ECLI:NL:RBMAA:2005:AU6397
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - meervoudig
- W.A.P. Hillen
- B.G.L. van der Aa
- Th.J.M. Oostdijk
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis na niet-uitvoering van werkstraf
In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 1 november 2005 uitspraak gedaan naar aanleiding van een bezwaarschrift dat op 13 september 2005 was ingediend door mr. Th. Boumans, namens de veroordeelde. De veroordeelde had bezwaar gemaakt tegen de kennisgeving van de officier van justitie die de tenuitvoerlegging van 120 dagen vervangende hechtenis had bevolen, omdat de veroordeelde haar opgelegde werkstraf van 240 uren niet had aangevangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, na een baarmoederoperatie in november 2003, had aangegeven beschikbaar te zijn voor de werkstraf vanaf 1 januari 2004. Echter, de reclassering heeft pas op 10 mei 2005 contact opgenomen met de veroordeelde voor een voortgangsgesprek, nadat zij op 9 mei 2005 had vernomen dat de veroordeelde niet meer in detentie verbleef.
De rechtbank heeft tijdens de behandeling van het bezwaarschrift op 18 oktober 2005 de veroordeelde en de officier van justitie gehoord. De veroordeelde had meerdere afspraken voor voortgangsgesprekken afgebeld vanwege medische redenen, waaronder een nierbekkenontsteking. De rechtbank oordeelde dat het feit dat er tot 10 mei 2005 geen aanvang was gemaakt met de uitvoering van de werkstraf niet te wijten was aan het handelen van de veroordeelde, maar aan de reclassering en het openbaar ministerie, die verantwoordelijk zijn voor een voortvarende executie van de werkstraf.
De rechtbank concludeerde dat, gezien de tijdsdruk en de omstandigheden, het niet realistisch was om te verwachten dat de veroordeelde de werkstraf van 240 uren tijdig zou kunnen verrichten. Daarom verklaarde de rechtbank het bezwaar gegrond en besloot zij dat er termen aanwezig waren om de beslissing van de officier van justitie te herzien.