ECLI:NL:RBMAA:2005:AU6395

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
1 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/005530-04
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verlenging van de proeftijd en de beoordeling van de naleving van bijzondere voorwaarden door de rechtbank Maastricht

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 1 november 2005 uitspraak gedaan over een vordering tot verlenging van de proeftijd van een veroordeelde. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden niet tenuitvoergelegd zouden worden, mits hij zich gedurende de proeftijd niet schuldig zou maken aan een strafbaar feit en zich zou houden aan de bijzondere voorwaarden opgelegd door de Reclassering Nederland. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de proeftijd met 1 jaar behandeld tijdens een openbare zitting op 18 oktober 2005. De veroordeelde was aanwezig met zijn raadsvrouwe, mr. M.E.Th. Hogervorst, maar de getuige-deskundige van de reclassering was niet verschenen.

De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder een adviesrapport van de reclasseringswerker en een afloopbericht toezicht. In het afloopbericht werd vermeld dat de reclassering geen individuele hulpverlening kon bieden aan de veroordeelde, omdat er bij hem nauwelijks schuldbesef en motivatie aanwezig was. De rechtbank overwoog dat de veroordeelde in de periode van 18 juli tot 7 september 2005 op vakantie was in Marokko en dat hij na zijn terugkeer niet meer van de reclassering had vernomen. De rechtbank concludeerde dat de reclassering niet in staat was om de hulpverlening te bieden en dat dit de veroordeelde niet kon worden tegengeworpen.

De rechtbank oordeelde dat, gezien de proeftijd die loopt tot 20 oktober 2006 en de mogelijkheid voor de veroordeelde om alsnog aan zijn problemen te werken, er geen redenen waren om de proeftijd te verlengen. De rechtbank wees de vordering van de officier van justitie af en besloot dat de veroordeelde de kans moest krijgen om zich te rehabiliteren zonder verlenging van de proeftijd.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/005530-04
Deze beslissing is gegeven door de meervoudige kamer voor strafzaken op de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Maastricht d.d. 08-09-2005, ingekomen ter griffie op 09-09-2005, betreffende een onherroepelijk geworden vonnis d.d. 20-10-2004 van de meervoudige kamer voor strafzaken in deze rechtbank.
Bij dit vonnis is
[naam veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats veroordeelde] op [geboortedatum veroordeelde],
wonende te [adres veroordeelde],
hierna te noemen: de veroordeelde,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met het bevel dat een deel van deze straf, groot 4 maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit dan wel op grond van het niet-naleven van de bijzondere voorwaarde. De bijzondere voorwaarde hield in dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen overeenkomstig de door of vanwege de Reclassering Nederland, Ressort ’s-Hertogenbosch, Arrondissement Maastricht te stellen richtlijnen zolang deze reclasseringsinstelling zulks gedurende de proeftijd noodzakelijk oordeelt, ook indien zulks inhoudt het meewerken aan een deliktpreventieplan, gericht op het werken aan agressieregulatie en aan de partnerrelatieproblematiek.
Behandeling ter terechtzitting
De rechtbank heeft de vordering behandeld tijdens de in het openbaar gehouden terechtzitting van 18 oktober 2005.
De veroordeelde is daar met zijn raadsvrouwe, mr. M.E.Th. Hogervorst, advocate te Maastricht verschenen, teneinde te worden gehoord.
Niet verschenen is, hoewel behoorlijk opgeroepen, de getuige-deskundige, de heer [X], werkzaam als reclasseringswerker bij de Reclassering Nederland.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van:
? voormeld vonnis, waarbij de bijzondere voorwaarde is opgelegd;
? het adviesrapport d.d. 04-07-2005, opgemaakt door de heer [X], reclasseringswerker;
? het afloopbericht toezicht d.d. 31-08-2005, opgemaakt door de heer [X], reclasseringswerker;
? de overige stukken.
De rechtbank heeft gehoord de officier van justitie omtrent haar ter terechtzitting gewijzigde vordering, strekkende tot verlenging van de proeftijd met 1 jaar.
De rechtbank heeft gehoord de veroordeelde en diens raadsvrouwe. Deze pleitte voor afwijzing van de vordering.
Overweging
In voornoemd afloopbericht toezicht wordt in verband met de naleving van de bijzondere voorwaarde, verbonden aan de aan veroordeelde bij voornoemd vonnis opgelegde straf, vermeld dat het niet lukt om de beoogde individuele hulpverlening aan veroordeelde vorm te geven, nu er bij hem nauwelijks enig schuldbesef aanwezig is en ook geen motivatie om aan enig probleem te gaan werken. Voorts heeft veroordeelde niet gereageerd op twee uitnodigingen en een officiële waarschuwing verzonden na 12 juli 2005.
De rechtbank overweegt in dit verband als volgt. Veroordeelde heeft ter terechtzitting verklaard dat hij van 18 juli 2005 tot 7 september 2005 op vakantie was in Marokko. In deze periode heeft de heer [X] van de reclassering veroordeelde 2 maal schriftelijk uitgenodigd voor een gesprek. Nadat veroordeelde is teruggekeerd van vakantie en de uitnodigingen in de brievenbus vond, is hij naar de reclassering gegaan. De heer [X] was op dat moment met vakantie. Veroordeelde heeft vervolgens met een andere persoon bij de reclassering gesproken. Deze persoon zou er in de computer melding van maken dat veroordeelde zich bij de reclassering had gemeld. Veroordeelde heeft na voornoemd bezoek aan de reclassering niets meer van de heer [X] vernomen. Dat de reclassering, als gevolg van een impasse in de behandeling van veroordeelde kennelijk geen vorm kan geven aan de individuele hulpverlening aan veroordeelde en heeft voorgesteld de contactfrequentie laag te houden, kan veroordeelde niet worden tegengeworpen.
Mede gelet op het feit dat de proeftijd inzake de veroordeling op 20 oktober 2004 nog loopt tot 20 oktober 2006 en ook in die periode alsnog gewerkt kan worden aan de agressieregulatie van veroordeelde, waarbij veroordeelde ter terechtzitting heeft verklaard dat hij gemotiveerd is aan zijn problemen te werken, is de rechtbank van oordeel dat er thans geen termen aanwezig zijn de verlenging van de proeftijd toe te wijzen.
Gelet hierop zal de rechtbank beslissen zoals hierna te vermelden.
Beslissing
De rechtbank:
wijst de ter terechtzitting gewijzigde vordering af.
Aldus gegeven door mr. Th.J.M. Oostdijk, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en mr. W.A.P. Hillen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.L.P. Biesmans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 november 2005.