2. Het geschil
2.1
Partijen zijn op 1 juli 1988 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd. Partijen zijn op dit ogenblik verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Deze procedure loopt onder zaaknummer 99686 / S RK 05-238 bij deze rechtbank. Op 11 november 2005 heeft de echtscheidingscomparitie plaatsgevonden.
2.2
Bij beschikking van 30 maart 2005 zijn er voorlopige voorzieningen getroffen.
In die beschikking is bepaald dat de vrouw met ingang van 6 april 2005 bij uitsluiting is gerechtigd tot het gebruik van de echtelijke woning en is de man bevolen de woning te verlaten en deze niet meer zonder toestemming van de vrouw te betreden.
2.3
Stellende dat de man van meet af aan heeft aangegeven zo snel als mogelijk de echtelijke woning met de daarop drukkende hypotheek uit de boedel van partijen te willen overnemen, vordert de vrouw bij voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis
primair:
1. de man te verplichten om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis zijn medewerking te verlenen aan dan wel zorg te dragen voor het transport van de aan partijen gezamenlijk in eigendom toebehorende onroerende zaak, staande en gelegen te [adres], uitsluitend op naam van de man, met benoeming van notaris mr. J.M. Ruyters te 6211 TE Maastricht (Sint Servaasklooster 26), althans diens waarnemer als instumenterende notaris, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- voor elke gehele dag of voor elk dagdeel na 15 november 2005 dat de man hiermee in gebreke mocht blijven, met een maximum van € 100.000,--;
2. de man te verplichten om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan de vrouw, ter zake de helft van de aan de vrouw toekomende overwaarde, rustende op de onder 1 omschreven onroerende zaak, een voorschot te voldoen van
€ 100.000,--;
3. de man te verplichten om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis zijn medewerking te verlenen aan de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen, waarbij minimaal aan de vrouw worden toegedeeld drie bedden met bijbehorende accessoires zoals matrassen en beddengoed ten behoeve van de vrouw en de kinderen van partijen, twee van de vier fauteuils, een van de twee bankstellen, een van de drie televisietoestellen, twee van de meerdere kasten en huisraad, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- voor elke dag of elk dagdeel na 15 november 2005 dat de man hiermee in gebreke mocht blijven, met een maximum van € 50.000,--;
subsidiair,
een zodanige voorziening te treffen met benoeming van een door de rechtbank aan te wijzen notaris en/of de vrouw een zodanig voorschot op haar deel van de overwaarde toe te kennen ten laste van de man en/of een zodanige verdeling te bevelen als de voozieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren;
4. en voorts primair en subsidiair de man in de kosten van de procedure te veroordelen.
2.4
Ter verdere onderbouwing van haar vordering stelt de vrouw dat de man haar op 8 juli 2005 heeft laten weten dat zij per 15 oktober 2005 de echtelijke woning moest hebben verlaten omdat hij die dan zou overnemen tegen betaling van haar aandeel in de overwaarde aan de vrouw een en ander nadat partijen in het licht daarvan al op 27 juli 2005 overeengekomen waren dat de aan de man toe te delen echtelijke woning € 334.400,-- waard is.