ECLI:NL:RBMAA:2006:AV7169

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
3 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/700524-05, 03/050547-04 (vtvv)
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid door een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 3 maart 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 1988, die zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige strafbare feiten, waaronder verkrachting en poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De verdachte werd beschuldigd van het seksueel binnendringen van het lichaam van een slachtoffer op 25 juni 2005 in Sittard, waarbij hij geweld en bedreiging gebruikte. Daarnaast werd hij beschuldigd van een poging tot ontuchtige handelingen met een tweede slachtoffer op dezelfde dag, en van wederspannigheid tegen de politie tijdens zijn aanhouding op 24 juli 2005. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, gezien zijn gedragsstoornis en verstandelijke handicap. De rechtbank legde een jeugddetentie van negen maanden op, met plaatsing in een rijksinrichting voor jeugdigen, en hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de jeugdige leeftijd van de verdachte. De rechtbank kende ook schadevergoeding toe aan de slachtoffers, waarbij de immateriële schade voor het eerste slachtoffer werd vastgesteld op € 1.000,00 en voor het tweede slachtoffer op € 250,00. De rechtbank benadrukte de noodzaak van behandeling voor de verdachte om herhaling te voorkomen, gezien zijn gedragsproblemen en de ernst van de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummers: 03/700524-05, 03/050547-04 (vtvv)
Datum uitspraak: 3 maart 2006
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 februari 2006 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen de minderjarige
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [datum] 1988,
wonende te [woonplaats verdachte],
thans gedetineerd in JPC De Sprengen, Zutphen, Verlengde Doyerhoekseweg 30.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 25 juni 2005 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer 1], namelijk
- het duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina van die [naam slachtoffer 1]
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte,
- de deur van de garage (waarin die [naam slachtoffer 1] en verdachte zich bevonden) heeft afgesloten en/of
- die [naam slachtoffer 1] (met kracht) heeft vastgepakt en/of
- zijn, verdachtes, hand in het kruis van die [naam slachtoffer 1] heeft geduwd en/of
- die [naam slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd "nu ga ik je neuken", althans woorden van gelijke strekking en/of
- die [naam slachtoffer 1] op de grond heeft geduwd en/of
- op die [naam slachtoffer 1] is gaan zitten en/of
- die [naam slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd "jij pijpt me nu", althans woorden van gelijke strekking en/of
- (daarbij) het hoofd van die [naam slachtoffer 1] in de richting van zijn, verdachtes, penis heeft geduwd en/of
- die [naam slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (in het gezicht) heeft geslagen en/of gestompt;
2.
hij op of omstreeks 25 juni 2005 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer 2] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),
- zich heeft begeven naar de woning van die [naam slachtoffer 2] en/of
- (nadat die [naam slachtoffer 2] de voordeur geopend had) een voet voor/tussen de voordeur heeft gezet en/of
- (met kracht) de voordeur heeft open geduwd en/of
- de woning van die [naam slachtoffer 2] heeft betreden en/of
- de voordeur heeft afgesloten en/of
- de telefoon uit de hand(en) van die [naam slachtoffer 2] heeft getrokken en/of
- die [naam slachtoffer 2] heeft vastgegrepen en/of
- die [naam slachtoffer 2] naar zich toe heeft getrokken en/of
- de knoop van de broek van die [naam slachtoffer 2] los heeft gemaakt en/of
- met zijn, verdachtes, hand in de broek van die [naam slachtoffer 2] is gegaan en/of
- die [naam slachtoffer 2] tegen de muur heeft gedrukt en/of
- zijn, verdachtes, mond in de richting van de mond van die [naam slachtoffer 2] heeft bewogen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 24 juli 2005 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, toen de aldaar dienstdoende [brigadier] (brigadier van politie) en/of [hoofdagent 1] (hoofdagent van politie) en/of [hoofdagent 2] (hoofdagent van politie) en/of [hoofdagent 3] (hoofdagent van politie) en/of [hoofdagent 4] (hoofdagent van politie) verdachte - buiten heterdaad - op verdenking van het overtreden van artikel 242 (juncto artikel 45) van het Wetboek van Strafrecht en/of artikel 246 (juncto artikel 45) van het Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, had(den) aangehouden en/of vastgegrepen, althans vast had(den), zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die opsporingsambtena(a)r(en) hem, verdachte, trachtte(n) te geleiden en/of met zijn armen om zich heen te slaan.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 25 juni 2005 in de gemeente Sittard-Geleen, door geweld en/of andere feitelijkheden en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met andere feitelijkheden [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer 1], namelijk het duwen van zijn, verdachtes, penis en vinger(s) in de vagina van die [naam slachtoffer 1] en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of die bedreiging met andere feitelijkheden hierin dat hij, verdachte,
- die [naam slachtoffer 1] met kracht heeft vastgepakt en
- zijn, verdachtes, hand in het kruis van die [naam slachtoffer 1] heeft geduwd en
- die [naam slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd "nu ga ik je neuken" en
- die [naam slachtoffer 1] op de grond heeft geduwd en
- op die [naam slachtoffer 1] is gaan zitten en
- die [naam slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd "jij pijpt me nu" en
- daarbij het hoofd van die [naam slachtoffer 1] in de richting van zijn, verdachtes, penis heeft geduwd en
- die [naam slachtoffer 1] in het gezicht heeft geslagen;
2.
