ECLI:NL:RBMAA:2006:AV2539

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
2 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
107669/KG ZA 06-20
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M. Bergmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op openbare verkoop van inboedel in kort geding wegens onevenredige hardheid

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Maastricht op 2 februari 2006 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, [naam eiser], en gedaagden, waaronder FIRST CHOICE NEDERLAND B.V. en STICHTING WELLER. Eiser, die samen met zijn minderjarige zoon in een huurwoning te Heerlen woont, is afhankelijk van een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Vanwege schulden bij verschillende schuldeisers, waaronder de gedaagden, is er beslag gelegd op zijn inboedel, en er was een openbare verkoop van deze inboedel aangekondigd. Eiser heeft de voorzieningenrechter verzocht om de voorgenomen verkoop te verbieden, omdat hij van mening is dat deze onrechtmatig en buitenproportioneel is, gezien zijn persoonlijke omstandigheden en de kwetsbaarheid van zijn zoon.

De voorzieningenrechter heeft de argumenten van eiser in overweging genomen, waaronder het feit dat de inboedel ouder is dan tien jaar en dat de veilingkosten waarschijnlijk hoger zullen zijn dan de te verwachten opbrengst. Eiser heeft ook aangevoerd dat de inboedel deel uitmaakt van de onverdeelde huwelijksgoederengemeenschap met zijn ex-echtgenote, en dat de verkoop van de inboedel een onevenredige hardheid zou betekenen voor hem en zijn gezin. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de voorgenomen verkoop niet in verhouding staat tot het belang dat ermee gediend zou zijn, en heeft daarom besloten de executie te verbieden.

