,40 bruto per vier weken, te vermeerderen met
8 % vakantiebijslag.
Eiseres is op 28 april 2005 door gedaagde ontslagen. Zij is sedertdien niet meer tewerkgesteld. Het ontslag is op 8 september 2005 ingetrokken. Gedaagde heeft eind september 2005 bij de kantonrechter te Amersfoort een verzoek ex artikel 7:685 BW ingediend.
MOTIVERING VAN DE BESLISSING:
1.
Eiseres heeft, na vermindering van eis, gevorderd bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen:
1. eiseres onmiddellijk te werk te stellen in haar eigen functie van manager kassa onder verbeurte van een dwangsom van
€ 500,-- per dag dat gedaagde na betekening van het in deze te wijzen vonnis in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
2. aan eiseres te betalen een bedrag van € 400,-- (exclusief BTW) ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
3. in de kosten van het geding.
Eiseres heeft -kort samengevat- ter onderbouwing van het door haar gevorderde gesteld dat gedaagde haar op 28 april 2005 ten onrechte heeft ontslagen en dat gedaagde ook nadat zij het ontslag op 8 september 2005 heeft ingetrokken zich niet bereid heeft getoond om eiseres toe te laten tot haar eigen werkzaamheden. De door gedaagde aan eiseres verweten vertrouwensbreuk tussen eiseres en de bedrijfsleider [naam bedrijfleider] heeft eiseres betwist. Zo heeft eiseres gesteld dat zij weliswaar tijdens haar sollicitatiegesprek op 1 april 2005 niet aan
[naam bedrijfleider] en de heer [naam bedrijfsleider te Weert], bedrijfsleider te Weert, heeft gemeld dat zij zwanger was, maar dat zij hiernaar ook niet is gevraagd. Nog afgezien van het feit dat eiseres van mening is dat zij niet hoefde te melden dat zij zwanger was, ging zij er van uit dat nu zij ongeveer
7 maanden zwanger was ten tijde van voornoemd gesprek, overduidelijk zichtbaar was dat zij zwanger was. Overigens heeft meteen na het sollicitatiegesprek haar echtgenoot in bijzijn van de bedrijfsleider [naam bedrijfleider] nog geduid op de opkomst zijnde gezinsuitbreiding. Dat
[naam bedrijfleider] vervolgens voor het eerst op de eerste werkdag van eiseres op 25 april 2005 heeft bemerkt dat zij zwanger was en hij zich vervolgens door haar misleid heeft gevoeld kan eiseres haars inziens niet worden verweten. Eiseres heeft immers tijdens het sollicitatiegesprek geen aanleiding gezien om te vertellen dat zij zwanger was. De door partijen gevoerde discussie over de duur van de arbeidsovereenkomst staat verder buiten de samenwerking met [naam bedrijfleider].
Eiseres wil haar werk en hiermee ook de samenwerking met [naam bedrijfleider] zo spoedig als mogelijk oppakken, temeer gelet op een eventueel door haar te volgen opleidingstraject bij gedaagde. Voorzover genoemde bedrijfsleider zich niet kan vinden in hun samenwerking is eiseres bereid om in een ander -voor haar bereikbaar- filiaal van gedaagde te werken. Dat thans bij de kantonrechter te Amersfoort een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst door gedaagde is ingediend, maakt ten slotte niet dat zij geen spoedeisend belang zou hebben bij toewijzing van de door haar gevorderde tewerkstelling.
2.
Gedaagde heeft -onder meer- ten verwere aangevoerd dat er voor de aanwezigheid van eiseres als manager kassa / hoofdcaissière binnen de locatie Maastricht onvoldoende draagvlak aanwezig is. Zo heeft de bedrijfsleider aldaar, de direct leidinggevende van eiseres, geen enkel vertrouwen meer in een vruchtbare samenwerking met eiseres. Gelet op de functie van eiseres, zij dient onder meer leiding te geven aan kassamedewerkers en zij is lid van het managementteam, is een dergelijk vertrouwen essentieel. Eiseres zou als tussenoplossing en met behoud van loon als winkelmedewerker aan de slag kunnen.
Aan genoemde vertrouwensbreuk liggen volgens gedaagde een tweetal aan eiseres te wijten redenen ten grondslag. Allereerst heeft eiseres tijdens haar sollicitatiegesprek op 1 april 2005 verzwegen dat zij zwanger was, ondanks dat zij wist dat zij op korte termijn inzetbaar moest zijn. Ook nadien heeft eiseres niet gemeld dat zij zwanger was. Daarnaast heeft eiseres na haar indiensttreding de door partijen overeengekomen arbeidsvoorwaarden opnieuw ter discussie gesteld.
Gelet op het vorenstaande, alsmede gelet op het reeds ingediende ontbindingsverzoek te Amersfoort, acht gedaagde het wenselijk om eiseres in afwachting van de beschikking van de kantonrechter te Amersfoort niet te werk te stellen. Dit temeer nu reeds een nieuwe hoofdcaissière in de vestiging te Maastricht door gedaagde is aangesteld en er geen vacatures voor eiseres bij de overige negen vestigingen voorhanden zijn.