hij op 25 juni 2005 in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld en/of andere feitelijkheden [naam slachtoffer 2] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),
- zich heeft begeven naar de woning van die [naam slachtoffer 2] en
- nadat die [naam slachtoffer 2] de voordeur geopend had een voet voor/tussen de voordeur heeft gezet en
- met kracht de voordeur heeft open geduwd en
- de woning van die [naam slachtoffer 2] heeft betreden en
- de voordeur heeft afgesloten en
- de telefoon uit de hand(en) van die [naam slachtoffer 2] heeft getrokken en
- die [naam slachtoffer 2] heeft vastgegrepen en
- die [naam slachtoffer 2] naar zich toe heeft getrokken en
- de knoop van de broek van die [naam slachtoffer 2] los heeft gemaakt en
- met zijn, verdachtes, hand in de broek van die [naam slachtoffer 2] is gegaan en
- die [naam slachtoffer 2] tegen de muur heeft gedrukt en
zijn, verdachtes, mond in de richting van de mond van die [naam slachtoffer 2] heeft bewogen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 24 juli 2005 in de gemeente Sittard-Geleen, toen de aldaar dienstdoende [brigadier], brigadier van politie, en [hoofdagent 1], hoofdagent van politie, en [hoofdagent 2], hoofdagent van politie en [hoofdagent 3], hoofdagent van politie, en [hoofdagent 4], hoofdagent van politie, verdachte - buiten heterdaad - op verdenking van het overtreden van artikel 242 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht en/of artikel 246 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht, waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, hadden aangehouden en vastgegrepen, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die opsporingsambtenaren hem, verdachte, trachtten te geleiden en met zijn armen om zich heen te slaan.
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt.
feit 1:
verkrachting;
feit 2:
poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
feit 3:
wederspannigheid, meermalen gepleegd.
De strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van de persoon van de verdachte is door drs. K.T.E. Zászlós, GZ-psycholoog, en door mw. G.C.G.M. Broekman, kinder- en jeugdpsychiater, een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte ingesteld en over dat onderzoek hebben genoemde GZ-psycholoog en kinder- en jeugdpsychiater gerapporteerd.
Het rapport van drs. K.T.E. Zászlós, GZ-psycholoog, gedateerd 6 november 2005, houdt onder meer in:
1. Bij betrokkene is sprake van een gedragsstoornis en daaruit voortvloeiend laat hij impulsregulatieproblemen zien en een lacunaire gewetensontwikkeling. Hechtingsproblemen en een verstandelijke handicap (zwakzinnig niveau) liggen hieraan ten grondslag. Aldus is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens.
2. Ook ten tijde van het tenlastegelegde was hiervan sprake.
3. De gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens heeft zijn gedragskeuzen c.q. zijn gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloed.
4. Betrokkene is weliswaar in staat het strafrechtelijk ontoelaatbare van zijn handelswijze in te zien, maar is ten gevolge van zijn gebrekkige ontwikkeling onvoldoende in staat om ten tijde van het ten laste gelegde zijn wil conform dat besef te bepalen. Alles overziend kan hij als verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
Het rapport van mw. G.C.G.M. Broekman, kinder- en jeugdpsychiater, gedateerd 9 januari 2006, houdt onder meer in –zakelijk weergegeven-:
1. Bij onderzochte is sprake van een antisociale gedragsstoornis waaraan pedagogische en affectieve tekorten ten grondslag liggen met als belangrijkste kenmerken sociale en emotionele ontwikkelingsproblemen, lacunaire gewetensvorming en verstoorde impulsregulatie. Er is globaal sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
2. Uit het onderzoek is gebleken dat deze stoornis van de geestvermogens van invloed was op het gedragspatroon van onderzochte ten tijde van het telastegelegde.
3. De gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedt zijn gedragskeuzen; het gebrek aan controle over zijn impulsen bracht hem in de ongewenste situatie(s).
