ECLI:NL:RBMAA:2006:AV7756
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- P.J.M. Bruijnzeels
- Rechtspraak.nl
Rechtsvermoeden van arbeidsovereenkomst en loonbetaling in het kader van artikel 7:610b BW
In deze zaak, die voor de Rechtbank Maastricht is behandeld, gaat het om een geschil tussen [Naam eiser] en TÈNCE! UITZENDBUREAU B.V. over de betaling van loon na beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De eiser, [Naam eiser], was werkzaam als verhuizer/bijrijder en vorderde betaling van een bedrag van € 13.124,86, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente, op basis van artikel 7:610b van het Burgerlijk Wetboek. Dit artikel bevat een rechtsvermoeden dat de bedongen arbeid in enige maand gelijk is aan de gemiddelde omvang van de arbeid per maand in de drie voorafgaande maanden, indien de arbeidsovereenkomst ten minste drie maanden heeft geduurd.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op 1 oktober 2000 tot stand is gekomen en dat [Naam eiser] per week wisselend aantal uren heeft gewerkt, met een gemiddeld aantal van 29,5 uur per week in de laatste drie maanden van 2004. De eiser betoogde dat hij recht had op een beloning van € 9,64 bruto per uur over 149 uur per maand, gebaseerd op zijn gemiddelde gewerkte uren. TENCE! voerde aan dat er geen onduidelijkheid bestond over de omvang van de arbeidsovereenkomst en dat de eiser zich niet beschikbaar had gehouden voor arbeid.
De kantonrechter oordeelde dat TENCE! de bewijslast had om aan te tonen dat de eiser op 8 maart 2005 telefonisch had aangegeven de arbeidsovereenkomst te willen opzeggen en dat hij in de maanden januari tot en met maart 2005 meer uren had aangeboden gekregen dan hij had gewerkt. De rechter bepaalde dat de zaak zou worden verwezen naar de rol voor akte houdende opgave getuigen, waarbij de getuigenverhoren in het gerechtsgebouw te Maastricht zouden plaatsvinden. Het vonnis werd uitgesproken op 22 maart 2006 door mr. P.J.M. Bruijnzeels, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.