De uitspraak is gedaan door mr. M. Bergmans, die oordeelde dat de gedaagden in de kosten van de procedure moesten worden veroordeeld. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk moet worden nageleefd, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak : 2 februari 2006
Zaaknummer : 107669 / KG ZA 06-20
De voorzieningenrechter, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende kort gedingvonnis gewezen
inzake
[Naam eiser],
wonende te Heerlen,
eiser,
procureur mr. J.J.M. Goltstein;
tegen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid FIRST CHOICE NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde sub 1,
vertegenwoordigd door gerechtsdeurwaarder P.M.F. Otten;
2. de stichting STICHTING WELLER, rechtsopvolgster onder algemene titel van de stichting Wonen Parkstad,
gevestigd te Heerlen,
gedaagde sub 2,
vertegenwoordigd door gerechtsdeurwaarder P.M.F. Otten;
3. De OFFICIER VAN JUSTITIE VAN HET ARRONDISSEMENTSPARKET LEEUWARDEN,
zetelende te Leeuwarden,
gedaagde sub 3,
vertegenwoordigd door gerechtsdeurwaarder P.M.F. Otten;
1. Het verloop van de procedure
Eiser, [naam eiser], heeft gedaagden gedagvaard in kort geding. Op de dienende dag, 26 januari 2006, heeft [Eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding, waarna hij zijn vordering met verwijzing naar op voorhand toegezonden producties nader heeft doen toelichten.
Gedaagden hebben aan de hand van een pleitnota verweer gevoerd
Partijen hebben daarna op elkaars stellingen gereageerd.
Ten slotte hebben partijen om vonnis verzocht. De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. Het geschil
2.1 [Eiser] bewoont als alleenstaande ouder samen met zij minderjarige zoon een huurwoning te Heerlen. Voor zijn levensonderhoud is [Eiser] afhankelijk van een arbeidsongeschiktheidsuitkering van het UWV te Heerlen. Deze uitkering is reeds sedert lange tijd getroffen door een loonbeslag vanwege schulden bij verschillende schuldeisers, waaronder gedaagden. Buiten de betalingen via het beslag op zijn uitkering ziet [Eiser] geen gelegenheid om verdere betalingen ter aflossing van zijn schulden aan gedaagden te doen. Inmiddels zijn gedaagden over gegaan tot executoriale beslaglegging op de inboedel van [Eiser]. De openbare verkoop van de inboedel is aangezegd voor 26 januari 2006 om 10 uur in de woning van [Eiser].
2.2 In het onderhavige kort geding zijn door [Eiser] een aantal omstandigheden aangevoerd op grond waarvan naar zijn mening de openbare verkoop onrechtmatig en vexatoir is en op grond waarvan gedaagden volgens hem geen redelijk belang hebben bij die verkoop. Zo stelt [Eiser] onder meer dat de inboedel over het algemeen ouder dan 10 jaar is en de veilingkosten hoger zullen zijn dan de te verwachten opbrengst. Voorts behoort deze inboedel tot de onverdeelde huwelijksgoederengemeenschap van [Eiser] en zijn gewezen echtgenote [naam ex-echtgenote]; de verdeling heeft niet plaats gevonden omdat [naam ex-echtgenote eiser] het gebruik van haar aandeel in die inboedel mede aan haar, bij [Eiser] verblijvende, zoon wilde laten.
2.3 [Eiser] heeft op grond van het vorenstaande gevorderd dat gedaagden bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zal worden verboden om de in beslag genomen inboedel van het door [Eiser] en zijn zoon bewoonde woonhuis aan [adres eiser] zoals voorgenomen te veilen, althans zodanige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter zal vermenen te behoren.
2.4 De vordering wordt door gedaagden weersproken, waartoe wordt verwezen naar het ter zitting overgelegde verweerschrift.
3. De beoordeling
3.1 Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de zaak en is ook niet door gedaagden betwist.
3.2 [Eiser] erkent dat hij de gevorderde bedragen aan gedaagden verschuldigd is. Vanwege de hiervoor genoemde redenen is hij echter van oordeel dat de voorgenomen openbare verkoop van zijn inboedel dient te worden gestaakt. Ter zitting heeft hij zijn argumenten noch aangevuld, onder meer met, ten behoeve van zijn zoon, die in verband met autisme en verschijnselen van een HDAD-kind zeer kwetbaar is en een vertrouwde omgeving nodig heeft, een beroep op het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, waaronder het recht op een passende levensstandaard en recreatie en de beschermende bepalingen ten aanzien van gehandicapte kinderen. In dit verband heeft hij tevens een verklaring van [naam ex-echtgenote eiser] overgelegd, waarin zij verklaart dat de inboedel in de woning [Eiser] aan haar en haar zoon toebehoord en door haar is achtergelaten voor gebruik door haar zoon.
[Eiser] is van oordeel dat er gelet op zijn omstandigheden sprake is van een onevenredige hardheid bij gebruikmaking van de executiebevoegdheid door gedaagden. In dit verband heeft hij verwezen naar de wetgeving op dit gebied in Duitsland.
3.3 Gedaagden hebben zich tegen schorsing van de executie verzet. Naar aanleiding van de stellingen van [Eiser] hebben zij onder meer aangevoerd, dat er zich via de wettelijk voorgeschreven weg geen derden hebben gemeld die aanspraken kunnen claimen op de boedel. Voorts zijn zij niet de mening toegedaan dat het zou gaan om nagenoeg onverkoopbaar goed. Zij kunnen van te voren in alle redelijkheid niet een eventuele opbrengst van de verkoop inschatten. Of de veilingkosten hoger zullen zijn dan de te verwachten opbrengst is naar hun mening in dit geval vooraf niet te zeggen. Een en ander is sterk afhankelijk van de opkomst bij de gelegenheid van de verkoop.
3.4 [Eiser] leeft van een arbeidsongeschiktheidsuitkering waar reeds geruime tijd loonbeslag op rust. Naast zijn inwonende zoon heeft hij een studerende dochter. Zijn schuldenlast komt onder meer voort uit een faillissement in het verleden. Vast staat dan ook dat [Eiser] en zijn gezin het niet breed hebben. [Eiser] heeft aangegeven dat een verzoek tot toelating tot de WSNP in het verleden werd afgewezen en eigen aanvrage tot faillietverklaring onlangs niet werd gehonoreerd.
3.5 Gedaagden hebben zoals hierboven reeds vermeld ter zitting aangegeven dat onduidelijk is hoeveel de voorgenomen verkoop zal opleveren. Daarmee is de voorzieningenrechter van oordeel dat onduidelijk is of met de opbrengst van de verkoop van de huisraad – gelet ook op de kosten-, de schuld aan gedaagden zal kunnen worden voldaan.
Een gebruikelijke inboedel voorziet in een eerste materiële levensbehoefte, onder andere getuige het gegeven dat in het kader van faillissement en WSNP een gebruikelijke inboedel niet wordt verkocht. Voor de gebruiker van deze goederen is de inboedel doorgaans van grotere waarde dan de –relatief geringe- geldelijke waarde die uit een eventuele openbare verkoop daarvan wordt verkregen. Bovendien ligt het in de rede dat als de executie doorgang vindt, weer een nieuwe inboedel moet worden aangeschaft, hetgeen weer ten koste gaat van voldoening van de vorderingen van andere schuldeisers, dan wel een beroep op de sociale dienst noodzakelijk maakt.
3.6 Op basis van vorenstaande feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, daarbij gelet op de hoogte van de schuld aan gedaagden, ongeveer
€ 2.849,-, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de voorgenomen openbare verkoop van de inboedel van [Eiser] en zijn gezin niet in verhouding staat tot het belang dat ermee wordt gediend. Anders gezegd: de voorzieningenrechter acht de voorgenomen wijze van executie, namelijk openbare verkoop van de huisraad van [Eiser], buitenproportioneel. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om de executie te verbieden.
3.7 Op grond van het vorenstaande zal het gevorderde worden toegewezen. Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank te Maastricht:
RECHT DOENDE in kort geding:
verbiedt de door gedaagden aangezegde openbare verkoop van de in beslag genomen inboedel van het door [Eiser] en zijn zoon bewoonde woonhuis aan [adres eiser];
veroordeelt gedaagden in de kosten van de procedure aan de zijde van eiser gevallen en tot op heden begroot op € 244,- aan vastrecht, € 816,- voor salaris procureur en € 84,87 voor explootkosten, op grond van het bepaalde in artikel 243 Rv te voldoen aan de griffier van de rechtbank.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. Bergmans, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
EvdS