4. In zijn reactiestijl toont onderzochte een handelingspatroon waarbij de gevoelens niet afdoende kunnen worden afgeweerd en maakten dat onderzochte inadequate oplossingsstrategieën hanteerde. Omdat zijn impulsen als gevolg van de onrijpe afweermechanismen niet afgewend kunnen worden, ontstaat er controleverlies en hij neemt het recht in handen de ander onheus te bejegenen met het onderhavige, telastegelegde tot gevolg. Het tenlastegelegde kan onderzochte in verminderde mate worden toegerekend. De persoonlijkheidspathologie werkte in die mate door in het feit dat er gesproken kan worden van, indien het tenlastegelegde bewezen wordt geacht, verminderde toerekeningsvatbaarheid, ook als hierin wordt verdisconteerd dat onderzochte ergens wel kon weten dat hij zich in een ongewenste situatie bevond.
De rechtbank verenigt zich, gelet op de daarvoor gegeven gronden, geheel met de in de rapporten gegeven conclusies en maakt deze mitsdien tot de hare.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf en maatregelen
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1, 2 en 3 zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 10 maanden, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, en dat de verdachte zal worden geplaatst in een inrichting voor jeugdigen.
De raadsman heeft naar voren gebracht –zakelijk weergegeven-:
De feiten 1 en 3 kunnen wettig en overtuigend bewezen worden. Ten aanzien van feit 2 wil ik opmerken dat er geen bewijs is voor het losknopen van de broek van het slachtoffer door verdachte. Mijns inziens is er derhalve geen sprake van feitelijke aanranding van de eerbaardheid.
Ten aanzien van de strafmaat verzetten verdachte en zijn ouders zich niet tegen het opleggen van de PIJ-maatregel. Met het oog op de uitvoering van deze maatregel en het feit dat verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd, verzoek ik de rechtbank de duur van de jeugddetentie te matigen.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en door en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf en maatregelen het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf en maatregelen gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving;
- de mate waarin het onder 1 en 2 bewezen verklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht bij de slachtoffers;
- het gewelddadig karakter van het bewezenverklaarde en de maatschappelijke onrust die mede daarvan het gevolg is;
- de jeugdige leeftijd van de verdachte.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank ten bezware van verdachte er rekening mee gehouden dat verdachte heeft erkend zich schuldig te hebben gemaakt aan een strafbare feit, terzake waarvan de officier van justitie heeft medegedeeld dat verdachte daarvoor niet afzonderlijk is of zal worden vervolgd, te weten een winkeldiefstal bij de Egelantier in Geleen, gemeente Sittard-Geleen op 20 juli 2005, waarbij hij een doppenset heeft gestolen (parketnummer 03/550598-05).
De redengeving van de op te leggen maatregelen
Het rapport van drs. K.T.E. Zászlós houdt voorts in -zakelijk weergegeven-:
Om de kans op herhaling in de toekomst te beperken is het wenselijk dat betrokkene een gedragsmatig georiënteerde vorm van behandeling krijgt geboden in een instelling voor jongeren met een verstandelijke handicap. In de behandeling is aandacht nodig voor zijn seksuele ontwikkeling en het delict. Het is van belang dat betrokkene meer verantwoordelijkheid neemt ten aanzien van zijn seksueel grensoverschrijdend gedrag. Zijn middelenmisbruik is een aandachtspunt. Daarnaast is het van belang dat hij gezagsverhoudingen leert accepteren en dat zijn identiteitsontwikkeling wordt bevorderd. De reeds jarenlang bestaande gedragsproblemen behoeven aandacht. Gezien de ernst van de aangetroffen problemen, de kans op herhaling, de onbegeleidbare opstelling van betrokkene tot nu toe en zijn leeftijd, kan een dergelijke behandeling slechts geschieden in het kader van een PIJ-maatregel.
Het rapport van mw. G.C.G.M. Broekman houdt voorts in -zakelijk weergegeven-:
Gezien de aard van de tenlastelegging, het gegeven dat onderzochte zich nog in een proefperiode bevond en het verband met de persoonlijkheidpathologie (de triade zelfkritiek, lijdensdruk en probleembesef is bij onderzochte in onvoldoende mate aanwezig), is een onvoorwaardelijk PIJ-kader geïndiceerd om het gevaar, zoals dit voortvloeit uit de stoornis, te kunnen bewerken. Rapporteur is van mening dat structurele veranderingen, die bij onderzochte noodzakelijk zijn om de kans op recidive te verkleinen, door middel van een gedragsmatige behandeling slechts binnen een PIJ-kliniek en dus met een dwangmaatregel te realiseren zijn, teneinde voornoemde veiligheid van personen te waarborgen.
Gezien de inhoud van vorenbedoelde rapporten en het beeld dat de rechtbank naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van de verdachte heeft gekregen acht de rechtbank termen aanwezig het advies op te volgen.
