ECLI:NL:RBMAA:2005:AV0659

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
19 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
106015 - KG ZA 05-420
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Bergmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van een kapster in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 19 december 2005 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een kapster, eiseres, en haar werkgevers, gedaagden. Eiseres was op 1 februari 2003 parttime in dienst getreden bij gedaagden voor een salaris van € 783,87 bruto per maand. Op 19 augustus 2005 viel eiseres uit door een conflict met gedaagde sub 2, wat leidde tot haar arbeidsongeschiktheid. Gedaagden hebben eiseres op 28 oktober 2005 op staande voet ontslagen, omdat zij niet op een oproep tot werkhervatting was verschenen. Eiseres heeft de nietigheid van het ontslag ingeroepen en vorderde herstel van de dienstbetrekking en betaling van haar salaris.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet in stand kan blijven. De oproep tot werkhervatting had geen rechtsgevolg, omdat eiseres op dat moment nog arbeidsongeschikt was. De rechter oordeelde dat het niet aan de werkgever is om een arbeidsongeschikte werknemer beter te melden. Bovendien ontbeert de oproep tot werkhervatting geloofwaardigheid, aangezien gedaagden wisten dat eiseres op vakantie was. De rechter concludeerde dat er geen sprake was van werkweigering door eiseres en dat zij op goede gronden de nietigheid van het ontslag had ingeroepen.

De vordering tot loondoorbetaling werd toegewezen, terwijl de vordering tot herstel van de dienstbetrekking werd afgewezen, omdat deze niet als verbroken kon worden beschouwd. Gedaagden werden veroordeeld in de proceskosten, aangezien zij als de overwegend in het ongelijk gestelde partij werden aangemerkt. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak : 19 december 2005
Zaaknummer : 106015 / KG ZA 05-420
De voorzieningenrechter, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende kort-gedingvonnis gewezen
inzake
[Naam eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur mr. J.W. Pieters (toevoeging);
tegen:
[Naam gedaagde sub 1].,
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde sub 1,
procureur mr. J.M. Wolfs;
[Naam gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagde sub 2,
procureur mr. J.M. Wolfs;
[Naam gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats],
gedaagde sub 3,
procureur mr. J.M. Wolfs.
1. Het verloop van de procedure
Eiseres heeft gedaagden gedagvaard in kort geding. Op de dienende dag, 5 december 2005, heeft eiseres gesteld en gevorderd overeenkomstig de dagvaarding, waarna zij haar vordering met verwijzing naar op voorhand toegezonden producties nader heeft doen toelichten.
Gedaagden hebben verweer gevoerd, daarbij eveneens verwijzend naar op voorhand toegezonden producties.
Partijen hebben daarna op elkaars stellingen gereageerd.
Ten slotte hebben partijen om vonnis verzocht. De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. Het geschil
2.1 Gedaagden exploiteren een kapsalon in [vestigingsplaats]. Eiseres is op 1 februari 2003 bij gedaagden parttime in dienst getreden als kapster, zulks voor een salaris van € 783,87 bruto per maand.
2.2 Op 19 augustus 2005 is eiseres uitgevallen. De aanleiding daarvoor was gelegen in het feit dat er tussen haar en gedaagde sub 2 gevoelens waren ontstaan, waardoor eiseresses aanwezigheid op de werkvloer onwenselijk was geworden. Eiseres is sedertdien "situatief" arbeidsongeschikt. De Arbodienst van gedaagden acht aangewezen dat eiseres haar werk hervat bij een andere werkgever.
2.3 Bij deurwaardersexploot d.d. 27 oktober 2005 hebben gedaagden een brief van diezelfde datum aan eiseres doen betekenen, waarin eiseres wordt opgeroepen om een dag later, 28 oktober 2005, om 9 uur om het werk te verschijnen. Gedaagden zouden eiseres hebben beter gemeld. In verband met een verblijf elders vanwege vakantie heeft eiseres aan de oproep te komen werken geen gehoor kunnen geven. Bij brief van 28 oktober 2005 van de advocaat van gedaagden is eiseres daarop wegens werkweigering op staande voet ontslagen.
2.4 Bij schrijven van 4 november 2005 heeft de advocaat van eiseres de nietigheid van het ontslag ingeroepen.
2.5 Thans wordt gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut, gedaagden te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het ten dezen te wijzen vonnis, de dienstbetrekking tussen partijen met terugwerkende kracht te herstellen, alsmede het inmiddels verschuldigde salaris binnen de gestelde termijn te voldoen, alles onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- per week of gedeelte van een week dat gedaagden daarmee in gebreke zullen blijven na betekening van het ten dezen te wijzen vonnis, met veroordeling van gedaagden in de kosten vallende op deze procedure, het procureurssalaris daaronder begrepen.
2.6 Gedaagden hebben verweer gevoerd, welk verweer voor zover van belang hierna wordt besproken.
3. De beoordeling
Het ontslag op staande voet zal niet in stand kunnen blijven. Redengevend daarvoor is dat de oproep van gedaagden tot werkhervatting d.d. 27 oktober 2005 geen arbeidsrechtelijk relevant effect kan hebben gesorteerd omdat eiseres op 28 oktober 2005 nog arbeidsongeschikt was, de hersteldmelding van gedaagden ten spijt. Het is immers niet aan de werkgever om een arbeidsongeschikte werknemer beter te melden. Ten overvloede geldt dat de oproep tot hervatting iedere geloofwaardigheid ontbeert. Haaks daarop hebben gedaagden ter zitting immers verklaard eiseres onder geen beding tot het werk te willen toelaten. Mede tegen de achtergrond van het feit dat gedaagden er kennelijk van op de hoogte waren dat eiseres ten tijde van de oproep op vakantie was, kan de voorzieningenrechter zich moeilijk aan de indruk onttrekken dat de meergenoemde oproep een hoog pour besoin de la cause-gehalte heeft. Wat er van dat laatste zij, bezwaarlijk kan, in het licht van het hiervóór gezegde, aangenomen worden dat van werkweigering van de zijde van eiseres sprake is geweest, met tot gevolg dat eiseres op goede gronden de nietigheid van het verleende ontslag heeft ingeroepen. De vordering tot loondoorbetaling, waarmee uit de aard der zaak een spoedeisend belang is gemoeid, ligt daarom op hierna te melden wijze voor toewijzing gereed. Dat geldt niet voor de vordering die ertoe strekt de dienstbetrekking te herstellen, omdat het ervoor gehouden moet worden dat deze, gegeven de voorshands aannemelijk geoordeelde nietigheid van het ontslag, nimmer is verbroken. Voor het toewijzen van een dwangsom is, gelet op het bepaalde in artikel 611a lid 1 Rv, geen plaats. Gedaagden moeten worden aangemerkt als de overwegend in het ongelijk gestelde partij en worden daarom verwezen in de proceskosten.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
veroordeelt gedaagden aan eiseres haar salaris (€ 783,87 bruto per maand) binnen de overeengekomen termijn te voldoen;
veroordeelt gedaagden in de proceskosten tot aan dit vonnis gerezen en aan de zijde van eiseres begroot op € 244,- aan vast recht, € 816,- voor salaris procureur en € 85,60 aan explootkosten, op de voet van artikel 243 Rv te voldoen aan de griffier van deze rechtbank;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Bergmans, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
RQ