3.
Het spoedeisend belang van eiseres bij toewijzing van de door haar gevorderde tewerkstelling is komen vast te staan.
Zo heeft gedaagde eiseres nog steeds niet toegelaten tot haar werkzaamheden, ondanks dat gedaagde de op 28 april 2005 aan eiseres gedane onverwijlde opzegging van de arbeidsovereenkomst reeds op 8 september 2005 heeft ingetrokken.
De kantonrechter acht verder geen termen aanwezig om onderhavige zaak aan te houden totdat de kantonrechter te Amersfoort in het ontbindingsverzoek van gedaagde heeft beslist, temeer nu partijen ter terechtzitting van 5 oktober 2005 hebben meegedeeld dat het ontbindingsverzoek eerst eind oktober 2005 dan wel in november 2005 zal worden behandeld.
Ten aanzien van de door eiseres gevorderde tewerkstelling in de functie waarvoor zij door gedaagde is aangenomen, wordt voorts overwogen dat gedaagde er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat er sprake zou zijn van een onherstelbaar verstoorde arbeidsrelatie tussen partijen. Het daartoe gestelde probleem tussen de bedrijfsleider en eiseres is onvoldoende zwaarwegend. Zo is eiseres niet gevraagd naar een eventuele zwangerschap en was zij evenmin gehouden om spontaan, voorzover al de omvang van haar buik dat niet aantoonde, aan de bedrijfsleider te melden dat zwanger was. Gedaagde heeft daarbij onvoldoende aannemelijk gemaakt dat als vereiste voor indiensttreding aan eiseres is medegedeeld dat zij per direct inzetbaar moest zijn en dat zij door het niet meteen kunnen inzetten van eiseres schade zou hebben geleden. Het probleem tussen de bedrijfsleider en eiseres had verder op een eenvoudige manier uit de wereld kunnen worden geholpen. Immers, het gerezen misverstand had met een goed gesprek uit de wereld kunnen worden geholpen.
Dat de bedrijfsleider nog altijd niet met eiseres op managementniveau wil samenwerken is ter terechtzitting van 5 oktober 2005 nogmaals gebleken. Naar het oordeel van de kantonrechter had het echter op de weg van gedaagde, als werkgeefster van zowel de bedrijfsleider als eiseres, gelegen om het misplaatste gebrek in vertrouwen bij de bedrijfsleider te repareren. Gedaagde heeft echter zelfs het tijdstip van 8 september 2005, dat zich uitermate leende voor het creëren van een hernieuwde arbeidsrelatie met eiseres, onbenut gelaten om eiseres alsnog in een goede werksfeer van start te laten gaan. Het tewerkstellen van eiseres in een lagere functie is verder geen oplossing van het tussen de bedrijfsleider en eiseres gerezen misverstand en doet bovendien afbreuk aan de rechtspositie van eiseres ingevolge haar arbeidsovereenkomst.
Dat thans niet is komen vast te staan dat eiseres voor onbepaalde tijd bij gedaagde in dienst is, dan wel dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar geldt doet verder niet af aan het feit dat er thans sprake is van een tussen partijen geldende arbeidsovereenkomst op grond waarvan eiseres bij gedaagde dient te worden aangesteld als manager kassa. Daarbij wordt overwogen dat gedaagde niet aannemelijk heeft gemaakt dat de omstandigheid dat partijen -in het bijzonder hun gemachtigden- hebben gesproken en gecorrespondeerd over de duur van de arbeidsovereenkomst alsnog zou hebben geleid tot een aan eiseres te wijten verstoorde arbeidsrelatie tussen partijen, op grond waarvan de werkhervatting van eiseres onmogelijk en/of onwenselijk zou zijn.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen dient de door eiseres gevorderde tewerkstelling te worden toegewezen, waarbij de kantonrechter geen aanleiding ziet om een dwangsom toe te kennen. Gedaagde heeft ter terechtzitting van 5 oktober 2005 zich immers bereid getoond om bij een afwijzende beschikking van de kantonrechter in Amersfoort eiseres toe te laten tot het werk waarvoor zij is aangenomen. Niet valt vooralsnog in te zien dat gedaagde aan onderhavig vonnis geen uitvoering zou geven.
Gedaagde dient ten slotte als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van deze procedure te dragen.
Veroordeelt gedaagde om eiseres onmiddellijk te werk te stellen in haar functie van manager kassa.
Veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding, aan de zijde van eiseres tot deze uitspraak in totaal begroot op € 677,60 waarvan € 400,-- voor salaris en noodzakelijke verschotten van de gemachtigde van eiser.
Verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. P.J.M. Bruijnzeels, kantonrechter te Maastricht, op 10 oktober 2005, en door deze en mr. C.M.N. Menten, griffier, getekend.