De rechtbank zal de verdachte plaatsen in een inrichting voor jeugdigen, nu twee van de door verdachte begane feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, zij op grond van het hiervoor overwogene van oordeel is dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen en het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte het opleggen van die maatregel eist, waarbij de rechtbank mede in aanmerking heeft genomen de ernst van de begane feiten.
De vorderingen van de benadeelde partijen
Ter terechtzitting zijn de formulieren, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] zich ter zake van hun vorderingen tot schadevergoeding als benadeelde partijen in het strafproces hebben gevoegd.
De benadeelde partij [naam slachtoffer 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan voornoemde benadeelde partij [naam slachtoffer 1] door het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De hoogte van deze immateriële schade wordt door de rechtbank naar billijkheid vastgesteld op een bedrag van € 1000,00.
Nu de verdachte onder meer ter zake van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer [naam slachtoffer 1], zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partij, aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten.
De benadeelde partij [naam slachtoffer 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan voornoemde benadeelde partij [naam slachtoffer 2] door het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De hoogte van deze immateriële schade wordt door de rechtbank naar billijkheid vastgesteld op een bedrag van € 250,00.
Het, met inachtneming van het hiervoor overwogene, nog resterende deel van de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 2], voor zover betrekking hebbend op de immateriële schade, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard, met dien verstande dat zij deze slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Het, met inachtneming van het hiervoor overwogene, nog resterende deel van de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 2], voor zover betrekking hebbend op de immateriële schade van het kind, zal worden afgewezen, daar de gestelde schade in zoverre ter terechtzitting niet is komen vast te staan, nu deze schade geen rechtstreekse schade door een hierboven bewezenverklaard feit betreft.
Nu de verdachte onder meer ter zake van de hiervoor onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens de slachtoffers [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partijen, aansprakelijk is voor de schade die door die strafbare feiten is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten.
De vordering tot tenuitvoerlegging
Ter terechtzitting is gelijktijdig behandeld de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging alsnog van 3 weken jeugddetentie, aan de verdachte opgelegd bij onherroepelijk vonnis van deze rechtbank d.d. 29 april 2005, gewezen onder parketnummer 03/050547-04.
De vordering voldoet aan de bij de wet gestelde eisen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte door hetgeen thans bewezen en strafbaar is verklaard zich voor het einde van de vastgestelde proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit en aldus de algemene voorwaarde heeft overtreden.
Bijzondere omstandigheden die aan de gevorderde tenuitvoerlegging in de weg zouden staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 24c, 36f, 45, 77i, 77s, 77v, 77gg, 180, 242, 246 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een jeugddetentie voor de duur van 9 maanden;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;
- legt op aan de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
- adviseert deze maatregel ten uitvoer te leggen in rijksinrichting Den Engh dan wel in een daartoe aangewezen andere rijksinrichting dan wel particuliere inrichting voor jeugdigen;
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1], [adres slachtoffer 1], te betalen een bedrag van € 1.000,00 (duizend euro);
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer 1], [adres slachtoffer 1], te betalen een bedrag van € 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 1 dag;
- verstaat dat toepassing van laatstbedoelde vervangende jeugddetentie de opgelegde verplichting tot betaling niet opheft;
- bepaalt dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] voormeld bedrag van € 1.000,00 heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de staat komt te vervallen;
- bepaalt dat, indien verdachte aan de verplichting tot betaling aan de staat van het bedrag van € 1.000,00 heeft voldaan, de verplichting tot betaling van dat bedrag aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] komt te vervallen;
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2], [adres slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 250,00 (tweehonderdvijftig euro);
- wijst de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] af ter zake de post van het kind;
- bepaalt dat de benadeelde partij [naam slachtoffer 2], [adres slachtoffer 2] voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij deze slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] in het kader van deze procedure gemaakt, alsmede in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer 2], [adres slachtoffer 2], te betalen een bedrag van € 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 1 dag;
- verstaat dat toepassing van laatstbedoelde vervangende jeugddetentie de opgelegde verplichting tot betaling niet opheft;
- bepaalt dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] voormeld bedrag van € 250,00 heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de staat komt te vervallen;
- bepaalt dat, indien verdachte aan de verplichting tot betaling aan de staat van het bedrag van € 250,00 heeft voldaan, de verplichting tot betaling van dat bedrag aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] komt te vervallen;
- gelast dat de voorwaardelijke straf, te weten jeugddetentie voor de duur van 3 weken, alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. P.E.C.M. Dahmen, voorzitter, kinderrechter, mr. M.A.M. van Uum en mr. R.M.P.G. Niessen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G. Biesmans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 maart 2006, zijnde mr. R.M.P.G. Niessen buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.